I. Hooimeijer, beschuit- en banket
In de documentaire ‘Aan ons den Arbeid’ van Jeroen van Bergeijk, leren we Mohammed El-Ghazi kennen als een betrokken, emotionele man. Centraal in de film, uit 2012, staat Hooimeijer bv, de beschuit- en banketfabrieken in Barendrecht waar de eerste generatie Marokkaanse gastarbeiders in de jaren zestig van de vorige eeuw met open armen werd ontvangen.
Nederlandse werknemers om deeg te kneden, te snijden en te sjouwen waren niet eenvoudig te vinden. Zeker niet onder de toenmalige omstandigheden, een krappe arbeidsmarkt heette dat.
Geslapen werd in het ‘Marokkanenpension’ of in een barak op het terrein van de fabrieken zelf; werkdagen van zestien uur waren geen uitzondering.
Hooimeijer was een lage lonenbedrijf, dus de ‘goede Hollanders’ werkten ergens anders, zegt een voormalige beschuitchef in de documentaire. Bovendien, jongens uit Rotterdam waren fanatieke Feyenoord-supporters. Als Feyenoord verloor, dan waren ze ziek. En als Feyenoord won, dan werden ze dronken. Dus was de beschuitchef alleen gebaat bij een gelijkspel, zegt hij. Anders moest hij naar het Marokkanenpension om snel nog een paar mensen te halen.
Snijmachinist Mohammed El-Ghazi, de vader van de jonge Ajacied Anwar El-Ghazi, is één van de voormalige Hooimeijer-werknemers die in de documentaire trots vertelt over de beschuitfabriek.
'Ik was deegmaker en hier stonden de deegmachines,' zegt El-Ghazi om zich heen wijzend, als we hem statig door lege fabriekshallen zien lopen. ‘We kneedden alles met de hand. We tilden zelf de zakken meel op. Je deed er water in, en eieren. 400, 500 kilo meel moest ik optillen. Alles ging met de hand. Nu is alles automatisch, alles elektronisch.’
Ook de onderlinge verhoudingen zijn veranderd, zegt El-Ghazi senior.
‘In die tijd waren we vrienden met de Hollanders. Er stonden gewoon melkflessen bij de mensen voor de deur. Ze verkochten spullen vanuit een busje en die zetten ze gewoon op straat. Dat zou nu niet meer kunnen, er is veel veranderd.’
Het is jammer dat het niet meer is zoals in de jaren zeventig. Ik werk nu in Dordrecht. Ik lever goed werk, maar laatst kwam er een Nederlandse vrouw langs. Ze zei, ga jij maar terug naar je eigen land. Ik stond versteld. Dat had nog nooit iemand tegen me gezegd. We zijn samen naar de chef gegaan. Ze zei, het spijt me. Dat had ik nooit mogen zeggen. Waarom deed ze dat? Ze zei, jongens uit Ridderkerk hebben gisteren de auto van mijn zoon gestolen. En ze scheerde meteen alle Marokkanen over één kam. Maar dat is dus niet terecht.’
Dansen deed de vader van Anwar in de Alcazar, een plaatselijke discotheek. ‘Er was helemaal geen racisme,’ zegt Mohammed El-Ghazi. ‘Niet zoals nu. We bleven daar vaak tot de vroege ochtend. De ouderen in het pension vonden dat niet zo leuk omdat we ze dan wakker maakten. En zij moesten gewoon weer werken.
‘Op een dag was ik vroeg opgestaan om te gaan werken. En trof ik twee collega’s, die net terug waren. Ze hadden zich ziek gemeld. Ze zeiden, waar ga je naartoe? Ik zei, ik ga werken. Ze zeiden, heb je het niet gehoord dan? Nou, nee. Wat is er dan gebeurd? Zij: Bob Marley is overleden. Ik zeg, niks mee te maken, met Bob Marley. Ik ga gewoon werken. Ze hadden zich ziek gemeld omdat Bob Marley was overleden… Dat begreep ik niet helemaal. Ze hielden blijkbaar veel van Bob Marley.’
Ze hielden blijkbaar veel van Bob Marley
Mohammed El-Ghazi wijst naar een lege ruimte. ‘Hier was een kantoor, het kantoor van de chef. Ik klopte op de deur. Ik zei, hé chef. Hij zei, kom binnen. En ik liep op de chef af. Ik zei, we hebben bijna Suikerfeest. Kan ik een snipperdag krijgen? Hij zei nee. Maar hij had nog nooit nee tegen me gezegd. Toen ik wegging, was ik heel kwaad en ik sloeg de deur keihard dicht. Ik had het niet eens door, maar de deur was kapot. Een glazen deur. De volgende dag kwam de baas vragen waarom ik die deur kapot had gemaakt. Ik zei, sorry, dat was fout van me. Ik betaal hem wel als het moet, als die deur niet verzekerd is. Maar toen zei hij, geeft ook niet. Als je het maar nooit meer doet.’
