De rij met LED-lampjes die voor de ogen van Johan Schuurman heen en weer bewogen, is uitgegaan. De politieman is zojuist door de therapeut gevraagd om tijdens het flikkeren van de lampjes te denken aan de aanrijding. Kort daarvoor moest hij het beeld dat hij daarvan had tekenen. Tijdens het volgen van de lampjes met zijn ogen, wordt hem gevraagd het beeld dat hij tekende voor ogen te houden.
Johan moet er even zijn best voor doen, maar dan ziet hij weer vaag de contouren van haar gezicht, bij het ongeluk waarvan ze het slachtoffer werd. Zo aardig en jong, en dan nu dood. Het kassameisje uit zijn supermarkt, waar hij altijd graag bij in de rij stond, omdat ze zo vrolijk was. Het moment dat hij haar levenloze lichaam tijdens zijn werk aantrof onder een vrachtwagen, verongelukt, en verminkt. Johan ervaart onmacht, schuld, verdriet, pijn en boosheid. Hij voelt zich weer rechtstreeks bij alle ellende betrokken.
Maar in tegenstelling tot dertig jaar geleden, komen nu wel de tranen van hulpeloosheid en vooral de boosheid over zoveel onrecht naar boven. In de loop van de behandeling wordt dat minder. Af en toe gaat de rij met LED-lichtjes uit, en wordt Johan gevraagd hoe het beeld eruitziet dat hij in gedachten heeft, en hoe hij zich voelt. Het effect is dat Johan dit beeld langzamerhand niet meer voor de geest kan houden. Tot het zo blijft.
Pijn en ellende
Na een kwartiertje behandeling keert Johan weer terug uit zijn mentale staat. Hij zit in de behandelkamer van zijn therapeut in het Centrum ’45. De therapeut heeft hem teruggehaald uit de situatie en hem gedwongen om er met een helikopterview naar te kijken. Het is bedoeld om hem de zaak opnieuw te laten overzien en extra aandacht te hebben voor zijn rol in het geheel. Wat was zijn invloed op de situatie? Was hij wel bij machte geweest om de omstandigheden te keren? Zou het anders zijn geweest zonder zijn aanwezigheid?
‘Ik verliet zo in mijn gedachten de plaats van het ongeval en voelde een vreemd soort rust over me heenkomen’, vertelt Johan over zijn behandeling. ‘Eigenlijk was ik maar een pion in het geheel geweest. Meer dan ter plaatse zijn en de situatie zo goed mogelijk beschrijven was eigenlijk niet mogelijk geweest. Ik had geen enkele invloed kunnen hebben op de pijn en ellende waar ik getuige van was geweest. De behandeling zorgde ervoor dat ik me later niet meer zo sterk onderdeel voelde van de gebeurtenis. Ik heb er op die manier afstand van kunnen nemen. Ook nu nog kan ik in mijn herinnering niet meer terugkeren naar de momenten die zo spannend waren.’
De behandeling was voor Johan trouwens niet vanzelfsprekend. Hij omschrijft zichzelf als ‘niet zo’n goedgelovige Thomas’. Toen de therapeut dan ook voorschreef om EMDR in te zetten, stond hij daar sceptisch tegenover. ‘Maar ik voelde me eerlijk gezegd zo slecht, dat ik alles aangepakt zou hebben.’
Johan onderging zijn behandeling bij Centrum ’45, omdat hij een zwaar geval van PTSS had, waarin de reguliere therapie geen soelaas biedt. Centrum ’45 behandelt vooral oorlogsgetroffen, sindskort heeft ze ook een programma voor politiemensen met een ernstige stress-stoornis.
Kwaad zonder reden
Als Johan terugkijkt op hoe zijn stress-stoornis moet zijn ontstaan, komt hij tot twintig dienstjaren – van in totaal vijfendertig – waarin hij in aanraking is gekomen met schokkende gebeurtenissen. Wat is er in al die jaren met me gebeurd, vroeg hij zich af? Naar later bleek, vertoonde hij al langer een groot aantal symptomen van PTSS. ‘Ik was een in mezelf gekeerde man geworden, die mensen afstootte. Ik kon me slecht concentreren en ik werd soms kwaad, zonder aanwijsbare reden. Ik had last van hartkloppingen en ik sliep ontzettend slecht. Ik was ongeïnteresseerd, de toekomst liet me koud en naar later bleek kende ik ook geen angst meer. Er was dus geen prikkel meer die mij zou kunnen remmen in mijn handelingen. Dat was levensgevaarlijk.’
