Om het museum te openen heeft señora Kück een hamer nodig. Ze is de sleutel verloren, en de buurvrouw die een reserve heeft is vandaag niet thuis. Maar met een beetje bakolie en een paar goede tikken met de hamer klapt het slot met gemak open – dit heeft ze vaker gedaan, verklaart Kück met een glimlach.
Binnen in het stoffige gebouw bestaat de tentoonstelling uit een paar vergeelde foto’s en roestige gebruiksvoorwerpen die de Duitse kolonisten die hier in 1886 naartoe kwamen met zich meenamen. Hun hoop was een Arische kolonie te stichten ver weg van het door joden vervuilde vasteland van Europa. Het is eigenlijk amper een museum te noemen, en Kück, die ook weinig op een Duitse lijkt, heeft niet veel te vertellen over haar voorouders.
Het belangrijkste deel van het museum zijn de portretfoto’s van de twee oprichters van de kolonie: Bernhard Förster en Elisabeth Nietzsche, waarvan de laatste de zus was van de beroemde filosoof. Ze kwamen naar Paraguay met de droom een utopie te starten, maar het werk in de zweterige jungle bleek veel zwaarder dan verwacht. De aardappels die zij plantten rotten weg in de grond, en ziektes braken uit. Een specifieke zandvlieg die ontstekingen veroorzaakt maakte voornamelijk de kolonisten het leven zuur – ook al hoefden de ontstekingen niet dodelijk te zijn met de juiste behandeling, wisten de kolonisten er niet mee om te gaan. En hulp vragen aan de lokale indianen vertikten zij.
Förster pleegde drie jaar later, in 1889, zelfmoord in de stad San Bernardino vlakbij hoofdstad Asunción. Na een paar jaar zwoegen in zijn Paraguayaanse kolonie had hij alle hoop verloren. Zijn vrouw Elisabeth Nietzsche vluchtte terug naar Duitsland, waar zij haar intussen gestoorde broer lastig viel met haar racistische theorieën – waarbij ze zelfs zo ver ging dat ze aanpassingen in zijn manuscripten maakte na zijn dood, om zo Friedrich Nietzsche’s filosofieën een anti-Semitisch vleugje te geven dat hem postuum zou blijven achtervolgen. Het een en ander hierover wordt uitgebreid beschreven in het boek Forgotten Fatherland van Ben McIntyre, dat over de kolonie Nueva Germania verhaalt.
“Als Förster zijn medekolonisten niet in de steek had gelaten, zou het er hier heel anders uit hebben gezien”, zegt de 74 jaar oude Arthur Rauls, een van de weinige inwoners van het kleine dorpje die iets over het verleden te vertellen heeft. Het verhaal van de kolonisten is treurig volgens Rauls: velen stierven aan tropische ziektes en anderen vluchten naar Duitsland. Degenen die bleven, en wiens achternamen nog altijd door inwoners van het dorp gedragen worden, hadden simpelweg het geld niet om een terugreis naar de heimat te betalen.
Maar in het verhaal van Rauls, dat hij in het Duits vertelt terwijl hij een blikje bier drinkt op de veranda van zijn dorpswinkel, is een erg interessant en bijna symbolisch keerpunt in het bestaan van de kolonisten: pas toen de overblijvers begonnen te luisteren naar de inheemse bevolking van Paraguay, begonnen zij te overleven. Pas toen zij leerden om maniok te planten in plaats van Duitse aardappels, en pas toen ze van de indianen hoorden waar zij moesten zoeken naar water, hadden ook zij aan het einde van de week voedsel op hun bord.
Het gevolg was een kolonie die langzaam haar banden met Duitsland en het originele ideaal van Arische superioriteit begon te verliezen. Ondanks dat Rauls de inheemse Paraguayanen Schweinehunden noemt en vindt dat zij maar fokken als konijnen, heeft dit weinig van doen met de ideologie die Förster en Nietzsche met zich meebrachten. Het is eerder het algemene racisme dat op veel plekken in Paraguay te vinden is. Als je spreekt met Duitse afstammelingen in andere kolonies, of afstammelingen van de strikt gelovige Mennonieten – een soort Amish, die de leer van een Friese priester uit de 16e eeuw volgen – is het vrij gewoon om te horen dat de inheemse bevolking lui is, en maar al te graag de hele dag ligt te zuipen.
