Zijn Papoea’s de onbelangrijkste mensen ter wereld?

In mei deed de kersverse Indonesische president Jokowi grote beloften aan de al decennialang onderdrukte inheemse bevolking van Papoea. Vanaf nu zijn buitenlandse journalisten er zelfs weer welkom. Maar wat zijn Jokowi’s beloften waard?

Twintig jaar geleden reisde ik in opdracht van het WWF voor een reportage naar Papoea, de westelijke helft van Nieuw-Guinea, het op Groenland na grootste eiland ter wereld. De natuur was er weergaloos mooi, maar vooral de Papoea’s zelf maakten op mij een onvergetelijke indruk. Toch hebben deze mensen al decennialang niks te zeggen in hun eigen land. Wie zijn mond wel open durft te doen, wordt gevangen gezet, verkracht, gemarteld en/of vermoord. Papoea’s zijn verschoppelingen in eigen land, op exact dezelfde manier als de Noordamerikaanse indianen van weleer. Over die genocide spreken we nu nog schande, maar dat er tussen 1969 en nu ruim een half miljoen Papoea’s zijn geëxecuteerd en hun prachtige, mysterieuze land in de opheffingsuitverkoop is gegooid, vinden we – gezien de hardnekkige mediastilte rond dit pijnlijke onderwerp – kennelijk minder verontrustend… Nederland heeft hen verraden. Daar hebben we spijt van, maar er is nu toch niks meer aan te doen, dus laten we het maar liever over iets anders hebben.

Verpletterende schoonheid

Kaketoes bijvoorbeeld. Vind je die leuk? Dan moet je in Papoea zijn. Daar vliegen ze vrij rond in grote zwermen. Ook de indrukwekkende zwarte palmkaketoe, op de zwarte markt al gauw goed voor 10.000 tot 15.000 euro per stuk. Ik zag er tijdens mijn reis zó veel, dat ik op het laatst niet eens meer opkeek als er eentje voorbij vloog. Ik was door het WWF naar Wasur gestuurd, een Nationaal Park ter grootte van Noord-Holland en Utrecht samen (413.810 ha). Wasur ligt in een uithoek van de wereld: het uiterste zuidpuntje van Papoea. Dit natuurgebied tussen de stad Merauke en de grens met Papoea Nieuw-Guinea heeft bossen, maar vooral veel savannes en moerassen. De helft van het jaar staan grote delen van Wasur onder water, wat het tot een waar paradijs voor eco-toeristen en vogelaars maakt. In dit unieke wetland kun je maar liefst 420 verschillende vogelsoorten zien, waarvan een kwart nergens anders op aarde voorkomt. En hetzelfde geldt voor 27 van de 80 verschillende soorten zoogdieren. Dat zijn bijna allemaal buideldieren, zoals kangeroe’s, koeskoezen, eierleggende vachtegels en dassen. Er wordt zelfs gefluisterd dat de mysterieuze Tasmaanse buidelwolf dan misschien in Tasmanië is uitgestorven, maar nog altijd ronddoolt in Papoea. Evenals een – officieel nog niet ontdekte, en voor de wetenschap dus naamloze – temperamentvolle buidelkat ter grootte van een ocelot.

Het landschap is in Wasur van een verpletterende schoonheid en de planten- en dierenwereld is enig in zijn soort, maar dat geldt net zo hard voor de Papoea’s die hier al generaties lang wonen. Hun cultuur is het zeker waard om beschermd te worden. In Wasur Nationaal Park wonen Marind, Kanum, Yei en Maroristammen: vier compleet verschillende Papoeaculturen.

Warme gevoelens

Mijn eerste dagen in Wasur waren trouwens wel even wennen. Elke keer als onze WWF-Jeep een dorpje in reed, werden we indringend aangestaard door vervaarlijk nors kijkende papoea’s, wat bij mij ongewild visioenen opriep van koppensnellerij en XXL-kookpotten. Maar zodra ik aarzelend mijn hand opstak en beverig ‘hallo’ zei, brak meteen de zon door. Mannen en vrouwen knikten me ineens vriendelijk toe met een glimlach van oor tot oor en de kinderen riepen tot mijn stomme verbazing in onvervalst Nederlands: ‘Daaaaag!’

