Toronto is ‘een puber: nerveus maar vreselijk mooi’

In de Boekenweek reizen we naar Toronto. Met 200 nationaliteiten valt het niet mee voor Torontonians om een gezamenlijke identiteit te vinden. Afgezien van de haat tegen burgemeester Rob Ford. Een boekenportret. ‘Je hebt een hekel aan ons? Je bent niet de enige.’

Niemand houdt van een winnaar. Vooral Canadezen niet, beweert stadschroniqueur Joe Fiorito. Dus is zijn Toronto de stad they love to hate. Want die stad is ‘de rijkste, gemeenste, armste, koudste, goedkoopste en meest diverse metropool ter wereld’. En de bewoners hebben de ‘zachtste, handigste, hardste en grootste harten’ van iedereen. ‘Je hebt een hekel aan ons? Je bent niet de enige.’

Neometropool

Een van de grootste problemen om Toronto tot een populaire stad te maken is ‘dat het pas een geweldige stad zal zijn als het klaar is’. Nee, corrigeert Fiorito zichzelf, het is juist nu een geweldige stad, omdat hij niet klaar is. Ga maar na: elke dag verschuift de identiteit van de stad door weer een nieuwe golf immigranten. Elk jaar komen 160.000 nieuwkomers naar Toronto, terwijl 100.000 anderen vertrekken. Dat betekent elk jaar 60.000 extra mensen uit elk denkbaar land van de wereld. De helft van de inwoners komt uit het buitenland, verleid door de rust, de gunstige werkgelegenheid, de goede scholen en de afwezigheid van automatische wapens (zoals bij de zuiderburen). Door die nieuwelingen blijft Toronto een work in progress.

Cabbagetown

Fiorito vergelijkt in zijn boek Union Station zijn woonplaats met het New York van 1900, ‘een stad met open deuren naar de buitenwereld’. Niet dat die immigranten het zo makkelijk hebben. De journalist besteedt driehonderd pagina’s aan het portretteren van de kanslozen die tegen de klippen op een nieuw bestaan opbouwen. En met hun amper rendabele buurtwinkeltjes weer nieuwe culinaire specialiteiten aan de grotestadskeuken toevoegen. Zoals in de wijken Cabbagetown, Little Italy en Chinatown. Het zijn de kiezers van drugsaholic en antipoliticus Rob Ford.

Urbane alcoholist

Loop door de stad en je ziet overal sporen van een metropool die nog steeds aan de schokkerige groeistuipen van een puber lijdt. Overal wordt driftig gebouwd en verrijzen nieuwe wolkenkrabbers. Een gebouw uit 1910 is al snel een historisch monument. Neem het Gladstone, dat deel uit maakt van de revival van Queen Street West. Honderd meter verder struikel je over de alcoholisten, wat de eigenaren van dit boutique hotel er niet van weerhield een swingende zaak met galerie en poppodium te openen. Ook het Drake hotel in dezelfde straat probeert de urbane trendsetter binnen te halen (zeg maar de Rob Ford-hater). De tussenliggende laagbouw is ingenomen door leuke modewinkels, rare galeries en intieme pijpenlades, die dienst blijken te doen als restaurant.

In het centrum gaat het er wat minder lieflijk aan toe: daar heeft vrijwel alle oorspronkelijke bebouwing plaatsgemaakt voor financiële kolossen. Baas boven baas is de CN-toren, feitelijk een gigantische televisiemast die als blikvanger dient voor de skyline van Toronto. Handig als je de weg kwijt bent, die betonnen naald zie je overal.

Darren O’Donnell is duidelijk niet zo gesteld op deze breinaald. In de toekomstroman Your secrets sleep with me is het ding omver geknakt en in het Ontario meer gekukeld, waar het als een spontane brug naar buurstaat New York dient. Het helpt Amerikanen om de noodtoestand in hun land te ontvluchten. De chaotische wereld vol vluchtelingen, oproerpolitie en wanhopige autoriteiten wordt bij O’Donnell vooral door kinderen bewoond.

Puberstad

Zo is daar de 13-jarige James Hardcastle, door zijn moeder onbevlekt ontvangen, waardoor hij een aantal bovennatuurlijke gaven heeft. Of de 16-jarige Kaliope Vally, die op zoek gaat naar een familielid en voortdurend hoofdpijn krijgt als ze onderdrukking en onrechtvaardigheid ontmoet. Zij flirten met elkaar, doorzoeken de achterkant van de stad en treffen een Toronto aan dat door de schrijver wordt beschreven als ‘een puber, een beetje nerveus maar uiteindelijk vreselijk mooi, met een charmante onschuld’. Niet dat er geen verschrikkelijke dingen kunnen gebeuren in die stedelijke pubertijd: ijshockeyspelers neuken hun kinderfans, ouders verorberen hun kroost of bewaren ze in grote glazen potten.

