Ik had het tien jaar niet meer gedaan en nog nooit met kinderen. Weken vantevoren kocht ik gebloemde bekers en gestipte borden, droomde van knapperige baguettes, verse croissants en pruttelende koffie in de Franse ochtendzon. Aangekomen op de plek van bestemming bleek mijn romantische kampeerdroom te bestaan uit 382 kinderen in een zwembadje. 'Dit was toch een kleine camping?' vroeg de man met een gezicht als een donderwolk. Twee uur en veel gevloek, gezweet en geruzie later ('Dat hele kamperen was toch jouw idee? Dan zet jij dat ding ook maar verder op!') stond de leentent. Die nacht viste ik mijn dochter vier keer ondersteboven uit het tentdoek, één meter tien bleek wat te klein voor een luchtbed, zeker als je tent op een heuvel staat. Om vier uur ’s ochtends begon het te stortregenen, de baguette aten we opgepropt op de grond in de tent.
Opvouwbare afwasteiltjes
Rillend checkte ik een paar uur later het weerbericht in het campingrestaurant, de enige plek met een dak en wifi. De eigenaresse grapte dat ze met deze temperaturen mooi kon oefenen voor een wintercamping. Ik lachte niet, maar keek vol afschuw naar de andere campinggasten die gestoken in regenpakken monter met hun kekke, opvouwbare afwasteiltjes over de camping huppelden. Ik zag gezinnen lachend in de voortent dobbelspelletjes doen. Vrouwen zingend onder de luifel hun benen epiladyen. Kinderen dansen in de modder. We hadden geen regenjassen bij ons. Geen rubber laarzen. Geen joggingpakken. Outfits die niet pasten in mijn romantische kampeerbeeld. Na twaalf uur zeikende regen wilde ik alleen nog met een fles wijn in mijn slaapzak liggen (wat ik, als er geen minderjarigen bij waren geweest, zeker had gedaan.)
Snob
Nog eens 24 uur later was het eindelijk droog. Die middag zag ik mijn dochter uitgelaten in haar nakie door de wei rennen en mijn zoon met vier verse ‘beste vrienden’ rondracen op een skelter. Overspoeld door geluksgevoelens nam ik een slok van mijn lauwe biertje toen ik iets harigs tegen mijn mond voelde. Hysterisch spuugde ik een wesp op de grond en trok, na een half uur durende zoektocht naar de kurkentrekker, de rosé open. De couscous bedoeld voor de avondmaaltijd bleek bestormd door een kolonie mieren en die nacht barst het onweer los. Elke tien seconden werd de tent verlicht door een hevige bliksemflits. Ineengedoken in mijn slaapzak vroeg ik me af wat er was gebeurd met die vrouw die een paar jaar geleden sliep in de Indiase woestijn, wild kampeerde in het Peruaanse Andesgebergte en haar tent opzette tussen de nijlpaarden in Oeganda. Kampgenoten die achter mijn tent hun darmbacterie eruit kotsten, en tussen de vliegen in een gat in de grond: het deed me allemaal niks. Waarom komt er dan nu stoom uit mijn oren bij het horen van andermans wc-geluiden en ontplof ik als het schuim van een douchende campinggenoot tussen mijn tenen doorloopt? Ben ik de ontberingen ontgroeid? Kan ik niet meer tegen een gebrek aan privacy nu ik kinderen heb? Of ben ik inderdaad een snob geworden, zoals mijn man na een week gezucht en gesteun concludeerde.
Ik zocht het antwoord bij mijn medekampeerders en ontdekte de vijf belangrijkste kenmerken van de BHKM’er (Blij Huppelende Kamperende Menssoort):
1. Kort haar
Vrijwel alle BHKM’ers van het vrouwelijke soort hebben kort haar. Dat scheelt niet alleen tijd, er hoeft ook geen borstel, crèmespoeling of föhn mee. Veel kortharige, vrouwelijke BHKM’ers complementeren een kort kapsel overigens met een (felgekleurd, ietwat hoekige) bril, lenzen zijn natuurlijk teveel gedoe op de camping. Jurken, mascara en hakken blijven vanzelfsprekend ook thuis. Kamperen doe je in een korte broek met daaronder bergschoenen danwel teva’s, of je nou man, vrouw of kind bent.
2. Opvouwtalent
Enorme slaapzakken, tenten en luchtbedden moeten nauwkeurig worden opgevouwen om weer in hun minuscule opbergzakjes te passen. Dit vereist behalve enorm veel opvouwtalent ook geduld, nog een eigenschap van BHKM'ers die ik mis. Ook picknicktafels, gasstellen, stoelen, afwasteilen en zelfs de vergiet en zaklamp: alles wordt door BHKM'ers supersnel en op voor mij onbegrijpelijke wijze teruggebracht tot minimale afmetingen.
3. Groot liefhebber van alle diersoorten
Mieren, wespen, muggen, vliegen, spinnen, oorwurmen: ze zitten allemaal in de tent. BHKM’ers pakken al deze diertjes liefdevol op en zetten ze ergens anders neer. Dat deze insecten ook in het ontbijt, de lunch, het avondeten, de limonade en het bier zitten doet BHKM'ers ook niets. Terwijl ik met hysterisch wapperende armen rondrende wegens een wespenaanval tijdens het ontbijt, en al het zoete beleg van tafel verbande, zaten de BHKM'ers totaal sereen op hun baguette met jam te knabbelen.
4. Groot liefhebber van alle medekampeerders
BHKM’ers houden veel van andere kampeerders. Ze helpen elkaar met tent- en inpakvraagstukken, passen op elkaars kinderen en zijn altijd in voor een praatje. Over het weer of een gemaakt uitstapje, maar vooral over hun nieuwste campinggadget. Uren kunnen ze praten over het superlichtgewicht, multifunctionele inklapbare stoeltje dat ze bij zich hebben.
5. Passie voor handenarbeid
De tent opzetten. Afwassen met een borstel. Afdrogen met een theedoek. De was ophangen met wasknijpers. De tent vegen met een bezem. BHKM’ers draaien er letterlijk hun hand niet voor om. Sterker nog, ze hebben zichtbaar plezier in al dit handwerk, en kletsen ondertussen honderuit over het nieuwste superlichtgewicht, multifunctionele, inklapbare stoeltje dat ze bij zich hebben.
Na drie weken concludeer ik dat BHKM’er worden er voor mij waarschijnlijk niet inzit. Gelukkig voor snobs zoals ik bestaat het fenomeen glamperen. Ik boek vast voor de zomer van 2015.