Het zal niet bij dit ene verhaal over een kapotte deur blijven…
Ook krijgen we in de documentaire ‘Aan ons den Arbeid’ antwoord op de vraag hoe Mohammed El-Ghazi sowieso een bestaan in Nederland heeft kunnen opbouwen, dus ook zijn kinderen.
‘Ik kwam vanuit België en ik had werk, maar eigenlijk was ik illegaal. Op een dag kwam de chef naar me toe. Hij zei: El-Ghazi, er heeft iemand gebeld, die beweert dat je geen papieren hebt. Hoe zorgen we dat je wel papieren krijgt? Ik zei, ik ken een meisje. Ze woont in Utrecht. Ik ga naar haar toe en vraag of haar vader me zijn dochter wil geven. Vervolgens zat ik daar elke zaterdag. Dat meisje wilde wel en ik heb hun dochter gekregen. Ik zeg het tegen iedereen. Wie een vrouw heeft zoals ik, zal zeker goed door het leven gaan.’
En met tranen in zijn ogen: ‘Ze heeft me heel veel geholpen. Ik heb veel steun aan haar gehad. En mijn kinderen ook.’
II. Anwar El-Ghazi, zoon van Mohammed El-Ghazi
De zonen en dochters van de Marokkanen die bij ons hebben gewerkt onderscheiden zich niet langer van andere Nederlanders, zegt de toenmalige directeur van de beschuitfabriek in ‘Aan ons den Arbeid’.
Zo’n jongen is Ajacied Anwar El-Gahzi. Zoon van Mohammed El-Ghazi.
‘Ik weet nog dat mijn vader me een keer heeft meegenomen naar de fabriek,’ zegt Anwar. ‘Om beschuitjes te proeven… Vond ik erg lekker. Maar veel meer herinneringen heb ik er niet aan. Ja, ik heb een gelukkige jeugd gehad in Barendrecht. Ben altijd erg close geweest met mijn ouders en familie. Ik heb drie zussen en mijn moeder heeft drie zussen en vijf broers, dus er is altijd wel wat te doen.’
Anwar werd als voetballer geboren. Kan ook bijna niet anders, zegt hij, als zoon van Mohammed El-Ghazi, de voetballer die in de stad Nador, in het hoge noorden van Marokko, nog altijd wordt aangesproken als ‘de man met het harde schot’.
‘De vrienden van m’n vader vertellen altijd dat hij de vingernagels van een keeper er een keer heeft afgeschoten,’ zegt Anwar. ‘Mijn vader was linksbuiten, een rappe buitenspeler. Maar stond vooral bekend om z’n verwoestende schot. Die bijnaam draagt hij tot op de dag van vandaag met zich mee in Nador, de man met het harde schot.’
Anwar El-Ghazi (19) maakte vorig jaar, op 17-jarige leeftijd, de overstap van Sparta Rotterdam naar Ajax. Het klinkt een beetje als in die commercial met Robin van Persie: al op vierjarige leeftijd mocht de rechtsbenige Anwar meedoen bij de pupillen van BVV Barendrecht. Op z’n zesde speelde hij samen met jongens van negen jaar, omdat hij zo hard kon schieten… En weer drie jaar later werd hij aangenomen door Feyenoord, gescout door een scheidsrechter.
Nee, hij weet niet meer hoe die meneer heette, eigenlijk best jammer.
‘Na één proeftraining werd ik al aangenomen. Ik was altijd topscorer bij Feyenoord, samen met Tony Vilhena. Op een gegeven moment waren we samen goed voor honderd doelpunten. Mijn probleem was alleen dat ik op de trainingen nooit echt mijn best deed, ik deed eigenlijk maar wat. Had geen zin om te luisteren. Was veel te speels, me totaal niet bewust van de kansen die me werden geboden. Ik werd ook gewaarschuwd door Feyenoord. Eén keer, twee keer, maar ik was vooral aan het lachen, probeerde elke situatie met een hakje of een panna op te lossen. Ik was nog een babytje.
‘Toen ik van Feyenoord te horen kreeg, dat ik kon vertrekken moest ik vreselijk huilen. Pas op dat moment drong het tot me door wat ik had laten lopen. Ik wilde ook meteen helemaal stoppen met voetballen. Het voetballen had mij pijn gedaan. Terwijl ik het toch echt aan mezelf te danken had, maar ja, zoiets kan je alleen achteraf zeggen.’