‘De Nederlandse groet wordt in ere gehouden omdat wij met warme gevoelens terugkijken op de Nederlandse bezetting’, verklaarde een eerbiedwaardige oudere Papoea die ik hier later naar vroeg. ‘Die beviel ons een stuk beter dan de Indonesische bezetting daarna. De Nederlanders waren tenminste nog opbouwend bezig, maar de Indonesiërs slopen en moorden alleen maar.’ Ik was verbijsterd. Denken Papoea’s werkelijk nog altijd positief over Nederland?

De Nederlanders waren tenminste nog opbouwend bezig, maar de Indonesiërs slopen en moorden alleen maar

Een eigen vlag

Even een lesje geschiedenis: in 1898 koloniseerde Nederland Papoea, samen met rest van het huidige Indonesië (17.500 eilanden, met tegenwoordig 250 miljoen inwoners). Toen Indonesië in 1949 een onafhankelijke staat werd, bleef Papoea onder Nederlands bestuur. De Nederlandse overheid startte in 1950 met de voorbereidingen voor de onafhankelijkheid van Papoea. Op 1 december 1961 schonk Nederland de Papoea’s alvast een officiële eigen vlag, de Morgenster, en een eigen volkslied. Maar binnen een paar maanden tijd viel deze onafhankelijkheidsdroom in duigen. Want Prins Bernhard was het er niet mee eens. Hij vond dat Indonesië Papoea mocht hebben. Het Indonesische leger was Papoea toen al binnengevallen met Russische steun en wapens, en Nederlandse militairen werden ingezet om de gewelddadige bezetters een halt toe te roepen. Terwijl Bernhard zich totaal niet met dit soort regeringskwesties diende te bemoeien, regelde hij middels de nodige achterkamertjespolitiek dat Papoea voortaan toch bij Indonesië zou horen. In 1962 droeg de door Bernhard klemgezette Nederlandse regering de controle van Papoea over aan de Verenigde Naties, die het vervolgens een jaar later overdroegen aan Indonesië. De Papoea’s is nooit iets gevraagd. Achter de schermen was Indonesië al vanaf 1957 druk in gesprek met de Verenigde Staten over het verdelen van de buit: Papoea bulkt namelijk van het goud, koper, olie, gas en natuurlijk hout…

Beschamend referendum   

In 1969 bereikte de internationale onvrede over het Indonesische gezag op Papoea een vlammend hoogtepunt. Het Indonesische leger had binnen 7 jaar duizenden Papoea’s vermoord en opgesloten. Er werd besloten dat de VN moest toezien op een referendum onder de inheemse bevolking van Papoea. De Papoea’s mochten tijdens deze Act Of Free Choice kiezen uit twee mogelijkheden: deel uitmaken van Indonesië of onafhankelijkheid. Maar terwijl de VN werkeloos toekeek, manipuleerde Indonesië de stemming op brute wijze: militairen wezen 1026 Papoea’s aan die een stem mochten uitbrengen, maar maakten daarbij wel duidelijk dat hun families zouden worden vermoord als zij tegen Indonesië zouden stemmen. Daarmee was de uitkomst van dit zogenaamde referendum bezegeld en kwalificeerde de VN zichzelf niet alleen als een waakhond zonder tanden, maar ook zonder ruggengraat.

500.000 doden

In het Nederland van nu weten nog maar weinig mensen dat er sindsdien ruim 500.000 Papoea’s zijn afgeslacht door het Indonesische leger. En niemand snapt waarom er op gezette tijden nog altijd groepjes Papoea’s in Den Haag staan te demonstreren. Toen de Verenigde Naties in 2013 hun afkeer uitspraken over Zwarte Piet, toog Tilly Kaisiepo (de in Nederland woonachtige dochter van een voormalige Papoea-vrijheidsstrijder) met de Morgenstervlag onder haar arm naar het Malieveld om in haar eentje tegen de Verenigde Naties te demonstreren. Want waarom zou de Zwarte Piet-kwestie voor de VN belangrijker zijn dan de penibele situatie van de Papoea’s? Niet door enige kennis geplaagd molesteerden heethoofdige Nederlandse demonstranten de weerloze 63-jarige donkere vrouw en beten haar toe dat ze maar moest oprotten naar haar eigen land als ze tegen Zwarte Piet was.

