Afrocultuur als wapen tegen rassenhaat

Rio de Janeiro in het jaar voor de Olympische Spelen. De komende tijd publiceer ik interviews met inwoners van Rio, over hun leven, hun idealen en hun tegenslag. In een tijd dat het land wéér op springen staat, net als voor het WK. Deel 5: Aninha Catão.

Ana Paula (Aninha, kleine Ana) Viana Catão (28) is klein en dun en beweegt met een ongelooflijke souplesse. Ze lijkt wel een elastiekje. Haar energie lijkt onuitputbaar. Haar ogen zijn oplettend en kritisch. Met Aninha valt niet te spotten.

Haar vader komt uit Rio, haar moeder uit de noordoostelijke deelstaat Bahía, een van de regio’s in Brazilië waar de Afrikaanse invloed het meest voelbaar is. Ze heeft een jongere broer van 26 en woont met haar moeder in de middenklassewijk Glória. Haar ouders zijn gescheiden.

Aninha heeft een dansgroep, geeft ook les in het buurtmuseum dat museum werd omdat onder de vloer een graf van slaven die de overtocht uit Afrika niet levend hadden gehaald werd gevonden. En ze is de rechterhand van een priesteres van de Afro-Braziliaanse religie candomblé, een mãe de santo, ofwel moeder van een heilige. “Ik ben een ‘kleine moeder’ nu. Ik zit in een initiatieperiode van zeven jaar om ook mãe de santo te worden.”

Rijkdom en vruchtbaarheid

Als het zo ver is, krijgt ze haar eigen terreiro, haar eigen tempel, waar offers aan de voorouders worden gebracht en ter ere van hen wordt gegeten, gezongen en gedanst. “Veel mensen denken dat de candomblé meer goden heeft, maar dat klopt niet”, legt Aninha uit. Net als de islam en het christendom hebben we één god, Olodumare, de Hoogste Schepper, die de wereld en de elementen schiep: water, vuur, aarde en lucht. Wij geloven dat de natuur deel van God is en daarom is de natuur heel belangrijk voor ons. Door het contact met de natuur, maar bijvoorbeeld ook door te eten hebben wij contact met God. We geloven dat elk mens wordt geregeerd door een van de elementen. Ook wij mensen zijn deel van God. Bepaalde mensen werden na hun dood geesten, die we orixás noemen, zoals Oxum, van rijkdom en vruchtbaarheid en de bekende Iemanjá, de godin van de zee, waar we in Rio met de jaarwisseling offers voor brengen voor een goed nieuwjaar.”

Candomblé krijgt kritiek van buiten omdat het dieren offert. “Maar wij martelen de dieren niet. We doden ze op een snelle manier, meestal snijden we de kop af met een mes”, verklaart Aninha: “Een geit, kippen of een varken. We bereiden er een maaltijd van die we delen met God.”

Drugsbendes

De felste kritiek waar Candomblé mee te maken heeft komt van de evangelische kerken. “Van de Universele Kerk van het Rijkdom Gods en van de Wereldkerk van de Macht Gods vooral”, verzucht Aninha. “Zij verkondigen echt regelrechte haat. Ze zeggen dat de duivel in de Candomblé zit. Dat is sinds de jaren tachtig alleen maar erger geworden. Die kerken zijn ontzettend gegroeid. Onze terreiros  zitten meestal aan de rand van de stad of in een sloppenwijk. Daar zijn vaak drugsbendes actief. Veel van die dealers bekeren zich tot het evangelische geloof en worden dan ook pastor. Want dan kunnen ze doorgaan met goed geld verdienen. Ze verbieden onze religie en onze dansen en de witte kleding die we vaak dragen. Er zijn terreiros in brand gestoken of kapot geslagen, niet alleen hier in Rio. Er zijn vorig jaar vier priesters vermoord. Veel terreiros sluiten uit angst en zoeken hun heil ergens anders.”

Wervelkolom

Aninha heeft zich bijna haar hele leven aan dans gewijd, die ook zo belangrijk is in haar religie. Maar het begon allemaal helemaal buiten de Afro-Braziliaanse cultuur om. Van haar vierde tot haar vijftiende deed ze een klassieke-dansopleiding aan een school verbonden aan het belangrijkste theater van Rio en een van de mooiste theaters van het land, het monumentale Gemeentelijk Theater. “We kregen niet alleen dans, maar ook kunst- en muziekgeschiedenis. Het was een ontzettend intensieve opleiding. Maar ik gaf het op, omdat ik ook gewoon naar de universiteit wilde om te studeren. Ik heb een opleiding gedaan in toerisme en ben klaar.” Triomfantelijk: “Ik moet alleen het diploma nog krijgen!”

