Je suis Sultan

De aanslagen in Parijs hebben ieder weldenkend mens geschokt. Miljoenen gingen de straat op. Ook heel veel moslims. En toch wordt hen keer op keer gevraagd massaal afstand te nemen van de aanslagen. Waarom?

Een felle discussie met collega’s deze week. Sommigen vinden, net zoals de Rotterdamse burgemeester Aboutaleb, dat moslims massaal afstand moeten nemen van de aanslag op de Parijse redactie van Charlie Hebdo. En zij zijn niet de enigen. Ik hoorde de Britse schrijfster en religie-kenner Karen Armstrong in het NOS Radio 1 Journaal precies hetzelfde zeggen tegen verslaggeefster Karin Alberts. Armstrong riep in dat interview moslims zelfs op om 40 dagen na de aanslag – hoe symbolisch – een demonstratie te organiseren waarin zij afstand nemen van de terreur.

Maar waarom eigenlijk? Zijn zij verantwoordelijk voor terroristen die de islam misbruiken voor hun daden? Moeten zij zich verontschuldigen voor iets waar ze niets mee te maken hebben? Ik moest opeens heel erg denken aan de Amsterdamse juriste Sultan Gün. Ik interviewde haar tien jaar geleden voor NRC. Gün vertelde hoe zij door niet-moslims wordt gezien. En wat dat voor gevolgen heeft voor een hoogopgeleide vrouw. Dat verhaal zorgde voor een stortvloed aan – veelal negatieve – ingezonden brieven. Zelfs zoveel dat de krant twee weken later een hele pagina vrijmaakte voor alle reacties. 

Hier haar verhaal.

‘Ik heb gymnasium gedaan en Nederlands recht gestudeerd. Ik heb stage gelopen op een advocatenkantoor en een stage in het buitenland voltooid. Ook heb ik een half jaar in Engeland gestudeerd én mijn studie binnen vijf jaar afgerond. Mét een goede cijferlijst; gemiddeld een 7,5 en dat is heel netjes. Toen ik afstudeerde, dacht ik dat ik de arbeidsmarkt zou gaan bestormen en snel een baan zou vinden. Maar dat bleek tegen te vallen. Werkgevers willen een moslima met hoofddoek helemaal niet hebben. Ja, een stage was geen probleem. En werken via een uitzendbureau ook niet. Maar zodra het aankwam op een vaste baan en verplichtingen voor werkgevers, werd het een ander verhaal.

Bitter

Die ontdekking was heel demotiverend. Frustrerend ook. Ik wilde zo ontzettend graag en ik heb ook de capaciteiten, maar ik werd geweigerd vanwege mijn hoofddoek. Afgewezen op mijn identiteit. Dat is zo onrechtvaardig, dat voelt als het niet ontvangen van erkenning. Ontkend worden. Ik vond het buitengewoon bitter, want politici roepen heel hard dat allochtonen, en zeker moslimvrouwen, moeten integreren. En dan doe je het goed en dan word je afgewezen. Dat doet heel erg zeer.

Voor mij werd die frustratie een drijfveer om nog harder te knokken. Om verder te gaan. Door te zetten. Maar ik kan me voorstellen dat het bij anderen niet lukt om die woede te kanaliseren. Die steken bijvoorbeeld auto's in brand, zoals in Frankrijk. Of erger. Niet dat je kunt zeggen dat je extremist wordt omdat je gediscrimineerd wordt, maar je ziet wel dat mensen die steeds extremer worden, hoog zijn opgeleid. Dat geeft te denken. Die mensen doen jarenlang hun best en denken dat ze op basis daarvan gelijke kansen hebben, maar dat blijkt niet waar. Dat voelt alsof je geen volwaardig lid van deze maatschappij bent. En wat heb je dan te verliezen? Als je totaal geen verbondenheid voelt, wat kan die samenleving je dan nog schelen? Het is niet goed te keuren, maar discriminatie kan tot explosieve dingen leiden.

