'De beste plek om bloemen te leggen is bij de poort naar de vrijheid,' zegt Klaas van de Kamp na afloop van de bloemlegging bij het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark. 'Het monument laat het hele proces zien: van slavernij tot bevrijding. Maar veel mensen hebben alleen het eerste stuk meegemaakt. Ik moest dan ook even in de rij van de slavenbeelden staan om hen recht te doen.'
Ook Rhoinde Mijnals (nazaat van Surinaamse slaven) legde een bloem als symbool van verzoening. Ze werken binnen de Raad van Kerken samen in de herdenking van de afschaffing van de slavernij. Hij als RvK-secretaris en zij namens de Evangelische Broedergemeente, de kerk die is ontstaan na zending onder Surinaamse slaven. In 2013 kwam de Raad van Kerken met een verklaring waarin ze schuld belijden over de rol die Nederlandse kerken tijdens de slavernij hebben gespeeld. Ook vond er in de Amsterdamse Koningskerk – waar Mijnals predikant is – een dankdienst plaats waar vertegenwoordigers van beide groepen aanwezig zijn.
Die verklaring was nodig, vinden Van der Kamp en Mijnals. Veel Surinamers en Antillianen worstelen nog steeds met de kwalijke rol van Nederlandse kerken tijdens de slavernij. Het gesprek over de gedeelde geschiedenis van nazaten van slavenhandelaren en van slaven wordt nauwelijks gevoerd, merken ze. Symbolisch genoeg kwam de afspraak voor het interview ook met moeite tot stand. Agenda's en locaties bleken al lastig te combineren en uiteindelijk zorgde een lange file (zij) en daarna een wachtend vliegtuig (hij) ervoor dat het geplande dubbelinterview moest worden vervangen door twee aparte gesprekken. 'Een moeizaam proces,' zeiden ze met een knipoog naar het traag op gang komende gesprek tussen de groepen die ze vertegenwoordigen.
'Slavenhandelaren vierden misschien wel avondmaal op het dek terwijl een paar planken onder hen de meest verschrikkelijke dingen gebeurden'
1 slaaf = 5000 kilo suiker
'Als Nederlanders zich in ons gezamenlijk verleden verdiepen, erkennen ze vaak wel dat het fout was,' merkt Mijnals. 'Dan moeten wij vergeving schenken als daar behoefte aan is.' Klaas van der Kamp heeft zich namens de RvK verdiept in het verleden en wilde daarom met een verklaring over het slavernijverleden komen. 'Het verleden werkt nog steeds door bij nazaten van slaven. Nederland heeft ongeveer een half miljoen mensen via schepen als slaven verhandeld. Veel van de handelaren waren christen. Zij hebben misschien wel kerkdiensten met avondmaal gehouden op het dek terwijl een paar planken onder hen de meest verschrikkelijke dingen gebeurden.'
Van der Kamp vertelt dat Surinaamse of Antilliaanse slaven werden geruild tegen bijvoorbeeld suiker. Een slaaf stond gelijk aan vijfduizend kilo suiker. Terwijl de Engelsen al in 1834 en de Fransen in 1848 de slavernij afschaften, deed Nederland dat pas in 1863. De reden: de lage suikerprijs. 'We zijn dus niet op grond van het evangelie gestopt met slavenhandel. Daarna moesten slaven nog tien jaar als contractarbeider werken. De kerken werkten daar aan mee. De bijbel werd misbruikt om het goed te praten. In Christus zijn we vrij, maar wie kennelijk nog slaaf was, geloofde niet genoeg in Christus.'
'Het was ver-schrik-kelijk hoe mensen als dieren werden behandeld. Echt mensonterend'
Zwarte Holocaust
De kerk heeft, zegt ook Mijnals, 'met de bijbel in de hand' de slavernij goedgepraat. 'Het was ver-schrik-kelijk hoe mensen als dieren werden behandeld. Echt mensonterend. Ze werden met geweld weggerukt van hun familie, hun thuis en hun cultuur, om onder dwang te werken op een ander continent. Er zijn ongelofelijk veel slachtoffers gevallen. Het wordt terecht de Zwarte Holocaust genoemd.' Toch probeert Mijnals het te begrijpen. 'Ze leefden in hun eigen tijd. Ze dachten dat ze bijbels bezig waren. Wat zouden de predikanten van vandaag doen als ze toen leefden? Wat zou ik gedaan hebben als ik toen leefde? Zou ik meedoen met de meute of me als Martin Luther King verzetten?'