Via Spartaan ’20, waar hij liefdevol werd opgevangen door Tony Pengel, de trainer van de C1, kreeg hij een nieuwe kans, ditmaal bij Sparta. De overstap naar Ajax was vorig jaar eigenlijk niet meer dan logisch.
‘Ooit poseerde ik trots voor een foto, samen met Robin van Persie, maar nadat ik ben weggestuurd was ik helemaal klaar met Feyenoord. Als jonge jongen had ik eerlijk gezegd ook al meer met Ajax. Ik zag die club ooit voetballen op televisie en was eigenlijk meteen verkocht.
‘Ik heb vorig jaar bewust voor Ajax gekozen omdat ik kansen zie in Amsterdam. De jeugd heeft de toekomst. En er is bij Ajax de laatste jaren een chronisch gebrek aan rechtsbuitens, dat heeft ook meegespeeld in mijn beslissing.’
Het eerste seizoen verliep wisselvallig, zegt hij. ‘Daar moet ik eerlijk in zijn. Komt mede door een aantal blessures en aan het gewenningsproces. Pas nu, zo aan het einde van het seizoen, kan ik zeggen dat ik helemaal gewend ben aan het Ajax-spelletje. Nu gaat het alleen maar beter. Maar dat heeft echt even geduurd, ik moest allerlei dingen doen die ik niet gewend was.
‘Bij Ajax wordt er heel erg naar je gekeken en op je persoonlijke ontwikkeling gelet. Lichamelijk, technisch, maar vooral in tactisch opzicht had ik moeite om aan te haken. Het omschakelen, wat te doen bij balverlies, dat heeft even geduurd voordat ik het onder de knie had.’
Wie Anwar El Ghazi zegt, zegt ook Cristiano Ronaldo.
Er is, om te beginnen, een opvallende uiterlijke gelijkenis. En ook in hun spel zijn overeenkomsten.
‘Ik ben een grote fan van Cristiano Ronaldo. Op Youtube zocht ik vroeger al z’n filmpjes op. In de woonkamer probeerde ik zijn trucjes na te doen. Vervolgens probeerde ik het op de training en later ook in de wedstrijd. En weet je wat? Het lukte altijd… En als het mislukte, dan mislukte het op precies dezelfde manier waarop het bij Cristiano Ronaldo ook wel eens mislukte. Op een gegeven moment ging ik een beetje te ver, wilde ik ook altijd hetzelfde kapsel als Cristiano Ronaldo, maar die obsessie is nu wel een beetje over.’
Wie Anwar El Ghazi zegt, zegt ook Cristiano Ronaldo
Toegegeven, er zit een vleugje Nacer Chadli in zijn spel, een toefje Cristiano Ronaldo ook, maar toch laat Anwar El-Ghazi zich niet makkelijk vergelijken met andere spelers. Groot en sterk, maar ook snel en vol technisch vernuft. Het is een combinatie, vooral in aanvallend opzicht, die je niet vaak tegenkomt. Krachttraining doet hij overigens pas een jaar, zegt Anwar. ‘Daar had ik bij Sparta nog nooit van gehoord…’
Nu is het dagelijkse routine.
Als ik vraag naar zijn doel, voor het volgende seizoen, zegt hij: ‘Aansluiting vinden bij de A-selectie. In de voorbereiding hoop ik een kans te krijgen. Het kan allemaal. Waarom niet? Dromen mag. Ik ga net zo lang op de deur kloppen, totdat-ie breekt.’
Dat is nou eenmaal een familietrekje.
III. Ajax-PSV: de beslissingswedstrijd
Anwar El-Ghazi, topscorer van Ajax A1 met 16 doelpunten, zit op de tribune bij DOVO. Net als alle andere tweedejaars A-junioren. Orders van bovenaf. We kijken naar het piepjonge elftal van komend seizoen, onder leiding van ‘Appie’ Nouri.
Anwar is samen met zijn vader en vriend Quincy naar Veenendaal gekomen. Quincy heeft chips en koekjes meegenomen.
Voor de wedstrijd praat Anwar over de Ramadan, die straks begint. Mocht hij een kans krijgen in de A-selectie van De Boer, zo houdt hij me voor, dan overweegt-ie de vastenmaand dit jaar over te slaan, zegt hij. ‘Mijn vader zegt ook dat het niet te combineren is in dat geval, werk en geloof, dus heb ik volgens hem een geldige reden om het in een later stadium te halen.’
Ben je een goede moslim, vraag ik.