Ik heb nooit overwogen om mijn hoofddoek af te doen. Nooit. Dan zou ik toegeven aan discriminatie. Maar de moed zakte mij op een gegeven moment wel in de schoenen. Ik bleef solliciteren en werkte ondertussen voor uitzendbureaus. Bijna elke dag zat ik achter de computer, keek ik naar relevante websites of er iets nieuws tussen stond. En steeds opnieuw stuurde ik brieven naar vacatures die ik interessant vond. Twee, drie per week. Ook schreef ik naar bedrijven die geen banen hadden, maar waar ik wél voor wilde werken en na verloop van tijd solliciteerde ik zelfs op dingen waar ik daarvoor absoluut nooit op gesolliciteerd zou hebben. Puur omdat ik aan het werk wilde. Ik vond die periode vreselijk. Naïef misschien, maar ik had het gevoel alsof ik weer bij nul moest beginnen, terwijl ik vanaf de basisschool een stijgende lijn had gevolgd.

Twin Towers

Al had ik beter moeten weten. Tijdens mijn stage bij een advocatenkantoor, vlak na de aanslagen op de Twin Towers, zei mijn kamergenoot dat hij het prima vond dat ik ervaring op kwam doen, maar dat hij mij nooit een vaste baan zou geven. Hij was bang dat ik klanten zou afschrikken omdat het kantoor veel Amerikanen en Israëliërs als klant had. Hij gebruikte precies hetzelfde argument waarmee zwarten jarenlang van de arbeidsmarkt zijn geweerd. Dat is tegen zwarten niet meer geaccepteerd, maar kennelijk mag je dat tegen moslims wel zeggen.

Ik was dus enigszins voorbereid. En ik wist natuurlijk ook wel dat er in Nederland gediscrimineerd wordt. Dat was geen nieuws, dat is de realiteit. Als ik op straat opmerkingen hoor over mijn hoofddoek, reageer ik niet eens meer. Ik haal mijn schouders op en denk: daar heb je weer zo iemand die kennelijk niet zo goed kan leven met het idee dat Nederland niet meer het Nederland van 60 jaar geleden is. Zo iemand die niet weet dat Nederlanderschap heden ten dage betekent dat ook ík Nederlander ben.

Schrik

Na een paar maanden solliciteren en tientallen brieven, werd ik uitgenodigd bij een juristenkantoor voor een gesprek en daar ging ik vol goede moed naar toe. Ik zal nooit vergeten hoe de recruiter schrok. Hij schrok echt. Ik zag het aan zijn ogen. Hij had niet verwacht dat ik zou zijn wie ik was. En misschien begrijp ik dat ook wel, want bij een juristenkantoor komen nu eenmaal niet zoveel moslima's solliciteren. Maar het is toch gek als je die schrik in iemands ogen ziet. En als je je dan realiseert dat tijdens sollicitatiegesprekken in de eerste twee minuten wordt uitgemaakt of je wel of niet wordt aangenomen, dan weet je dat je de achterstand niet meer kunt inlopen. Dat bleek ook wel. Ik heb nooit meer iets van die man gehoord.

Dat was mijn eerste sollicitatiegesprek. De volgende was bij een rechtsbijstandverzekeraar. Ik werkte daar al via een uitzendbureau als secretarieel medewerker en zag dat er een vacature was voor een jurist. Ik regelde een afspraak met de mevrouw die over personeelszaken ging en die zei na een uitvoerig gesprek: ‘ik weet niet of ik je kan aannemen, want wij hebben nog geen beleid ontwikkeld over hoe om te gaan met juristen met een hoofddoek.' Eerlijk waar! Dat ik als secretaresse een hoofddoek droeg, was kennelijk geen probleem, maar wel als ik als jurist zou werken. Belachelijk! Maar ik sloeg niet op de tafel en ik zei ook niet hoe onzinnig haar woorden waren. Ik bleef fatsoenlijk en vroeg haar heel netjes waarom zo'n beleid noodzakelijk is. Ik had geen keus, ik was afhankelijk van haar; zij bepaalde wie er wel en niet werden aangenomen.