“Maar ik had ook problemen met mijn wervelkolom, plus dat het duidelijk was dat ik moeilijk werk zou kunnen vinden als ik klaar was. Daarom gooide ik het over een andere boeg. Drie jaar heb ik niks aan dans gedaan.”

Het bloed kruipt waar het niet gaan kan en op haar achttiende kreeg ze contact met een groep mensen die Afro-Braziliaanse dansen op straat uitvoerde, onder andere onder de karakteristieke Bogen van Lapa, een aquaduct uit de achttiende eeuw, dat iedereen die Rio ooit bezicht heeft wel heeft gezien. “Ik kende vooral de dansen van de candomblé, die je bijna altijd in besloten kring uitvoert, maar ik wist wel wat van de Afrikaanse dansen die op straat voor het publiek worden gedaan. Binnen twee maanden had ik het hele reportoire oder de knie.” Het was in die periode da ze ook terugkeerde naar de religie van haar roots, de candomblé, om er niet meer weg te gaan.

Uitstekende kont

Van de dansgroep bleef echter niet veel overeind. Aninha: “Het probleem in Brazilië is dat dit soort waardevolle initiatieven geen steun krijgt van de politiek. Er is geen aandacht voor cultuur. Al speel je dan op straat, je maakt kosten: je bent al gauw een groep van tien mensen, dansers en muzikanten, met instrumenten, kostuums, eten en drinken. Soms willen de omwonenden er ook niets van weten en dat heeft ook te maken met onverdraagzaamheid tegenover zwarten.”

Haar blik wordt een beetje verbeten. “Wij ondervinden nog steeds de gevolgen van de slavernij. Het overgrote deel van de gevangenen in Brazilië is zwart. De zwarte vrouw wordt als een seksueel object gezien, met een uitstekende kont, lekker voor de buitenlanders. Toen ik in een hotel werkte voor mijn toerisme-opleiding moest ik mijn haar ontkroezen.”

Maar toch, het wordt beter, vindt ze.

Ze werd benaderd om les te geven in Afro-Braziliaanse dans. Dat was een sambaschool die ook ter ziele was maar waar een paar mensen zich voor in wilden zetten. Ze wilden geen commerciële, toeristische school, zoals je nu hebt, maar samba voor het volk, en dan vooral voor het zwarte volk, zonder dat er grote bedrijven als sponsors bij betrokken zijn. Ze wilden ook dat ik een eigen groep zou oprichten en dat heb ik gedaan. Voor het eerst heb ik nu mijn eigen groep, Tambor de cumba, ofwel Trommel van een Tovenaar.”

Ze wil de Brazilianen begrip voor de Afrocultuur bijbrengen. “Ik zie het als een wapen tegen rassenhaat.” In haar lessen doen leerlingen van allerlei pluimage mee, niet weinigen met een blanke huid.

“Ik zie nu dat ik van de dans kan leven. Het is nog niet ideaal, ik moet het bij elkaar harken met lessen, praatjes op conferenties en andere activiteiten, maar hier ga ik. Werken met cultuur is liefde!”

Naschrift

Het ging sinds het eind van de jaren negentig voorwaarts met de economie van Brazilië, totdat er tijdens de eerste regeringsperiode van president Dilma Rousseff (2010-2014) de klad in kwam. Het land kampt met een toenemende polarisatie tussen links en rechts, die anders tegen economische oplossingen aankijken, en tussen conservatieven en progressieven, als het om vraagstukken als abortus, de rechten van zwarten, en homo’s gaat.

In plaats van een doorwrochte analyse presenteer ik u de komende tijd de verhalen van doodgewone burgers in mijn woonplaats Rio. Van rijk tot arm, van jong tot oud, met verschillende seksuele, religieuze en politieke voorkeuren, man en vrouw. Zo kunt u zich een beeld vormen van wat er zo al leeft in de stad waar volgend jaar de Olympische Spelen worden gehouden en waar het gist.

Mijn gekozen waardering € -

Wies Ubags (1962) werkt vanuit Brazilië voor oa het ANP. Ze is ook te horen op de Nederlandse en Belgische radio (vooral BNN, WNL en VRT).  Ze schrijft over ambitie in Latijns Amerika, in het klein en in het groot. Economische onderwerpen krijgen veel aandacht.