‘Er bestaat niet zoiets als een goede of een slechte moslim,’ zegt Anwar. ‘Ik kan alleen maar m’n best doen.’
Hij blijft hardnekkig u tegen me zeggen.
Tijdens de beslissingswedstrijd om het kampioenschap van Nederland zit Anwar zich op te vreten, naar eigen zeggen, maar uiterlijk is daar weinig van te merken. Ook niet tijdens de noodzakelijke verlenging.
Na het laatste fluitsignaal, als Ajax kampioen is, blijft Anwar rustig op de tribune zitten. Om hem heen wordt hij aangespoord om het veld op te gaan en mee te feesten met zijn ploeggenoten, maar hij zegt: ‘Ik ga zo wel even langs.’
Quincy zegt: ‘Anwar is altijd onbewogen, ik ken hem eigenlijk niet anders.’
Een groot voordeel van zijn promotie naar jong Ajax is dat hij volgend seizoen ‘eindelijk’ weer op zijn vertrouwde Nike-schoenen mag spelen, zegt Anwar even later, in de DOVO-kantine. Omdat Ajax een contract heeft met Adidas, mogen jongens in de A1 niet op schoenen van een ander merk spelen.
Omdat Ajax een contract heeft met Adidas, mogen jongens in de A1 niet op schoenen van een ander merk spelen
Als ik even later, samen met vader Mohammed El-Ghazi het urinoir van DOVO betreed, informeer ik tussen neus en lippen nog even naar dat verhaal over de afgeschoten vingernagels bij die doelman…
Mohammed El-Ghazi verklaard plechtig dat het verhaal klopt.
Hij zegt ook: ‘Als we tegenwoordig op vakantie gaan naar Marokko, staan mijn vrienden Anwar altijd op te wachten met bloemen. Ze vinden het schitterend dat hij bij Ajax speelt.’
Hij lacht, is zelf ook trots.
Ik moet denken aan een uitspraak van Anwar.
‘Als ik mijn vader ’s avonds uitgeteld op de bank zie liggen na een dag hard werken, zeg ik altijd tegen hem: ‘geef me nog een paar jaar pa, dan zorg ik ervoor dat je nooit meer hoeft te werken’. Slagen als voetballer is mijn eerste doel, maar dat mijn ouders straks onbekommerd van hun oude dag kunnen genieten is mij net zoveel waard.’
IV. Telefoon uit onverwachte hoek
Telefoon.
Jeroen Geradts.
‘U kent mij niet,’ zegt hij, ‘maar ik hoorde via-via dat u een verhaal over Anwar El-Ghazi aan het schrijven bent en dan móet ik u echt iets vertellen. Niet over de voetballer Anwar El-Ghazi, maar over de persoon.’
Brand los, zeg ik.
‘Mijn vriendin Vivian en ik hadden vorig jaar kaarten voor de Champions League-wedstrijd AC Milan-Ajax. Eenmaal bij het stadion bleken onze tickets niet afgeschreven, terwijl ze wel waren betaald. Die Italianen waren redelijk bereidwillig, zeiden: als je ze nu cash betaalt en later blijkt dat ze al betaald waren, dan krijg je de helft teruggestort. Dat ging om een bedrag van 156 euro, geloof ik. Maar dat had ik niet direct in m’n zak zitten, dus ik pakte m’n credit card. No, no, zegt die Italiaan, only cash. Tsja, daar sta je dan voor het San Siro. Dikke stress natuurlijk. Wat te doen?’
Een soort nachtmerrie. Geen pinautomaat in de buurt ook natuurlijk?
‘Nee, maar op dat moment zag ik wel opeens de voltallige A1 van Ajax langslopen. Hun wedstrijd tegen Milan was afgelast en ik sprak ze aan over mijn probleem. Meneer Trustfull, de trainer, toonde begrip voor de situatie, maar zei dat al hun geld op de hotelkamer lag.
‘Terwijl mijn vriendin en ik teleurgesteld verder liepen, kwam er opeens een speler van de A1 achter ons aan gehold. Meneer, meneer, ik hoorde van uw probleem en ik heb toevallig nog wel wat geld in m’n zak, zei hij. Ik geloof dat we alles bij elkaar nog zo’n 25 euro nodig hadden en die jongen gaf mij z’n laatste briefje van tien. Dat vond ik zo’n groots gebaar! Sindsdien ben ik een Anwar El-Ghazi adept.’
Ik vind het een mooi verhaal.
‘Ja, ik ook. Ik heb zelden zo’n goeie gast meegemaakt. Het feit dat-ie zoiets doet zegt alles over die jongen. ‘Ik hoop dat ik u hiermee een beetje heb kunnen helpen, zei hij, toen-ie me dat tientje gaf’. Vond ik zo ontroerend.’