Horror met Kurtz

Bij Timothy Findley zijn de contouren van de huidige stad iets makkelijker te herkennen. Als een Canadese variant op Tom Wolfes Bonfire of the Vanities heeft hij met Headhunter een satire op de welgestelde kringen geschreven. Genadeloos portretteert hij de decadentie van de rijken, die bij elke galerieopening op een relletje hopen en zich overgeven aan hun favoriete sport: raden wie met wie overspel heeft gespeeld. Het wordt allemaal een stuk vreemder als bibliothecaresse Lilah Kemp haar spirituele krachten op Joseph Conrads Heart of darkness loslaat. Daardoor ontsnapt romanpersonage Kurtz van pagina 92 en wordt de oerschurk opeens psychiater bij het instituut waar Kemp therapie volgt. Gelukkig krijgt ze hulp van ene Marlowe, die haar helpt Kurtz uit te schakelen. We zijn dan in een klassieke horrorroman beland, waarin de straten van Toronto vooral als achtergrond dienen voor verveeld in elkaar schuivende ledematen en vrouwtjes met heftige visioenen. Toronto is een stad ‘waar weinig schoonheid resteert – maar veel lelijkheid. Weinig natuur – maar veel leegheid. Er bestaat geen echte kunst – geen muziek – geen literatuur – maar alleen entertainment’.

De bouw van de stad

We zullen dit beeld maar als artistieke vrijheid beschouwen, want weinig steden kennen in werkelijkheid zoveel boekhandels en literaire festivals.

Van de gigant Indigo tot de prachtige Engelse winkel Nicolas Hoare, waar alle boeken in fraaie kasten staan uitgestald. (Helaas sluit Hoare per 1 april de deuren). Hoare heeft een bijzondere collectie van lokale beroemdheid Michael Ondaatje in huis. Die werd wereldberoemd door de verfilming van The English Patient, maar hier hebben we het over voorganger In the skin of a lion. Ondaatje gaat met In the skin of a lion terug naar de begindagen van zijn geliefde stad. Hij vertelt aan de hand van de levensgeschiedenis van Patrick hoe de stad gebouwd werd, de viaducten, de bruggen, de tunnels. Ondaatje richt zich niet op de politici en industriëlen, maar op de mannen die met gevaar voor eigen leven ondergronds dynamiet neerlegden om tunnels verder uit te graven. Dat Toronto is een onbarmhartige stad, waar immigranten op de rand van de hongersnood de steigers worden opgejaagd. Weinigen kunnen zo bloemrijk het werkproces beschrijven als Ondaatje. Zijn Patrick wordt verliefd op de maîtresse van de rijkste zakenman van de stad en zal zijn hele leven naar haar hunkeren.

Stadsarcheoloog

De kraamkamer van puber Toronto staat ook centraal in Michael Redhills Troost. En dan vooral het jaar 1856, toen het ene na het andere pand in Victoriaanse stijl werd gebouwd. Ene Jem Hallam reist vol goede moed vanuit Londen naar Toronto om daar een apotheek te openen. Maar de concurrentie blijkt moordend en Hallam moet op zoek naar een andere nering. Die vindt hij in de fotografie, samen met een portretfotograaf maakt hij een panorama van de stad.

Deze unieke glasplaten gaan verloren. Anderhalve eeuw later probeert stadsarcheoloog David Hollis die foto’s te redden, hij vermoedt dat ze diep onder een bouwput liggen. Niemand gelooft hem, gedesillusioneerd pleegt Hollis zelfmoord. Zijn weduwe zet zijn werk voort. Redhills blinkt vooral uit in zijn beschrijvingen van het oude Toronto, met Hallam als een naïeve Thomas Roosenboom-achtig personage. Het verleden is niet dood, het bevindt zich altijd onder ons. Een stad mag verder groeien, dat verleden verdwijnt nooit helemaal. Onder de financiële wolkenkrabbers liggen vele verhalen verscholen.

Humor in de metro

Zijn alle boeken over de stad aan Lake Ontario zo somber? Nee, Robert Hough vindt de nodige humor in de metro van de stad. Ict-man Hank bewaakt in The Culprits elke nacht de computers van een groot bedrijf. Als hij in de ochtendspits voor een metro wordt geduwd, overleeft hij ternauwernood. Hank besluit alleen nog zijn geluk na te jagen en bestelt via internet een Russische importbruid. Helaas haalt hij met Anya ook de Tsjetsjeense vrijheidsstrijd in huis. Zij probeert zich te nestelen in Hanks buitenwijk, maar kan haar familie niet vergeten. Met zijn vrolijke schrijfstijl jaagt Hough ons door zijn absurdistische plot heen. Zijn Toronto is een wereldstad die de rest van de wereld niet kan negeren.

‘We bemoeien ons met onze eigen zaken’, schrijft Fiorito hierover, ’en soms met die van jou. We werken hard. We zijn bang om stil te staan. We waren bang voor SARS, maar raakten niet in paniek. De lichten gingen uit kort na de epidemie, toch bleven we kalm en sloegen niet aan het plunderen, misschien omdat we voor het eerst in mensenheugenis naar boven konden kijken en de sterren zien. Jij zou op ons lijken, als je hier zou wonen’.

Joe Fiorito: Union Station

Darren O’Donnell Your secrets sleep with me

Timothy Findley: Headhunter

Michael Ondaatje: In the skin of a lion

Michael Redhill: Troost

Robert Hough: The Culprits

 

Mijn gekozen waardering € -

SmaakMaker Dirk Koppes proeft en fileert het culturele klimaat. Deze AlbertHeijnHater was hoofdredacteur van Carp, chef cultuur bij De Pers, en schreef een reisboek over Cubaanse jongeren. Hij selecteert verplicht lees- , proef- en kijkvoer.