Één voor één stommelen de bejaarde monniken de Mariakapel binnen. Sommigen dragen een crèmekleurig habijt, anderen een gewone trui of vest. Hier binnen branden enkele kaarsen en staan de lampen aan. Buiten is het nog donker. De stad wordt langzaam wakker. Mensen fietsen naar het werk en kinderen worden naar school gebracht. De winkels in de nabijgelegen Hoogstraat zullen over een half uur de deuren openen. De kantoortorens naast het klooster lopen vol.
In de Mariakapel, onderdeel van Citykerk Het Steiger, vindt bijna iedere ochtend het koorgebed plaats. De kapel is klein en koud. De paters zitten op twee banken tegenover elkaar. Hoewel iedereen welkom is, is er naast uw verslaggever slechts een andere gast. Een vermoedelijk Oost-Europese, man met een volgepropte Albert Heijn-tas, een rugtas en nog wat prullaria mompelt in zichzelf en rommelt wat met papieren, mappen en enveloppen. Hoewel hij vaste gast is, krijgen de broeders weinig hoogte van de man.
Om half negen start de viering die zo’n twintig minuten zal duren. De gastvrije en vriendelijke priester en monnik Martin Vijverberg (1929), die vandaag de leiding heeft, helpt me een beetje. Hoewel we hetzelfde geloof delen, ben ik als protestant nauwelijks bekend met deze katholieke gebruiken. Ik mag kiezen waar ik wil zitten: bij de mompelende man als toeschouwer of naast Vijverberg tussen de monniken. Ik kies het laatste; participerende journalistiek is in dit geval interessanter dan toekijken als fly on the wall.
De paters zingen in beurtzang, waarbij de twee bankjes monniken de verzen van psalmen en andere liederen afwisselen. Het is even wennen, maar als ik de melodie of het soms weinig melodieuze ritme te pakken heb, zing ik voorzichtig mee.
Grijsheid
Pater Vijverberg leest voor uit het bijbelboek Jesaja. Mijn overbuurman op het bankje tegenover me, kennelijk nog niet helemaal wakker, gaapt eens hartgrondig. De anderen kijken zwijgend voor zich uit. Dan valt me tijdens de bijbellezing een zin op die de oude paters misschien wel aan zal spreken: “Tot in je ouderdom blijf Ik dezelfde, tot in je grijsheid zal Ik je steunen. Wat Ik gedaan heb, zal Ik blijven doen, Ik zal je steunen en beschermen.”
En daarna is het stil. Minutenlang stil. Wat de bedoeling is, weet ik niet. Maar stil is het. Sommige paters hebben de ogen gesloten. Bidden ze? Mediteren ze? Overdenken ze het bijbelgedeelte? Buiten klinkt getoeter. Het ochtendlicht valt door het raam. De stad is nu echt wakker. Ineens zet Vijverberg de gregoriaanse getoonzette O-antifoon van 18 december in. De monniken vallen hem bij. De viering sluit af met een gebed voor de wereld en het Onzevader.
Urineren
En dan is het voorbij. De paters maken een korte, en soms stramme buiging, voor een kruisbeeld en een beeld van Maria met het kind Jezus op haar schoot en de stad Rotterdam aan haar voeten. Daarna vertrekken de paters naar hun kamer. De man met de tassen en paperassen blijft biddend achter. Als we bijna willen vertrekken, staan er ineens drie stadswachten in hun geel-zwarte uniform in de kapel. “We hoorden van de wijkagent dat u overlast heeft van mensen die hier urineren”, zegt een van hen tegen Martin Vijverberg. Zo. Dat is even schakelen van het sacrale naar het aardse leven in de grote stad. En dan blijkt de keerzijde van een kapel die de hele dag onbewaakt open is voor bezoekers. Soms slaapt er iemand op de bankjes. Dat is prima, vindt Vijverberg. Maar het bakje met wijwater – geheiligd water – wordt soms gevuld met ander water; van mensen in hoge nood. Ook wordt er weleens drugs gedeald in de kapel. En dat is nou niet echt de bedoeling, al lijkt Vijverberg er nuchter onder. De stadswacht belooft een oogje in het zeil te houden en vertrekt weer. “Goede kerstdagen,” zegt Vijverberg. “Ik hoop het!” antwoordt de stadswacht.
Geen aanwas
De zes paters Dominicanen, zoals de mannen die van deze katholieke orde genoemd worden, wonen naast de kapel in het huis, dat hun klooster is. De eerste Dominicanen bezochten Rotterdam al in de veertiende eeuw. Vanaf 1449 hadden ze hun eigen convent binnen de stadsmuren bij de Hoogstraat. Het bombardement van Rotterdam maakte de Dominicuskerk uit 1837 met de grond gelijk. In de jaren zestig is de Citykerk Het Steiger en het bijbehorende klooster gebouwd. In 2001 is het gerenoveerd en aangepast aan deze tijd en zijn ook de paters uit een huis in Blijdorp er komen wonen. Het huidige gezelschap paters is, met leeftijden tussen de 64 en 86 jaar, bejaard. Er is geen aanwas van jonge katholieken. “De klassieke monnik kwam in principe niet buiten de kloostermuren,” zegt Vijverberg. “Maar wij, Dominicanen, trekken al sinds onze oprichting in 1216 – bijna 800 jaar geleden – altijd naar buiten. We preken, schrijven, houden toespraken en geven conferenties. Wij willen onze boodschap naar buiten brengen.”