Hoe schat je Anwar El-Ghazi in als voetballer?
‘Als Lesly de Sa het eerste elftal van Ajax kan halen, dan kan Anwar El-Ghazi dat helemaal..’
V. Nederland–Chili (een ontmoeting met de zusjes El-Ghazi)
Op bezoek bij de familie El-Ghazi in Barendrecht.
Portugal verliest met 2-1 van Ghana en is uitgeschakeld op het WK. Anwar ziet het gelaten aan, onderuitgezakt op een bankstel zoals alleen voetballers onderuit gezakt op een bankstel kunnen zitten.
De Koran, het heilige geschrift, is prominent aanwezig in de andere helft van de huiskamer.
Omdat zijn naam tot nu toe op verschillende manieren wordt geschreven, in de media, vraag ik: is het eigenlijk El-Ghazi of El Ghazi?
‘In mijn paspoort staat met streepje,’ zegt hij. ‘Maar ik doe altijd zonder…’
Naast de televisie staat een prijs, die Anwar heeft gekregen voor een doelpunt. Heeft-ie daar natuurlijk niet voor niks neergezet.
Aan het thuiskomen zijn Nabila El-Ghazi (27), als advocate werkzaam op een Rotterdams kantoor (El Makhtari) en Yasmina El Ghazi (23), logopediste en als Master in Special Educational Needs gespecialiseerd in werken met dyslectische kinderen. Aan de muur hangt een portret van de oudste van de drie zusjes, de in Italië woonachtige Naoual El-Ghazi (30).
Vroeger wilde Naoual altijd politieagente worden,’ zegt Nabila als ze ziet dat ik naar de foto kijk. ‘Maar na het toelatingsexamen kreeg ze te horen: ‘kom over een paar jaar nog maar eens terug’. Ze vonden haar veel te lief voor dat werk. En dat is ze ook.’
Zelf ging Nabila rechten studeren, vooral om mensen te helpen, zegt ze. ‘Om ze wegwijs te wijzen in het juridische landschap.’ Haar ambitie: ooit een eigen kantoor beginnen. Zelf ziet ze zichzelf helemaal niet als succesvol, zegt ze. ‘Wij vinden het eigenlijk de normaalste zaak van de wereld om te studeren en hard te werken. Kijk, er zijn natuurlijk wel meer succesvolle Marokkaanse dames, maar die blijven veelal onzichtbaar.’
Wij vinden het eigenlijk de normaalste zaak van de wereld om te studeren en hard te werken
We worden uitgenodigd voor de avondmaaltijd in de achtertuin. Op het menu staat lasagna en salade.
Er blijkt enige zorg over het vetpercentage van Anwar.
‘Dat is eigenlijk al zijn hele carrière zo,’ zegt Nabila.
’s Ochtends eet hij een bord havermout en bij Ajax, in de middaguren, een salade. Dus wat kan je meer doen? Je let er op en toch blijft het percentage iets te hoog, dat is frustrerend hoor. Het is nu echt aan Anwar zelf om actie ondernemen.’
‘Ik denk dat ik vandaag minder heb gegeten, dan ik heb verbrand,’ zegt Anwar.
Nabila, wijzend op de lasagna: ‘Maar dit had natuurlijk wel volkoren pasta moeten zijn…’
Een jeugd met drie oudere zusters in huis heeft Anwar gevormd, zegt hij zelf.
‘Ik heb een andere jeugd gehad dan de meeste jongens. In de familie wordt soms wel eens gezegd dat ik vier moeders heb gehad. Ze bekommeren zich allemaal evenveel om mij.’
Nabila: ‘Wij wilden vroeger altijd weten waar Anwar was, met wie hij was en hoe laat hij weer thuiskwam.’
Yasmina: ‘Wat hij op school had gedaan, hoe het sowieso op school ging. Wij zijn erg nieuwsgierig. Nog steeds vragen we hem elke dag hoe het op de training was.’
Nabila: ‘Dat heeft heeft-ie dan al vaak aan onze moeder verteld en dan vraag ik het nog eens en dan komt Yasmina er ook nog eens overheen. Dan zegt-ie: ga maar aan mamma vragen. Als Anwar wil praten, dan vertelt-ie alles. Maar er zijn ook momenten waarop-ie geen zin heeft. Dat weten we en dan laten we hem ook met rust. We voelen meestal precies aan in wat voor een stemming hij is.’
Die is momenteel opperbest.
