Nooit werden er tijdens een wereldkampioenschap voetbal zulke lange afstanden afgelegd als tijdens het huidige WK. Niet alleen is het gastland immens groot, maar het toernooi vindt op aandringen van de Braziliaanse regering plaats in maar liefst twaalf verschillende steden – vier meer dan wereldvoetbalbond FIFA gewild had. De afstand tussen de twee verst van elkaar verwijderde speelsteden, Porto Alegre en Fortaleza, bedraagt 3.219 kilometer: ongeveer zo ver als van Amsterdam naar Damascus.
Alleen de Belgen troffen het: de Rode Duivels speelden in de groepsfase in Belo Horizonte, Rio de Janeiro en São Paulo – steden waartussen een reis per bus of huurauto goed mogelijk is. Supporters uit alle andere deelnemende landen werden geconfronteerd met afstanden die alleen per vliegtuig te overbruggen zijn. Oranjefans weten er alles van: van Salvador naar Porto Alegre was het bijna vijf uur vliegen, van Porto Alegre naar São Paulo twee uur en van São Paulo naar Fortaleza, waar Oranje zondag tegen Mexico speelt, drie en een half uur.
Donkere bunkers
Gezellig zijn Braziliaanse vliegvelden nooit geweest: de meeste werden gebouwd in tijden dat kaal beton in de mode was. Sinds het begin van de eenentwintigste eeuw barsten deze donkere bunkers, beheerd door het logge staatsbedrijf Infraero, echter uit hun voegen. Door de opkomst van lagekostenmaatschappijen is vliegen ook in Brazilië gemeengoed geworden: tussen 2002 en 2012 groeide het binnenlandse luchtverkeer met maar liefst 164%.
Nalatenschap
Dat ’s lands verouderde luchtvaartinfrastructuur wel eens het grootste knelpunt van het WK van 2014 en de Olympische Spelen van 2016 zou kunnen worden was ook de Braziliaanse politiek duidelijk. Drie en een half jaar geleden besloot de linkse coalitieregering van president Dilma Rousseff een aantal grote vliegvelden, waaronder de internationale luchthavens van São Paulo en Rio de Janeiro, te privatiseren; de luchthavens van de overige speelsteden moesten in allerijl worden gerenoveerd. Bij Natal, in het noordoosten van het land, werd een compleet nieuw vliegveld uit de grond gestampt.
De vernieuwde luchtvaartinfrastructuu is een van Dilma Rousseffs paradepaardjes als ze het over de ‘nalatenschap’ van het WK heeft: ’Geen enkele buitenlandse toerist zal, bij terugkeer uit Brazilië, in zijn bagage een stadion of een luchthaven meenemen. Die blijven van ons,’ zei de Braziliaanse president vlak voor het WK.
Werk in uitvoering
Het vertimmeren van ’s lands luchtvaartinfrastructuur, waarmee een bedrag van naar schatting 2,3 miljard euro gemoeid is, werd een race tegen de klok. Zowel de nieuwe terminal van GRU Airport (zoals de in 2012 geprivatiseerde internationale luchthaven van São Paulo zichzelf tegenwoordig noemt) als het nieuwe internationale vliegveld van Natal kwamen slechts weken voor het begin van het WK af. In de nieuwe terminal van GRU Airport ontbrak bewegwijzering; op de nieuwe luchthaven van Natal konden de eerste vijf dagen geen internationale vluchten landen omdat er nog geen douane was. Uit angst dat de werkzaamheden niet op tijd klaar zouden zijn werd in mijn standplaats Salvador eerder dit jaar de verbouwing van de vertrekhal stopgezet.
Proef op de som
Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik, als ik in de tweede week van het WK in deze slechts voor de helft verbouwde vertrekhal incheck voor een vlucht naar São Paulo, in een ellenlange rij terechtkom. Een verdieping lager is de situatie zorgelijker: slechts vier uur voor het begin van de wedstrijd tussen Frankrijk en Zwitserland, een kleine dertig kilometer verderop, staan honderden Franse en Zwitserse fans in een overvolle aankomsthal op taxi’s te wachten. Borden met de tekst ‘Sorry for the disorder. We are building a new airport’ verwelkomen hen.
Het in groengele shirtjes gestoken personeel van lagekostenmaatschappij Gol blijkt echter prima opgewassen tegen de extra werkdruk die het WK met zich meebrengt; ook al moet ik een half uur in de rij staan om mijn bagage in te checken, ik haal mijn vlucht en kom eerder dan verwacht aan in São Paulo. Ik heb meer geluk dan de tientallen voetbalfans die een paar dagen eerder wedstrijden misliepen omdat de luchthaven Santos Dumont in Rio de Janeiro, die vooral voor binnenlandse vluchten gebruikt wordt, wegens mist gesloten was.
Internationale eenheidsworst
Vijf dagen later, op de terugweg, neem ik een kijkje in de nieuwe internationale terminal van de luchthaven van São Paulo. Die is strak en modern en doet niet alleen daarom on-Braziliaans aan: Starbucks, Pizza Hut en Crêpe de Paris geven GRU Airport een air van internationale eenheidsworst. Even komt de gedachte bij me op dat de belangrijkste nalatenschap van het WK van 2014 wel eens een hogere mate van globalisering in een relatief op zichzelf gericht land zou kunnen zijn, maar mijn vlucht terug naar Salvador taxiet nog over de startbaan als ik me realiseer dat Brazilië wat wereldburgerschap betreft nog een lange weg te gaan heeft. ‘Please pay close attention to the safety procedure, which will only be presented in Portuguese,’ klinkt het zonder verdere uitleg in het Engels in een vliegtuig waarin tientallen buitenlandse voetbalfans zitten.
Bij aankomst in Salvador blijkt ook dat de infrastructurele problemen in de Braziliaanse luchtvaartsector nog lang niet opgelost zijn: honderden passagiers verdringen zich daar rond twee lopende banden die in één klap de bagage van vier kort na elkaar gelande vluchten voor hun kiezen krijgen.