Hoofddoekjesbeleid

Ik heb haar gevraagd wie dat beleid over hoofddoeken bepaalde. Wie daar over ging. Dat bleek de directeur te zijn. Ik vroeg haar een afspraak met hem te maken, maar dat gebeurde niet. Toen ben ik zelf naar die man gestapt. Die wist niets van een speciaal hoofddoekenbeleid en was heel verbaasd. Hij zei dat wat het hem betrof geen probleem was als juristen een hoofddoek dragen. Tegelijkertijd zei hij dat hij een dergelijk beleid aan het hoofd personeelszaken zou overlaten. Toen wist ik wel hoe laat het was: die baan zou ik nooit krijgen.

Pure discriminatie. Dat gaf die directeur ook toe. Maar bewijs het maar! Als ik naar de rechter zou stappen, zal zo'n werkgever altijd zeggen dat er andere kandidaten waren met betere papieren. Geen werkgever zal toegeven dat er een hoofddoekjesbeleid wordt gehanteerd. Naar de rechter gaan, heeft dus geen enkele zin. Hard bewijs is er helemaal niet als het om discriminatie gaat. Het gaat over een mentaliteit. Een houding waarbij men in de hogere regionen de macht kennelijk liever niet wil delen.

Dat is niet typisch Nederlands, trouwens. In Iran bijvoorbeeld, krijgen christelijke Armeniërs geen baan bij de overheid en ook niet bij Iraniërs. Ook al zijn ze nog zo goed opgeleid. Maar ze krijgen die baan niet vanwege hun geloof. Punt. Dat is ook discriminatie, maar dat gebeurt openlijk en iedereen komt daar voor uit. In Nederland niet. Hier zijn we allemaal gelijk. Gelijkheid wordt zo, gek genoeg, een soort van dekmantel voor discriminatoir handelen. Voor het goed praten van discriminatie. Zo van: in dit land zijn we allemaal gelijk, dus als jij er niet komt, heb je dat aan jezelf te wijten.

Je krijgt daardoor nauwelijks gehoor voor je verhaal. En vindt weinig sympathie. Het is namelijk je eigen schuld. Je eigen verantwoordelijkheid dat je geen baan vindt

Ik vind daarom dat de overheid actie moet ondernemen. Net zoals dat in Amerika is gebeurd. Daar wordt diversiteit beloond. Daar gaan overheidsopdrachten naar bedrijven waar de diversiteit in het personeelsbestand optimaal is. Daarmee voorkom je geen ideologische discriminatie, maar je haalt wel je de argumenten voor economische discriminatie onderuit. Ik vind dat die regelgeving ook in Nederland moet komen. En dat arbeidsmarktdiscriminatie serieus op de agenda moet worden gezet.

Dat ik mijn mond niet houd en dit verhaal durf te vertellen, komt doordat ik sinds kort een baan heb. Ik werk ik als juridisch adviseur bij de gemeente Amsterdam. Maar ik heb vriendinnen die ook rechten hebben gedaan en die al twee jaar thuis zitten. Die maar niet aan de bak komen omdat zij een hoofddoek dragen. Vrouwen met een universitaire opleiding die steeds opnieuw moeten opboksen tegen het beeld dat zij achter zouden lopen en slecht Nederlands zouden spreken. Vrouwen die na twee jaar solliciteren hun eisen steeds lager stellen omdat ze geen werk kunnen vinden. En die zo langzaam maar zeker aan het beeld van die achterlopende moslima gaan voldoen. Dat vind ik zo verschrikkelijk jammer.'

* Sultan Gün deed haar verhaal tien jaar geleden omdat zij een bijdrage wilde leveren aan het debat over arbeidsdiscriminatie. Ze wilde bewustzijn creëren. Na de stortvloed aan – vaak negatieve – reacties besloot zij haar mond te houden en zich aan het debat te onttrekken.

 

Mijn gekozen waardering € -

Ik schrijf voor kranten en tijdschriften, werk voor het Jeugdjournaal én ga regelmatig weer naar school. Mijn drijfveer: passie voor de journalistiek en het leven.