“Hoe heette die man ook alweer, die zo veel joden had vermoord?” vraagt Rauls wanneer we opstaan om te vertrekken. “Hitler. Ach ja, dat was het. Iedereen moest eraan geloven bij hem hè? Niet alleen die arme joden, maar ook zijn politieke tegenstanders. Wat een bruut.”
Iets buiten het centrum van het dorpje, langs een modderige weg waar rondom verschillende boerderijen in de jungle verstopt liggen, woont de 63 jaar oude Flora Haudenschild. Blond haar, blauwe ogen; bovendien spreekt ze vloeiend Duits. Ze herinnert zich dat haar oma het niet vond kunnen dat een Duitser met een inheemse zou trouwen. Het bloed moest schoon blijven.
“Maar ja, ik heb zelf een Paraguayaanse man”, voegt ze er met een glimlach aan toe. “Eentje die echt wel weet wat hard werken is.”
Zelfs als ze het Duitse bloed schoon hadden willen houden, hadden de kolonisten op een gegeven moment in de problemen geraakt omdat ze hun eigen neven en nichten moesten trouwen. Ook bij de Mennonieten in Paraguay is het een gevoelig punt van discussie: hoe zorg je dat er genoeg variatie de genenpoel binnen blijft stromen, om te voorkomen dat er gehandicapte kinderen geboren worden?
Haudenschild zegt dat het meeste dat ze over de geschiedenis van haar eigen dorp heeft geleerd van buitenstaanders komt: een Duitse pastoor bijvoorbeeld, die dertig jaar geleden naar het dorp kwam en hen veel vertelde. En later alle journalisten en onderzoekers die na het boek van McIntyre de kolonie bezochten. Maar, gevraagd naar de Duitse discipline die een van de uitgangspunten was van de kolonie voor Förster en Nietzsche, begint ze te lachen.
“Ja, je zou best kunnen zeggen dat we gedisciplineerd werken hier.”
Antropoloog Jonatan Kurzwelly, die recent 12 maanden in het dorpje doorbracht om onderzoek te doen naar de Duitse identiteit van de bewoners, gelooft niet dat de dorpelingen iets van de originele idealen hadden geweten als er geen buitenstaanders waren gekomen.
“Sommige media zijn voor het sensationalisme gegaan”, vertelt hij via Skype. “Ze proberen de dorpelingen een racistische opmerking te ontlokken om vervolgens het dorpje af te schilderen als een nazistische nederzetting. Maar de waarheid is: wanneer deze mensen iets over joden of over Hitler zeggen, hebben ze simpelweg geen benul waar ze het over hebben. Voor hen is de Tweede Wereldoorlog een heel vaag en ver verwijderd begrip.”
Ook al komt hun connectie met Duitsland vooral neer op het spreken van de taal en het gebruiken van de Duitse vlag voor het lokale voetbalteam, hebben veel dorpelingen nog wel altijd het idee sterk verbonden te zijn met de oude heimat. Wanneer zij geconfronteerd worden met de bureaucratische realiteit blijkt dit echter vaak anders uit te pakken. Rauls en zijn familie proberen al jarenlang een verblijfsvergunning voor Duitsland te krijgen, waar hun autistische dochter een betere behandeling zou kunnen krijgen dan in Paraguay. Maar tot nog toe zijn ze nog altijd niet Duits genoeg gebleken om ook werkelijk toegang tot het land te krijgen.
Dit verhaal werd eerder gepubliceerd in de Engelstalige krant The Tico Times.
Over de auteur:
Jurriaan van Eerten reist samen met fotografe Eline van Nes door Latijns-Amerika. Zij maken reportages die op een persoonlijke manier het alledaagse leven verbeelden.
Volg hen op Blendle/Cafeyn of via Twitter
Lees ook:
‘Hier is kinderarbeid legaal’ – Anderhalf jaar geleden werd in Bolivia een wet ingevoerd die het kinderen vanaf 10 jaar oud toestaat om te werken. Het idee van de wet is om exploitatie van kinderen tegen te gaan, maar het is de vraag of dit inderdaad werkt.
Alle fotografie: Eline van Nes