Vijverberg en de andere paters preken op zondag in kerken in de regio en soms elders in Nederland en leggen pastorale bezoeken af aan mensen die er om vragen. “Denk aan mensen die ziek zijn of in de rouw zijn. Verder ben ik de econoom van ons klooster. Hoewel ik met pensioen ben, heb ik het aardig druk. Maar in vergelijking met vroeger zijn er veel minder katholieken. De bezoeken aan de mensen in de parochie is dus afgenomen.”
Mezelf geven
De grote vraag is: wat drijft Vijverberg om zijn hele leven monnik te zijn? “Mijn drijfveer is mijn roeping. Ik ben opgevoed door gelovige en open ouders. Als kind wilde ik al priester worden. Twee ooms waren het ook en een oudere broer studeerde enige jaren bij de dominicanen; hun voorbeeld is wellicht van invloed geweest. Wat mij ten diepste beweegt: God trekt mij aan. Ik wil mezelf geven aan de dienst van God.”
Vijverberg kan zich goed vinden in de losse stijl van paus Franciscus. “Hij inspireert veel mensen. TIME heeft hem zelfs uitgeroepen tot persoon van het jaar. Zijn houding inspireert mensen veel meer dan katholieken die heel strikt alle regeltjes willen onderhouden. Iemand zei eens dat de Dominicanen de vrijdenkers binnen het hart van de kerk zijn. We hebben een open houding en zijn niet zo dogmatisch.”
Dominicanen staan ook bekend om hun intellectuele houding: ze studeren veel, lezen theologische en filosofische werken en zijn beschouwend, contemplatief ingesteld, vertelt Vijverberg. Ook zijn ze – anders dan abdijen op het platteland – gericht op de stedelijke omgeving. Vijverberg: “Dominicus, de stichter van onze orde, stuurde zijn volgelingen naar de steden om daar aan de slag te gaan.”
Een leven als monnik, betekent ook afzien van een leven met een vrouw of het stichten van een gezin. Heeft de pater daar ooit spijt van gekregen? “Nee. We willen laten zien dat het gezinsleven niet de enige samenlevingsvorm is,” zegt hij terwijl we door de gangen van het klooster wandelen. Vanuit de kapel zijn we via de grote Citykerk naar het woongedeelte gewandeld. Hier hebben de paters een eigen kamer, er zijn gemeenschappelijke ruimtes en kamers voor gasten. Vijverberg: “Wij willen ervan getuigen dat iederéén je broeder of zuster is. Er zijn veel mensen eenzaam in de wereld. Wij willen er voor hen zijn.”
Dit artikel verscheen in december 2013 op Vers Beton.
Andere kloosters in Rotterdam
Het kloosterleven in Rotterdam is vergrijsd. De gemeentelijke website kopt in een geschiedkundig artikel dat kloosters in Rotterdam zijn ‘uitgestorven’. Dat dit niet helemaal klopt, blijkt uit een mailtje van het Bisdom Rotterdamdie een lijstje met vijf kloosters mailt. Want kloosters zijn niet alleen de grote abdijen, maar ook woonvormen waar katholieke geestelijken samenwonen.
Toch lijkt het kloosterleven in Rotterdam geen lang leven meer beschoren. De meeste kloosterlingen zijn oud en jonge katholieken staan er niet meer om te springen om geestelijke te worden. Het klooster op de Mathenesserweg / hoek Marconiplein wordt een appartementencomplex. De broeders waren te oud om zelfstandig te wonen en zijn vertrokken naar een woonzorgcentrum. Op de Statenlaan wonen nog oude dominicanessen – vrouwelijke Dominicanen – maar volgend jaar vertrekken ze naar een katholiek verzorgingshuis in Voorschoten. Ook in de pastorie van de Sint Bavokerk op Zuid is een klooster.
Op de ’s Gravendijkwal is een klooster van buitenlandse zusters die in de geest van moeder Theresa zich actief inzetten voor maaltijden en hulp aan daklozen en hulpbehoevenden. Maar daar is uw verslaggever niet welkom, althans niet met pen en papier. “U bent welkom in ons klooster, maar wij hoeven geen publiciteit,” zegt een zuster aan de telefoon. “God weet wat we doen en dat is voldoende.”
In een klooster aan de Karel Doormanstraat mocht ik wel langskomen, maar een bejaarde broeder vertelde me dat er weinig te beleven viel. Hij woonde er met nog maar één metgezel. De rest was overleden en er was geen jonge aanwas. “Zo gaat dat. Een nieuwe generatie gelovigen maakt andere keuzes. Niets om verdrietig over te worden,” zegt de nuchtere pater aan de telefoon. “Maar er komen hier binnenkort vanuit het buitenland jongere broeders wonen.”
De katholieke kloosters in Rotterdam mogen dan vergrijsd zijn, een nieuw initiatief richt zich juist op jonge mensen. Het gaat om het relatief nieuwe en deels nog in oprichting zijnde protestante Stadsklooster Rotterdam. De kerkgemeenschap Noorderlicht – waaraan veel hoogopgeleide twintigers en dertigers aan verbonden zijn – heeft hier iedere woensdagavond “klooster-achtige vieringen met stilte, gebed voor de stad, een bijbellezing en muziek”.