Eigen scheppingsverhaal

Een eigen land om naar op te rotten is echter een luxe die de Papoea’s niet kennen. Zelfs de kleinste Papoeadorpen worden streng bewaakt door Indonesische militairen, die zich met werkelijk alles bemoeien. Zo ook in het dorpje Kondo, waar de mensheid is ontstaan. Tenminste, volgens de overleveringen van de Marind, één van de papoeastammen die al eeuwenlang in Wasur woont. De mythen, zeden en gewoonten van de Marind zijn in de jaren zestig door de Nederlandse oud-gouverneur en cultureel antropoloog Jan van Baal beschreven in ‘Dema’, een bijna duizend pagina’s tellend boekwerk. De dema zijn de goden van de Marind, of liever gezegd: de scheppingskrachten, die onder de grond wonen. Alle vreemde dieren die in Wasur leven, spelen een belangrijke rol in de mythologie van de Marind. En het verhaal van de ondergronds verblijvende dema’s komt ook niet zomaar uit de lucht vallen: het schijnt dat er onder heel Papoea echt een gigantisch grottenstelsel loopt, compleet met onderaardse meren waarin oogloze vissen zwemmen…

Altijd beet

In het geboortedorp van de mensheid stopten we bij een van de huizen om Habél op te pikken, een Marindjager die het gebied op zijn duimpje kent. Simon, een Marindjongen van een jaar of veertien, ging ook mee. Na een half uurtje kwamen we aan in Mblatar, een natuurgebied in Wasur waar veel te zien is. Ik zette mijn tent op bij de oever van een kreekje dat aan het opdrogen was en zag voortdurend vissen spartelen. Tientallen grote en kleine reigers beenden bedachtzaam door het water. Als ze voorover bogen, hadden ze altijd beet. Een bepaald soort reigers maakte vreemde geluiden: het leek wel alsof ze aan één stuk door boertjes lieten.

Habél en Simon zouden proberen om me een gevlekte koeskoes te laten zien. Dat is een soort buidelbeertje ter grootte van een koala, maar dan met een puntneus en lange grijpstaart. Zwetend als een otter liep ik achter de twee zwarte mannen aan. Voetje voor voetje over een glibberige boomstam die dwars over de rivier lag. Langs drie meter hoge bladerhopen waarin de freycinetloophoen zijn eieren laat uitbroeien. Onder torenhoge tropische bomen vol lianen door, langs rottende stronken bezaaid met bloedrode elfenbankjes. Af en toe flonkerden de iriserende vleugels van smaragdgroene reuzenvlinders.

Op koeskoesjacht

Op een gegeven moment had Habél een koeskoes ontdekt. Waar dan? Daar! Bovenin die boomkruin! Wáár? Dáár! Het kostte de mannen minstens vijf minuten wijzen en uitleggen voordat ik eindelijk, op veertig meter hoogte, een glimpje wollige koeskoesvacht tussen de boombladeren ontwaarde.

Enigszins schoorvoetend kwam Habél mijn kant op. Bij hem thuis aten ze graag koeskoes, dus hij zou deze hier best willen schieten. Of ik daar bezwaar tegen had. ‘Daar ga ik niet over,’ antwoordde ik resoluut. De voorouders van Habél en zijn familie jagen al duizenden jaren op koeskoes. Ze kunnen ook moeilijk anders, want Albert Heijn heeft geen filialen hier. Het zou toch een beetje belachelijk zijn als ik hen nu zou verbieden om deze koeskoes op te eten omdat ik dat toevallig zielig vind.

In een oogwenk spande Habél zijn lange bamboeboog en legde aan, maar de pijl ketste af op een boomtak. Ik haalde opgelucht adem. Simon klom behendig in de boom om de pijl te pakken, die ergens in de takkenmassa was blijven hangen.

Habéls pijlen – ruim een meter lang – ketsten telkens af op een tak. We liepen verder en ontdekten nog meer koeskoezen die voor ongeoefende ogen nog minutenlang onzichtbaar bleven. Bij de zoveelste pijl die richting bladerdak werd geschoten, hoorde ik ineens een doffe plof. Dat was geen tak! Toen ik naar boven keek, zag ik een verbijsterde koeskoes met een pijl in z’n lijf. Het kippenvel stond meteen op m’n armen. Habél en Simon wachtten tevreden tot de koeskoes uit de boom viel. Eenmaal op de grond bleek het een vrouwtje met jong te zijn.

Habél bond de dode koeskoes aan zijn boog terwijl Simon het ongedeerde jonge koeskoesje stond te aaien, dat zich stevig in zijn sweater had vastgeklauwd. ‘Wat gaan jullie daarmee doen?’, wilde ik weten. ‘Oh gewoon, die brengen we groot in het dorp, als huisdier.’