In een verzoeningstraject, is het volgens Van der Kamp belangrijk dat Nederlandse kerken eerlijk naar hun eigen geschiedenis kijken. Als voorbeeld noemt hij het feit dat diaconiee?n in het westen van Nederland 'beduidend rijker' zijn dan die in het oosten van het land. 'Dat komt doordat er veel oud geld zit. Vroeger lieten rijke kerkleden hun erfenis na aan de kerk. Dat geld hadden ze verdiend met handel in bijvoorbeeld hout en specerijen, maar óók in slaven. We mogen best genieten van de prachtige kerkgebouwen die het voorgeslacht ons nagelaten heeft. Maar je moet je wel het hele verhaal kennen. Het kan je helpen bij keuzes. Verkoop je een kerkgebouw voor een goed bedrag aan een projectontwikkelaar of voor iets minder aan een migrantengemeente? Misschien moet je solidair zijn met die laatste.'
Emeritus hoogleraar geschiedenis Gerrit Schutte schreef in het Nederlands Dagblad dat Nederlandse kerken geen schuld hoeven te erkennen. Wij waren er toen niet bij, dus we zijn ook niet schuldig, schrijft hij.
Van der Kamp, beslist: 'Daar ben ik het heel principieel niet mee eens. Als christenen zijn we verbonden aan de generaties voor ons. De Tien Geboden spreekt bijvoorbeeld over de schuld van ouders waarvoor kinderen tot in het vierde geslacht moeten boeten. Ook hebben we in Adam gezondigd en zijn we in Christus zijn. Ik erf mooie dingen van mijn voorgeslacht, maar ook dingen waar ik liever niet aan denk. Het is de vraag of je als witte mensen het recht hebt om te zeggen dat je geen vergeving hoeft te vragen. Dat mogen alleen de nazaten van slaven zeggen.'
Mijnals: 'Schutte kijkt er met blauwe ogen naar. Niemand die nu leeft was erbij. Ook de nazaten van de slaven niet. Maar het doet wél wat met hun. Het raakt mij als een Nederlander zegt: 'Waarom heb je het nu nog steeds over het verleden?' Alsof ze zeggen: waar zeuren jullie toch over? Het steekt me als we minderwaardig behandeld worden. Dat is pijnlijk. Het is belangrijk dat we met elkaar praten over ons verleden. De Evangelische Broedergemeente komt voort uit het zendingswerk onder Surinamers door de Duitse Hernhutters. Zij hadden ook slaven die voor hen werkten. Dus ook de Broedergemeente zou open mogen staan voor het maken van excuses.'
In het boek 'God is niet wit' zegt Frank Dragtenstein van Nationaal Instituut Slavernijverleden dat we elkaar niet te snel moeten omhelzen. Er moet eerst grondig onderzoek komen voordat er verzoening kan plaatsvinden. Wat vindt u daarvan?
Van der Kamp: 'Het is belangrijk dat in onderwijs en musea de kennis over ons slavernijverleden een plek heeft. In Nederland hebben we een sorry-cultuur. Dat zie je bijvoorbeeld in de politiek. Rond de slavernij moeten we schuld erkennen. Dat is een tussenstation in een cultureel proces dat je samen loopt. We zijn er in 150 jaar niet in geslaagd om racisme uit te bannen. Met de verklaring van de Raad van Kerken willen we aanspreekbaar zijn op de mechanismen van slavernij. Het is een teken van volwassenheid dat de kerken zich op deze manier uitspreken. We boden de verklaring aan aan de nazaten. We werkten daarmee samen met de grootste Surinaamse kerk, de Evangelische Broedergemeente, ook lid van de RvK.'