'Naar later bleek kende ik geen angst meer. Dat was levensgevaarlijk'
Op Johans werk ging het op een zeker moment daarom ook erg slecht. Hij vergat dingen, wantrouwde zijn omgeving. ‘Ik voelde dat er steeds meer druk in me werd opgebouwd, terwijl ik er niet mee om kon gaan. Ik werd somber en depressief. Ik zag het niet meer zitten, wilde niet meer. Mijn vader draaide in die tijd het ziekenhuis in. In dezelfde tijd moest ik ook nog eens bij de rechtbank verschijnen, waar ik persoonlijk failliet werd verklaard. Ik heb geen idee meer wat ik op de rechtbank heb gezegd of heb gedaan. Mijn geheugen heeft mij in die tijd volledig in de steek gelaten. Ik hield het niet meer, en stortte volledig in elkaar.’
Tot een psychiater van de RIAGG in 2005 PTSS bij Johan constateert. ‘Die was er binnen tien minuten uit’, vertelt de politieman. ‘Hij zei: “Mijnheer Schuurman, u heeft een posttraumatische stress-stoornis. Ik vind u dusdanig ziek dat ik u medicatie voorschrijf en ik stel voor dat u in aanmerking gaat komen voor een behandeling.”’ Johan: ‘Op dat moment was ik volledig murw. Alles wat ik had was weg, en ik wist niet wat me stond te gebeuren. Ik leefde van uur tot uur, mijn geheugen was kapot, mijn zelfvertrouwen nul komma nul, en vooral mijn vertrouwen in het leven was zoek. Gelukkig was mijn vrouw sterk. Zij hield mij overeind.’
Emoties kwijt
Nadat politieman Jos Hermans een zware longontsteking had opgelopen, omdat hij had doorgewerkt terwijl hij eigenlijk ziek was, riep de huisarts hem ter verantwoording. Die vroeg hem waar hij mee bezig was en hoe oud hij wilde worden? De Limburger was in die periode twintig kilo te zwaar, dronk te veel, zijn bloeddruk was hoog en hij had geen adem meer. ‘Na de diensten die ik draaide was ik ’s avonds helemaal uitgewoond. Mijn energie was zo beneden peil, dat ik zelfs mijn hobby’s als werk ging zien, terwijl dat juist ontspanning had moeten zijn. Als ik in de auto stapte voor een vakantie, moest ik aan mijn vrouw vragen welke kant we eigenlijk op gingen. En als we dan eenmaal in Frankrijk op zo’n camping aan waren gekomen, was ik een week aan het slapen.’
Jos was toen heel vlak: ‘Ik lachte of huilde niet meer, het was of ik mijn emoties kwijt was geraakt. Alles gaat van tak tak, je wordt heel kortaf, niks maakt je nog blij of verdrietig. Dat heb ik achteraf wel als het ergste ervaren. Ook in de richting van mijn gezin. Zij hebben het niet als dusdanig ervaren, zo van de ene op de andere dag. Wel dat ik kort aangebonden was, heel snel furieus. Ik ben diverse keren ontploft. Ik had ruzie met mijn vrouw om niets, gooide dan met de deuren, en verdween met de auto. Er blijkt dan dat je niet alleen bij de politie bent, nee, je hele gezin is erbij. Hoeveel echtscheidingen, hoeveel zelfmoorden hebben er wel niet plaats gehad? Hoeveel huiselijk geweld, of tikken die worden uitgedeeld, of uitspattingen, noem maar op? In clubs kwam ik tijdens het werk ook wel eens collega’s tegen die ik daar nooit had verwacht. Uit frustratie zaten ze daar, om hun ego wanhopig op te vijzelen. Gelukkig realiseerde ik me op dat moment wel dat dit niet klopte. Dat besef had ik wel.’
‘Bij het eerste gesprek stortte ik al in. Mijn vrouw schrok ervan’
Het was een drama met een brand waarin zes kinderen om het leven waren gekomen, en waarbij Jos naar de lijkschouwing moest, dat het hem te veel werd. Hij werd gediagnosticeerd met PTSS. Ook hij werd daarvoor behandeld, via het herbeleven met behulp van EMDR. ‘Ik had een behoorlijke tik opgelopen. Het roer moest om. Gelukkig kreeg ik zelf het inzicht dat er iets moest veranderen. Nu is het afgelopen, heb ik op een bepaald moment tegen mezelf gezegd.’