Anwar: ‘Ik zit nu in een goed ritme. ’s Avonds ga ik om tien uur naar bed, ’s ochtends sta ik om kwart over zeven op. Vorig jaar was ik niet zo streng voor mezelf, qua leefstijl, maar nu wel. Eigenlijk sinds ik bij Ajax speel, ben ik steeds meer gaan leven als een topsporter. Nu doe ik ook aan krachttraining, had ik nooit eerder gedaan.
‘Als ik lees en zie wat Cristiano Ronaldo er allemaal voor doet en laat, dan blijft hij mijn grote voorbeeld. Gezond eten, vroeg naar bed gaan, extra trainen. Dat ben ik eigenlijk stap voor stap gaan nadoen. En dat wil ik ook blijven doen.’
Hij noemt zichzelf, in fysiek opzicht, het tegenovergestelde van een Marokkaan. Hij is behoorlijk lang (1m89). ‘En ik ben snel, dat zijn ook weinig Marokkanen.’
Lachend: ‘Iedereen dacht dat ik sloom was, toen ik net bij Ajax kwam. Omdat ik zo groot ben. Maar tijdens de eerste testen bleek ik al meteen één van de snelsten. De 30 meter doe ik in 3,95 seconden, volgens mij. Een jongen uit de B1 doet ’m in 3,75, heb ik gehoord. Die was nog sneller. Maar verder niemand.’
Wie is die jongen?
‘Geen idee.’
In gesprek met Nabila en Yasmina doen ze net alsof Anwar er zelf niet bij zit.
Wat was Anwar voor een kind, vraag ik.
Nabila: ‘Echt veel kan ik me daar niet van herinneren. Maar ik weet dat ik zijn luiers nog heb verschoond. Anwar kon ook behoorlijk ondeugend zijn. En maar door blijven gaan met die bal tegen de garagedeur van de buurman… Veel gesneuvelde ruiten ook. Een beetje de gebruikelijke dingen. Over het algemeen kan je volgens mij zeggen dat Anwar een gelukkige jeugd heeft gehad.'
‘Anwar is niet op z’n mondje gevallen. Op school was hij behoorlijk gebekt, ja, ook tegen docenten. Geen jongen, die om een mening verlegen zat. Maar dat hebben we eigenlijk allemaal wel een beetje in de familie. Bij Anwar leverde dat soms problemen op met trainers. Maar ja, zo zijn we nou eenmaal opgevoed. We zeggen wat we ergens van vinden. En als een trainer of een docent dat niet fijn vindt, tsja, daar kunnen wij toch niks aan doen?
In de voetbalwereld wordt dat niet altijd op prijs gesteld. Bij Sparta zei een ploeggenoot tegen Anwar: kop dicht, hier is het ja en amen.
Nabila: ‘Maar dat deed hij dus niet.’
Yasmina: ‘Nee, dat zit er bij Anwar niet in. Bij ons allemaal niet. Anwar is eerlijk. Erg snugger ook, voor zijn leeftijd. Natuurlijk was hij soms een beetje ondeugend, maar hij is ook ontzettend lief. Nog steeds.’
Nabila: ‘Ja, dat sowieso. Ik zie, vakmatig, ook andere Marokkaanse jongens en daar is in mentaal opzicht vaak wat op aan te merken.’
Yasmina: ‘Maar Anwar is heel gevoelig, hij bekommert zich om mensen. Hij voelt snel medelijden met iemand, hij kan snel iets zielig vinden.’
Nabila: ‘Ja, dat heeft-ie heel sterk, dat sociale. Anwar zei heel vaak tegen ons: ‘ik denk niet dat het gaat lukken’, alleen maar om ons niet de hoop te geven, denk ik. Zelfs nu hij bij de A-selectie zit, gelooft-ie het zelf nog steeds niet.’
Nee, op de één of andere manier wil het tot nu toe niet echt vlotten met de doorstroming van Marokkaanse spelers bij Ajax, constateren ook de zusjes El-Ghazi. Door voorbeelden als El Hamdaoui, wordt de clubleiding alleen maar terughoudender, denken ze. ik. En daar kunnen ze zich ‘nog iets bij voorstellen ook’.
Nabila: ‘Daarom hoop ik echt dat Anwar kan uitgroeien tot een voorbeeld voor al die Marokkaanse jongens. Dat ze denken: zie je, het kan dus wel!’
Yasmina: ‘Wil iemand nog thee?’
VI. Anwar El-Ghazi, door de ogen van Frank de Boer
Putten, Veluwe, bible belt.
Anwar zit bij de A-selectie als Ajax de eerste oefenwedstrijd van het seizoen speelt, op bezoek bij SDC Putten.