Mijnals: 'We moeten niets forceren, anders heeft het geen waarde. Het heeft pas waarde als er echt erkenning is dat het fout was. En dat er namens de voorouders vergeving voor wordt gevraagd. Als Surinamers moeten we dat niet eisen. Nee, dat is aan jullie. Het duurde bij mezelf lang voordat ik durfde te zeggen: nee, ik bén helemaal niet minder dan jullie! Toen ik in 1987 in Nederland kwam wonen en de Nederlanders leerde kennen, voelde ik mij niet begrepen. Ik hield mijn mond maar dicht. Ze corrigeerden me altijd op taal, ze wisten het altijd beter. Ze stelden vragen als: Surinamers slapen toch in hangmatten? Ik dacht altijd dat Nederlanders goed ingelicht waren, maar dat was niet zo. Wij dachten dat we deel uitmaakten van hetzelfde Nederlandse Koninkrijk, maar daar dachten de Nederlanders toch ietsjes anders over.'
Volgens PKN-scriba Arjan Plaisier moet er vooral verzoening plaatsvinden tussen mensen onderling en niet enkel tussen vertegenwoordigers van kerken. Deelt u zijn mening?
Van der Kamp: 'Een landelijke verklaring kan een impuls geven aan de lokale gemeente. Je kunt een meditatie schrijven in je kerkblad over hoe je bijbelteksten over slavernij interpreteert. Een gemeente die veel zwarte leden heeft, kan eens contact leggen met een witte kerk in de buurt. Delegaties van gemeentes kunnen bijvoorbeeld bij elkaar op bezoek. Je kunt van elkaars spiritualiteit leren.'
Mijnals: 'Waarom kan het niet allebei? Individuele mensen zijn geen representanten van Nederland of de nazaten van slaven. Als EBG willen we in Amsterdam in gesprek met andere kerken over deze thema's. Ik kan me niet voorstellen dat het de Hollanders niets doet. Het doel is niet per se om tot vergeving te komen, maar om de pijnpunten te delen. Laten we vooral God daarin zoeken. We mogen bidden om liefde voor de ander die ons zó pijn heeft gedaan en ons nog steeds weleens kleineert.'
'Surinamers hebben de neiging om nederig te zijn. Dat is er tijdens de slavernij ingeslagen'
Kathleen Ferrier, voormalig CDA-fractielid in de Tweede Kamer en van Surinaamse afkomst, stelt in 'God is niet wit' dat afstammelingen van slaven moeten 'uit de zieligheidsmodus moeten blijven'.
Van der Kamp: 'Dat klopt. Je moet geen slaaf van je verleden blijven. De meeste nazaten van slaven blijven niet hangen in een slachtofferrol. Ze zijn juist erg vriendelijk en beleefd. Maar dat kan ook voortkomen uit de ondergeschikte positie waarin hun voorouders zaten. De slaven zaten niet in een cultuur waarin ze hun assertiviteit konden ontwikkelen. Dat werkt door tot vandaag. Maar nu zitten zwarte en blanke mensen volwaardig tegenover elkaar. Alleen door volwassen met elkaar om te gaan, kun je de route samen lopen. Ook geestelijk mogen we ons helemaal geaccepteerd weten door de liefde van God. We zijn Zijn kinderen, met alle kleuren die we hebben. Religie is dus een verdieping van je identiteit.'
Mijnals: 'Surinamers hebben de neiging om nederig te zijn. Dat is er tijdens de slavernij ingeslagen. We mochten onze eigen taal niet spreken en buigen voor de blanken. Zelfs een eeuw na afschaffing van de slavernij werd de Nederlandse taal en cultuur als superieur gezien. Bij velen is er een groeiende verontwaardiging over het ontbreken van de slavernij in het collectief geheugen van de Nederlanders terwijl andere historische gebeurtenissen uit die tijd wél volop in de belangstelling staan. Deze klacht wordt door Nederlanders vaak afgedaan als ‘zeuren’. Tegenwoordig zijn er ook Surinaamse jongeren die helemaal geen problemen ervaren met het verleden. Ze zeggen: wat gebeurd is, is gebeurd. Het was vreselijk, maar we moeten verder. Maar zijn ook mensen die maar blijven hameren op het verleden. Wij hebben ook onze vooroordelen over Hollanders. Dat ze hoogmoedig en hypocriet zijn. Wij zijn ook niet altijd even lief en aardig geweest. Daarin maakten wij misschien ook wel fouten. Wij verwijten jullie dingen waar jullie je helemaal niet van bewust zijn dat je die ons hebt aangedaan. Deze pijnpunten moeten we met jullie delen.'
