Brazilianen noemen zichzelf wel eens schertsend ‘een beschaving van krabben’ – dit omdat de meesten van hen in een dunne strook langs de kust wonen. Rio de Janeiro, Salvador, Recife, Porto Alegre,, Fortaleza, Belém – het zijn allemaal kuststeden. Ook São Paulo ligt (als het verkeer meezit) op slechts twee uur rijden van het strand. Belo Horizonte, Manaus en Brasília zijn de enige steden van formaat in het uitgestrekte binnenland – en de laatste in dat rijtje werd zelfs speciaal gepland om die enorme leegte te bevolken.
O interior (letterlijk ‘het binnenland’, maar ook te beschouwen als synoniem van ‘het platteland’) neemt in de Braziliaanse psyche een speciale plek in. Miljoenen zijn er ooit vandaan gevlucht – weg van de droogte, op zoek naar de vrijheid van de stad – en zijn vastbesloten nooit meer terug te keren, maar minstens zovelen hebben elke dag heimwee.
Rijdend over weggetjes van stoffige rode aarde (zoals hier in de Chapada Diamantina, de hooglanden van de deelstaat Bahia) zou je soms denken dat het binnenland volledig ontvolkt is. Dat is ook weer niet het geval – maar tussen de slaperige stadjes liggen vaak tientallen, soms honderden kilometers akkerland, wildernis of oerwoud. Een grote leegte waar mobieltjes geen bereik hebben en waar radiozenders uitsluitend música sertaneja (Braziliaanse country and westernmuziek) draaien – maar waar de hemel ’s nachts vol sterren staat en waar het knipperen van een eenzame satelliet soms het enige teken van het bestaan van de mensheid is.
Het mag dan ook geen wonder heten dat de woorden ‘o interior’ voor veel Brazilianen een mysterieuze, bijna magische bijklank hebben. Het binnenland is een onuitputtelijke bron van verhalen over bovennatuurlijke wezens en buitenaardse bezoekers, van bijgeloof, huismiddeltjes en volkswijsheden.