Frank de Boer, desgevraagd: ‘Anwar is een veelzijdige aanvaller. Een rechtsbuiten, maar de laatste tijd heeft hij ook veel in de spits gespeeld en goal na goal gemaakt. Anwar begint het seizoen in de selectie van Jong Ajax en vervolgens zullen we het juiste moment kiezen waarop hij kan aansluiten bij de A-selectie. Anwar heeft snelheid en lengte. Een speler kortom, om in de gaten te blijven houden. Als er een vacature komt, voor zijn positie, dan is Anwar El-Ghazi zeker een speler die ik er komend seizoen graag bij wil hebben.’
Na rust valt Anwar in en maakt drie doelpunten.
De Boer is onder de indruk, zegt-ie, maar neemt hem niet mee op trainingskamp naar Oostenrijk.
Een echte kans om zichzelf te laten zien heeft Anwar nog niet gekregen.
Wat moet Anwar El Ghazi nog meer doen om een kans te krijgen, vraag ik aan Frank de Boer tijdens het jaarlijkse ‘uitje’ naar De Lutte.
De Boer: ‘Niet zo heel veel meer.’
Dikke knipoog.
‘Hij gaat zeker kansen krijgen. Dat komt goed. Wat ik hoor en wat ik zie is alleen maar positief.’
De volgende dag maakt Anwar een doelpunt tegen Real Sociedad, in het kwartier dat hij mag spelen.
VII. De Doorbraak
Het gesprek komt aarzelend op gang deze middag. Wat ontbreekt is de beloning. Het was zijn ambitie om aansluiting te vinden bij de A-selectie, maar tot nu toe maakt hij deel uit van de selectie van Jong Ajax. Waar hij zich definitief wilde bewijzen, in het trainingskamp in De Lutte, daar was hij alleen de eerste dag welkom.
Anwar zegt het niet met zoveel woorden, hij is niet terneergeslagen, maar ik proef het ongeduld.
‘Het was leuk om mee te maken,’ zegt hij. ‘De Lutte. Ik heb niks te klagen. En ik heb op de training ook niet het idee dat ik tekort kom of zo.’
We kletsen wat voor de vuist weg, over wedstrijden van Jong Ajax die binnenkort op de agenda staan, over de recente aanslag op MH17 ook en de oorlog in Gaza. Niets blijft onbesproken. Anwar blijkt breed geïnteresseerd.
Hij ziet er fitter uit, dan een paar weken geleden. Slanker ook en beter afgetraind lijkt wel.
Vakantie heeft hij zichzelf nauwelijks gegund. Voor het eerst sinds vier jaar was hij deze zomer maar even in Marokko, zegt hij, samen met zijn ouders. En al was het maar een weekje, de herinnering is er niet minder dierbaar om.
Wij zijn van Arruit. Wij zijn de besten
‘We hoefden niet te wachten in de rij voor de douane en eenmaal in de aankomsthal werden we opgewacht door wel honderd mensen, die ons welkom heetten. Klappen, zingen ook. ‘Wij zijn van Arruit. Wij zijn de besten’. Dat is waar ik woon, Arruit, een dorp vlakbij de stad Nador. De jongeren hadden zelfs een spandoek voor me gemaakt, zo blij waren ze.
‘De volgende dag werd ik opgehaald en gehuldigd in het stadion, dat mijn vader mede heeft opgericht. Met na afloop een feest. Ik vond het een hele ervaring. Want laten we eerlijk zijn, ik ben geboren en getogen in Nederland. Dat is mijn land. Ik droom in het Nederlands. Maar Marokko voelt echt als een tweede vaderland. Daar komen mijn ouders vandaan, dat zit in mijn bloed.’
De pleintjes in Amsterdam zijn voor de helft gevuld met Marokkaanse kinderen, maar er is nog nooit een Marokkaanse jongen bij Ajax doorgebroken. Het grote publiek kent Oulida en Boukhari, maar daar houdt het mee op. Hoe dat komt?
‘Ik heb geen idee,’ zegt Anwar. ‘Misschien zat het mentaal niet goed, misschien voldeden ze niet in technisch-tactisch opzicht, ik zou het niet weten. Nee, ik heb niet het idee, dat ik me extra moet bewijzen, louter en alleen omdat ik van Marokkaanse komaf ben.
‘Kijk, mensen hebben altijd een vooroordeel. Marokkanen worden vaak over een kam geschoren. Maar ik probeer het tegendeel te bewijzen, ik probeer een voorbeeld te zijn. Als je je gewoon gedraagt en laat zien, dat je een rustige, normale jongen bent, dan komt het respect vanzelf. En wordt er vervolgens alleen gekeken naar je kwaliteiten als voetballer. Voor mij is het nu zaak om er voor te zorgen dat ze wat dat betreft niet langer om me heen kunnen.