Op de terugweg van de koeskoezenjacht hield Habél nog één keer abrupt halt. Hij wees naar links, waar een mansgrote, gitzwarte spookverschijning zich door een groep eucalyptusbomen haastte. Het was een volwassen helmkasuaris. En dat terwijl in alle boeken staat te lezen dat kasuarissen zich in het wild maar hoogst zelden laten zien!

Morsdood maanlandschap

’s Avonds bij het kampvuur staarde Habél stil voor zich uit in de vlammen. Simon streelde het jonge koeskoesje op zijn schoot. Aan de overkant van de kreek zochten de reigers en ibissen in hun slaapbomen ieder een eigen plekje voor de nacht, die heel snel viel. Nog geen half uur later strekte de complete Melkweg zich uit boven mijn hoofd en zag ik het Zuiderkruis. Wasur overtrof mijn stoutste dromen. ‘Ooit zal dit Nationaal Park wereldberoemd zijn’, verzekerde een trotse WWF-ranger me de volgende dag.

Inmiddels zijn we ruim twintig jaar verder, maar van wereldfaam voor Wasur is helaas geen enkele sprake. Indonesië is niet gecharmeerd van pottenkijkers en sloot Papoea zelfs jarenlang af voor buitenlandse journalisten. Die bemoeien zich maar met de mensenrechtensituatie en de huiveringwekkend grootschalige vernietiging van ongerepte natuur in Papoea. Zo kreeg het Amerikaanse bedrijf Freeport-McMoRan stiekem al in 1967 toestemming van Indonesië om in Papoea naar goud en koper te graven. Midden tussen de heilige gronden van de Papoea’s bevindt zich namelijk de grootste goud- en kopermijn ter wereld. Deze Grasbergmijn, die nu al ruim een halve eeuw succesvol wordt geëxploiteerd, is inmiddels verworden tot een morsdood maanlandschap van zulke enorme afmetingen, dat het vanuit de ruimte te zien is. Freeport is de grootste bron van inkomsten voor het Indonesische regime, met een gemiddelde dagelijkse omzet in de Grasbergmijn van 30 miljoen dollar per dag. Alleen al tussen 1992 en 2004 betaalde het bedrijf 33 miljard dollar belasting aan Jakarta. De Papoea’s zien geen cent van deze opbrengsten. Maar ze mogen wel als mijnwerkers aan de slag voor anderhalve dollar per uur. De mijn wordt streng bewaakt door speciale eenheden van het Indonesische leger, die vorstelijk worden betaald door Freeport om – vaak op wrede wijze – stakende mijnwerkers en milieuactivisten te ‘corrigeren’. En dat terwijl zelfs de Indonesische ministers van Milieu hevige bezwaren hebben tegen de desastreuze kaalslag en het giftige mijnafval dat gewoon in de rivieren wordt geloosd…

Letterlijk en figuurlijk een goudmijn

Het moge duidelijk zijn dat Indonesië er niet over piekert om de Papoea’s hun land terug te geven, want dat land is letterlijk een goudmijn voor de Indonesische overheid, die niet alleen profiteert van de Grasbergmijn, maar ook van vele miljarden aan gas en olie die BP er uit de bodem haalt. Het is tevens een goudmijn voor het leger, dat zich op Papoea intensief bezighoudt met de handel in (illegaal gekapt) tropisch hout en de opbrengsten daarvan in eigen zak steekt. De jungle van Nieuw-Guinea is een van de grootste tropische oerwouden ter wereld, en vervult dus een belangrijke rol in het tegengaan van het wereldwijde broeikaseffect. Maar al eind jaren negentig was een kwart van de bossen op Papoea verdwenen en naar verwachting zal rond 2020 de helft van de jungle verwerkt zijn tot tuinmeubeltjes, tandenstokers en houtpulp…

Papoea is qua grondstoffen en natuurlijke rijkdommen beslist de rijkste provincie van Indonesië, maar toch is de inheemse bevolking er het armst en sterven er zelfs mensen van de honger. De gezondheidszorg voor Papoea’s is opvallend slecht geregeld en hetzelfde geldt voor onderwijs.