'De geschiedenis herhaalt zich. Tegenwoordig hebben we gedwongen prostitutie'
In het Nederlands Dagblad vroeg Caroly Houmes, directeur van International Justice Mission, zich af hoe kerken over 150 jaar terugkijken op de 21e eeuw. 'Zullen we dan inzien dat moderne slavernij een zwarte bladzijde in onze geschiedenis is?
Van der Kamp: 'Ik denk dat de kerk bij de voorlopers hoort in het bestrijden van moderne slavernij. Het Max Havelaar-keurmerk komt bijvoorbeeld van een christen. Het is niet waar dat de kerk de ogen sluit voor misstanden in de samenleving. De kerk wil Gods liefde vertalen naar de omgeving. Juist de kerk heeft een diaconaal en altruïstisch gezicht. Wij komen nu met deze verklaring. Maar waarom doet ondernemersorganisatie VNO-CNW dat niet, als nazaten van de handelaren in slaven? De Raad van Kerken kreeg een brief van iemand die voorstelde om alvast een schuldverklaring te maken voor over 150 jaar omdat we te weinig doen voor vluchtelingen in Nederland. Zij realiseerde zich dat de geschiedenis zich voortdurend herhaalt. Dat geldt voor gedwongen prostitutie maar ook voor vluchtelingen die als criminelen behandeld worden. We moeten weten uit welke landen onze kleren komen. Als je dat mechanisme snapt, begrijp je dat je vroeger misschien zelf ook slavenhandelaar geweest zou zijn.'
Mijnals: 'We hoeven niet honderdvijftig jaar te wachten om te beseffen dat moderne slavernij een zwarte bladzijde is. Al lijkt het er wel op dat de geschiedenis zich zal herhalen. Veel mensen zijn zich onvoldoende bewust van het slavernijverleden. Daardoor leren we onvoldoende van fouten uit het verleden. Misschien verklaart dat wel waarom we moderne slavernij maar niet kunnen uitbannen. Als kerk mogen we geen oogkleppen op hebben. Gelukkig gebeurt er ook al iets, zoals migrantenpredikant Tom Marfo die seksslaven helpt.'
Tijdens het interview heeft Rhoinde Mijnals het over 'jullie' en 'de Hollanders'. Dat komt dichtbij. Eerder op de ochtend sprak ik Klaas van de Kamp. Intuïtief voelde ik mij met hem verwant: een blanke man uit een Nederlandse kerk die spreekt over de ander: de nazaten van slaven. Maar nu ik spreek met 'de ander', verandert het perspectief. Ik behoor tot 'jullie, Hollanders'. Had ik de interviews niet beter kunnen houden samen met een Surinaamse of Antilliaanse journalist? Want mijn vragen moeten wel gekleurd zijn door mijn eigen culturele achtergrond. Ook ik wist vrij weinig details van de slavernij – totdat ik me er in verdiepte. Het bezorgde me een ongemakkelijk gevoel over dit beschamende deel van mijn vaderlandse én kerkgeschiedenis. Nu ik tegenover Rhoinde Mijnals zit, voel ik me – niet door haar overigens – gedwongen om dat uit te spreken. Dat hoort ze vaker, zegt ze, als mensen zich in het verleden verdiept hebben.
'Het slavernijverleden is te lang met blauwe ogen bekeken,' concludeert ze. 'Maar als je met bruine ogen kijkt naar bijvoorbeeld de West Indische Compagnie, zie je een ander verhaal.' Fel: 'Of neem Piet Hein. Wat die man heeft uitgespookt! Soms kan ik wel boos worden op Hollanders als ze het slavernijverleden bagatelliseren. Dan vergoelijk ik het met: 'Ze weten het niet beter'. Maar het is dan belangrijk om te zeggen: die opmerking van jou doet mij pijn.'