‘Ik doe sowieso meer dan anderen. Ik train harder en vaker. Maar dat heeft niks met mijn Marokkaanse komaf te maken. Dat is alleen maar omdat ik in mezelf wil investeren. Omdat ik beter wil worden. En het kan altijd beter. Je moet nooit genoegen nemen met wat je hebt. Ik kom nog altijd ’s ochtends als eerste op de club en ik ga als laatste weg.’
Dan wordt hij op zijn schouder getikt, door Andries Ulderink, zijn trainer bij Jong Ajax komend seizoen, samen met Jaap Stam.
‘Als je zo klaar bent, kan je dan even komen,’ zegt Ulderink. ‘We willen met je praten.’
Als Ulderink weer wegloopt, kijkt Anwar me met grote, verbaasde ogen aan.
Ik zou meteen maar even gaan, zeg ik.
Vijf minuten later komt hij lachend naar buiten. ‘Dit was geloof ik wel een goed gesprek…’
Ze hebben me verteld dat ik vanaf morgen vast in één zit, dat er een plek is vrijgekomen…
Want?
Hij zegt wie er allemaal tegenover hem aan tafel zaten, naast Andries Ulderink. Frank de Boer, Dennis Bergkamp en Jaap Stam. En dan: ‘Ze hebben me verteld dat ik vanaf morgen vast in één zit, dat er een plek is vrijgekomen…’
Zo ziet geluk er dus uit. Ik maak een foto van hem.
‘Ik ben echt heel blij,’ zegt hij. Z’n ogen fonkelen.
Het was een beloning voor al het goede werk, zeiden de trainers tegen hem, zegt hij.
Dit is stap nul hè, zeg ik tegen hem, vergis je niet.
‘Ja, dat zeiden ze ook… Ik ben nog nergens, moet gewoon doorgaan. Maar ja, ik moet dit wel even laten bezinken hoor, poeh hé… Ik vroeg nog aan ze: is dit geen grap?’
Wat heb je bewezen?
‘Dat hard werken wordt beloond. Dit proces is vorig jaar om deze tijd zo’n beetje begonnen. Elke dag trainen, eten en dan weer trainen, als de meeste jongens naar huis gingen. Anders sta je toch maar in de file. En nu krijg ik m’n eigen rugnummer…’
High-fives vliegen door de lucht
Hij pakt z’n telefoon en begint te tikken. Samen met zijn zusters onderhoudt hij een groepswhatsapp. Hij zegt: ‘Oh, oh, oh, oh, oh…’ En schrijft: ‘Onwijs, ik had net gesprek met Frank de Boer, Jaap Stam en Dennis Bergkamp en zit vanaf morgen vast in het eerste!’
Hij gelooft het zelf nog steeds niet…
‘Zo hé, dit is echt… Ik ben echt een blij persoon. Ik zei nog tegen de trainers: ‘blijer kunt u mij niet maken’.’
Hoe gaat dit gevierd worden, vraag ik.
‘Weet je hoe ik dit ga vieren? Door nog meer arbeid te verrichten. Door vanavond nog vroeger naar bed te gaan. En morgen nog harder te trainen. Nog fitter te worden, nog beter op mijn voeding letten ook. Geen feestje.’
Doorgaan nu, zegt hij tegen zichzelf, je bent nog nergens.
‘Maar ik kom wel steeds dichter bij mijn droom. Basisspeler worden bij Ajax, dat is de droom. Binnen die droom heb je nog veel gradaties en limieten, maar dat is van later zorg.’
Hij zit helemaal in de wolken, zegt-ie. ‘Dat mag alleen vandaag. Dit is een nieuw gevoel. Hier heb ik voor gewerkt.’
De whatsappgroep met zijn zusjes piept.
Naoual in Italië is de eerste. We lezen mee: ‘Wow Anwar! Nee joh!! Wat goed!!’
Is het ook een bevestiging van wat hij allemaal kan, vraag ik.
Deze selectie? Hij geeft een ontwijkend antwoord. Praten heeft geen zin meer, zegt hij. ‘Mij ga je voorlopig niet meer horen. Ik moet nu alleen maar door.’
Het gebonk op de deur bij Frank de Boer is in ieder geval niet voor niks geweest, concludeer ik, die staat nu wagenwijd open.
‘Sterker,’ zegt Anwar, gierend van het lachen nu. ‘Alle scharnieren zijn eruit gevlogen.’
(Met medewerking van Dave Keune. Dit verhaal is eerder gepubliceerd in Hard Gras)