Overlegplicht

Maar in mei van dit jaar kwam de kersverse Indonesische president Jokowi met grote beloften voor de Papoea’s. De gematigde moslim Joko Widodo (kortweg Jokowi genoemd) won bij de laatste presidentsverkiezingen in oktober 2014 met een krappe meerderheid van oud-generaal Prabowo Subianto. Jokowi heeft grote plannen voor Papoea. Hij wil meer welvaart en een betere gezondheid voor de inheemse bevolking, die hij ‘de ware eigenaars van hun land’ noemt. Buitenlandse bedrijven die economische activiteiten willen ontplooien in Papoea, dienen voortaan eerst te overleggen met de Papoea’s. Bij dergelijke onderhandelingen wil de Indonesische overheid dan wel bemiddelen. Overigens werden op 1 mei nog 250 demonstranten in Papoea gearresteerd. Op 20 mei nog eens 70 en op 28 mei weer 82, waarvan 13 zijn gemarteld. Deze nog steeds spijkerharde aanpak belooft uiteraard weinig goeds….

Jokowi trekt 460 miljoen dollar uit voor nieuwe wegen, bruggen, huizen, watervoorzieningen en irrigatie. Dat klinkt allemaal mooi, maar dat is het natuurlijk niet. Want hoe meer wegen in de ooit ondoordringbare, op woeste gebergten groeiende regenwouden, hoe sneller de natuurlijke rijkdommen van Papoea kunnen worden afgevoerd naar de hoogste bieder. Van het voorgenomen investeringsbedrag van 460 miljoen dollar is ruim 360 miljoen bestemd voor wegen- en bruggenbouw en slechts 45 miljoen voor irrigatie, 30 miljoen voor sanitatie en 22,5 miljoen voor huizenbouw.

Volautomatische rijstvelden

In de stad Merauke, op 18 kilometer van Nationaal Park Wasur, kondigde Jokowi eind mei aan dat hij in het regentschap Merauke binnen drie jaar 1.2 miljoen hectare natuur (!) wil omvormen tot het eerste moderne landbouwareaal van Indonesië, bestaande uit volledig geautomatiseerde rijstvelden, waar machines de rijst planten en oogsten. Een soort megastallen voor rijst dus, bedoeld om Indonesië minder afhankelijk te maken van geïmporteerde rijst.

Ook wil Jokowi een eind maken aan het slepende conflict tussen het leger en de Papoea’s, die nog altijd strijden voor vrijheid en onafhankelijkheid. Hij vertelt er alleen niet bij hoe. Zeker is in ieder geval dat het leger weinig zin zal hebben in het opgeven van de lucratieve illegale houthandel door militairen.

Buitenlandse journalisten zijn sinds 10 mei weer welkom in Papoea, maar mensenrechtenorganisaties niet. En journalisten die het wagen om over de onafhankelijkheidsbehoefte van de Papoea’s te schrijven, worden alsnog het land uitgezet.

Vliegende vossenvergadering

Sommige nachten in Wasur waren gewoon te mooi om slapend door te brengen. Ik zat urenlang aan de oever van de Marorivier bij het dorpje Soa. Miljoenen vuurvliegjes zwermden dansend boven de rivier en rond mijn hoofd. Sterren spiegelden in het zwarte water. Eskaders nachtzwaluwen klapperden snel voorbij, gevolgd door een trio Zuidzeekwakken langs de andere oever. Palmen bewogen ruisend in de wind en om de drie minuten kwam er een vliegende vos aangeflapperd op vleermuisvleugels van minstens dertig centimeter. Sommige hadden een spanwijdte van bijna een meter. De vossen verzamelden zich hoog in een boom vlak naast mijn tent. Wat ze daar deden weet ik niet, maar het was kennelijk een belangrijke vergadering, want ze sjirpten er opgewonden bij. Toen ik mijn zaklamp op de boomtop richtte, was het meteen stil en blikkerden veertig paar rode oogjes verbaasd in het felle licht. Toen wist ik al dat ik nooit meer zou terugkeren naar Wasur. Maar ik wist ook dat ik dit waanzinnige natuurparadijs – dat allang wereldberoemd had moeten zijn – nooit zou vergeten, en zijn weerloze bewoners evenmin.

Mijn gekozen waardering € -

Journaliste met een zwak voor de natuur EN de menselijke natuur. Werkt(e) onder meer voor natuurmagazine Roots, Wereld Natuur Fonds, Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten en is mede-auteur van zeven boeken over de natuur.