De baas reageerde gelukkig goed. Hij accepteerde Jos’ weigering, en zo kwam hij bij het bedrijfsmaatschappelijk werk terecht. ‘Ik had daar meerdere gesprekken, en kwam erachter dat ik er alleen nooit uit zou komen. Ik kreeg een intakeformulier voor een traumacentrum in Amsterdam. Ik kreeg een briefje terug, waarin stond dat ik me onmiddellijk moest melden. Bij het eerste gesprek stortte ik al in. Mijn vrouw schrok ervan.’
Doodgaan is normaal
Arthur van der Vlies had nooit gedacht dat hij getroffen zou worden door PTSS. Hij wist wel wat PTSS was, maar hij zou het toch niet krijgen? ‘Ik was toch groot en sterk en ik had alles toch al gezien? Alles in mijn werk leek me normaal: als iemand doodgaat, door een aanrijding, een schiet- of steekpartij, een volwassene, of een kind. Ik dacht dat we daarvoor opgeleid waren, geselecteerd. Waar anderen voor weglopen, dat behoren wij op te pakken, hoe vies of vervelend de klus ook is.’
Nadat Arthur tijdens het pannenkoekenbakken in razernij was ontstoken, en een aantal weken thuis bleef, ging het in plaats van beter, eerst alleen maar slechter met hem. Hij ging slechter slapen en werd wakker van nachtmerries en herbelevingen. ‘Die herbelevingen waren soms zo realistisch dat ik gillend en schreeuwend wakker werd, of wakker werd gemaakt door mijn vrouw. Ik stond soms midden in een vechtpartij en was dan aan het slaan en het schoppen. Ik kon door een geluid worden teruggehaald naar het dodelijk ongeval met het kindje dat ik had meegemaakt. Af en toe als ik bij iemand naar binnen stapte, was ik ineens weer in de woning waar ik had gereanimeerd. In mijn hoofd.’
Levensecht
Arthurs hersenen speelden dan gewoon de situatie nog een keer af. ‘Dat was dan zo levensecht, ik kon me herinneren wat er op tafel stond, welk tapijt er op de vloer lag, hoe mensen eruitzagen. Terwijl die zaken zich soms 18 jaar terug hadden afgespeeld.’ Arthur ging ook niet meer naar verjaardagen, omdat de herrie daar hem terugbracht naar incidenten waarbij veel lawaai was geweest. ‘Ik had daardoor minder contact met vrienden en met collega’s. Ik weet dat ik ze heb verwaarloosd in dat jaar. Soms zat ik in een hoekje te huilen over de dingen die ik had gezien en meegemaakt. Je kunt dan niet uitleggen hoe je je voelt.’
Arthur stelt vast dat de stress die hij opbouwde, naast de incidenten die hij meemaakte, ook ontstond door onvrede over de organisatie waar hij werkte. ‘Dan bedoel ik het onbegrip van chefs, de korpsleiding, over wat wij doen. En het onbegrip en de agressieve houding van burgers in onze richting. Al dat soort zaken kwam op een gegeven moment bij elkaar. Ik kwam daardoor in een neerwaartse spiraal, die ik zelf bijna niet meer kon doorbreken. Het lukte me haast niet meer om positief te zijn, iets wat ik altijd goed heb gekund.’
De gesprekken met de psycholoog die Arthur zag deden hem goed. Na een aantal sessies werd ook bij hem geconstateerd dat hij PTSS had. ‘Het was voor mij een klap in mijn gezicht, maar toch ook een opluchting. Eindelijk had datgene wat ik had een naam. En daarna leerde ik dat PTSS te behandelen was, hoewel het een zware, lange weg zou gaan worden.’
'Ik leerde dat PTSS te behandelen was, hoewel het een zware weg zou gaan worden'
Een gespecialiseerde psychologe liet Arthur kennismaken met EMDR. ‘Niemand weet nog exact hoe het werkt, maar bij mij was het effectief. Ik merkte toen dat heel veel dingen mij dwars zaten. Ik schreef incidenten op. Het waren er veel meer dan ik had gedacht. Incidenten waarvan ik dacht dat ik ze al was vergeten, maar die wel weer naar boven kwamen. Daardoor kreeg ik weer last van flashbacks en nachtmerries. Maar door de hulp van psychologen kreeg ik mijn leven weer terug.’
Dit artikel is een bewerking van een hoofdstuk uit het boek ‘Onder spanning, Werken bij de politie’ door Joost van der Wegen, uitgeverij Crimesite, november 2013. Het boek is te bestellen bij de boekwinkel en via Bol.com.
Volg Joost van der Wegen ook op Blendle/Cafeyn en Twitter.