Sinds een week is ze mijn buurvrouw. Ik zal haar Cláudia noemen en haar zoontje van een jaar of drie Kayne. Een ruwe vrouw met een harde stem en een gezicht dat verraadt dat ze geen probleemloos leven heeft gehad. Kayne’s vader is Nederlander, laten we zeggen uit IJsselstein. Zo’n soort plaats.
Op een ochtend liep ik ons huis met vier appartementen in het centrum van Rio uit om boodschappen te doen. ‘Mevrouw!’, hoorde ik achter me roepen. Ik draaide me om en zag haar uit het raam van haar appartement op de begane grond hangen. Ik liep terug. Cláudia had begrepen van onze huisbaas dat ik Nederlandse was, ze vertelde over de man uit IJsselstein en haar kind en dat ze hadden besloten om hun leven in Rio voort te zetten in plaats van Nederland. Maar ze vroeg ook of ik haar les kon geven in het Nederlands, want het inburgeringsexamen vond ze maar moeilijk. En ze had appelstroop. Eind van de maand zou ze voor een paar weken naar Nederland vertrekken en ik moest maar een lijstje maken van dingen die ze voor me mee moest nemen. Ik bedankte haar hartelijk, maar maakte me ook snel uit de voeten. Iets in haar stond me niet aan, we zaten niet op dezelfde golflengte. Voor onze kennismaking had ik haar voortdurend met de deuren horen slaan en schreeuwen in schuttingtaal tegen de kleine Kayne. Cláudia is wat je noemt een tokkie.
Zonder water
Een van mijn ergernissen betrof het gebruik van de wasmachine. Die delen we met de vier appartementen en die staat naast mijn deur. Cláudia wast wel die keer per dag. Mijn appartement en de wasmachine zijn niet aangesloten op de gewone waterleiding maar direct op het blauwe waterreservoir op het dak. Alle huizen in onze wijk hebben zo’n ding voor als het water weer eens wordt afgesloten.
Voor mij betekent het dat de wasmachine niet al te intensief gebruikt kan worden. Dan zit ik zonder water. Zoals vrijdagavond, toen ik een douche wilde nemen en na tien seconden het water uit de douchekop gewoon stopte. Toen ik de volgende ochtend iemand bij de wasmachine hoorde greep ik mijn kans. Ik moest uitleggen over de waterhuishouding van de wasmachine en mijn appartement. Maar ik trof niet Cláudia, zoals ik verwachtte, maar haar puberdochter uit een vorige relatie. Die stond verbouwereerd naar de wasmachine te staren, die om onduidelijke redenen het wasprogramma had onderbroken. Ik legde haar uit over de waterhuishouding en daar beging ik een fout. Ik had naar haar moeder moeten stappen om het uit te leggen.
Die maakte dat een paar uur later, toen ik het huis verliet om een vriendin op te zoeken, pijnlijk duidelijk. Maar het ging veel verder.
‘Ik kijk even door het raam of Cláudia er is om het haar ook uit te leggen´, dacht ik nog in mijn onschuld, maar daar kreeg ik de kans niet voor. ‘Heb je een probleem met mij’, schreeuwde ze boos. ‘Nee’, antwoordde ik verbouwereerd en daar begon ze haar tirannie over haar dochter en de wasmachine. Mijn verweer dat ik alleen iets had uitgelegd en dat er geen ruzie was geweest, kwam totaal niet aan. Ze was absoluut niet van plan om met mijn water rekening te houden, want ze had veel was. ‘Denk je ik jou ga vragen of je al gedoucht hebt? Vergeet het maar’, was haar simpele boodschap.
Met open armen ontvangen
Ik had volgens haar praatjes in de buurt rondgestrooid over haar. Dat ze helemaal niet in Nederland had gewoond en dat Kayne’s vader geen Nederlander was. Ik was met stomheid geslagen. Ze verweet me dingen die ik helemaal niet gezegd kan hebben omdat ik ze domweg niet weet. Een duiveltje in me zei dat het echter weleens de waarheid kon zijn. Maar ik hield me in. Ik wilde deze opgewonden tirade in andere banen leiden. Het hielp allemaal geen zier. Het leek wel alsof Cláudia een waas voor haar ogen had.
‘Ik haat Nederlanders!’, schreeuwde ze. ‘Ze voelen zich meer dan andere mensen en laten dat op allerlei manieren merken. Vind jij het leuk om hier in de wijk te wonen?’ Ja, dat vind ik, ik woon in het leukste wijkje van Rio de Janeiro en heb er veel vrienden. ‘Jij wordt hier met open armen ontvangen’, tierde Cláudia verder. Maar buitenlanders in Nederland worden met de nek aangekeken!’ Die zat.
Ik dacht aan de hoorzitting in het Brabantse Steenbergen – ‘Daar moet een piemel in’ – en het anti-AZC-comité op Facebook en Eigen volk eerst en ik schaamde me.
Hooghartige Nederlanders
Maar ik kon dit natuurlijk ook niet allemaal op me laten zitten. Ik voelde me diep beledigd en wilde haar ervan overtuigen dat ze in haar verwensingen te ver ging. Ik werd afgestraft voor iets dat ik niet had gedaan. Dat probeerde ik haar duidelijk te maken en ik zei: ‘Ik heb ook vervelende ervaringen gehad met Brazilianen, maar daarom háát ik ze nog niet allemaal.’ Niks kwam aan in het toornige hoofd van Cláudia, die maar door bleef schelden over hooghartige xenofobe Nederlanders.
‘Met jou kan ik niet praten’, zei ik ten einde raad tegen haar en ik vertrok, in opperste verwarring en helemaal over mijn toeren. Mijn vriendin hoorde mijn relaas geduldig aan en raadde me aan het me niet aan te trekken – ‘Dat is wat ze wil! Het is iemand zonder cultuur!’ – en net te doen alsof er niets aan de hand is. Tudo bem. Alles goed.
Maar in mijn hoofd speelde ik de conversatie talloze malen af en ik sliep er slecht van. Cláudia moet gevoeld hebben dat ik haar niet echt zie zitten, maar dat heeft niks met haar Braziliaans zijn te maken. Voor haar moet het echter de zoveelste afwijzing van een Nederlander geweest zijn en nu op haar eigen grondgebied. Dat doet pijn.
Ik ben benieuwd geworden naar haar verhaal met de IJsselsteiner en met de Nederlanders in Nederland. Als ik het op een dag te weten kom – het stof van de ruzie zal toch wel een keer neerdalen – maak ik er een artikel van.