‘Kijk mama ik heb Neymar lcon! En kijk! Mama! Kijk! Maaahaaam! Ik heb ook Messi goal machine geruild voor Icardi Limited Edition.’ Mijn achtjarige zoon stuitert door de keuken met zijn voetbalboek onder zijn arm. Al maanden is hij volledig in de ban van voetbalplaatjes, hij spendeert zijn volledige zakgeld aan pakketjes, dozen en blikjes, is alle pauzes aan het ruilen en slaapt met het verzamelalbum onder zijn kussen. Ik snap de lol niet helemaal, maar hij wordt er bijzonder gelukkig van dus dan vind ik het goed. Soms zie ik zijn vader fronsen als hij vertelt over de ruil van de dag, maar voor hij zijn mond open kan doen, werp ik hem een dodelijke blik toe. Niet. Mee. Bemoeien. Eén keer had hij spijt, hij had zich onder druk laten zetten. We vertelden dat hij goed moest nadenken voor hij ruilde, gaven tips, zeiden dat hij niet met veel kleinere kinderen mocht ruilen, maar verder was eenmaal geruild altijd geruild. De volgende keer zou hij het waarschijnlijk anders doen.
Ik vertelde hem die avond dat ik als meisje van zeven jaar een keer of vijftien nodig had voor ik ‘nee’ durfde te zeggen als grotere jongens vroegen of ik mijn nieuwe, glitterbonk in wilde zetten bij het knikkeren. Vijftien keer was ik mijn nieuwste aanwinst al na één ronde kwijt en huilde ik dikke tranen. ‘Wat gemeen van die jongens! Wat zielig voor jou!’ riep mijn zoon verontwaardigd. Ik knikte. En vertelde dat het me uiteindelijk leerde om niet ja te zeggen als ik nee bedoelde, ook niet omdat ik dan dacht aardig gevonden te worden en hoopte een paar treden te stijgen op de populariteitsladder. Het knikkerverlies leerde me van alles over eigen verantwoordelijkheid, uithuilen en mijn verlies nemen.
Blauw oog
Ik probeer mijn kinderen zoveel mogelijk zelf te laten oplossen. Learning by doing is niet alleen handig als je een wat luie ouder bent, je krijgt er ook zelfstandige kinderen van. Dat niet alle ouders deze opvoedstrategie hanteren, bleek toen ik op een avond een bozige app kreeg van een vader. Hij was niet blij met de voetbalkaartjesruil van mijn zoon met zijn zoon. Eerst moest ik lachen en wilde de app weggooien. Maar daarna appte ik toch terug: ik bemoei me niet met voetbalkaartjes. Voor mij was de kous af. Dacht ik. Want drie weken later hield dezelfde vader mij ’s ochtends staande op de gang. Hij glimlachte nerveus en zette vervolgens een strenge blik op. ‘Ik heb net met je zoon afgesproken dat hij morgen alle geruilde voetbalplaatjes teruggeeft aan Mees.’ Ik kijk hem verbaast aan. ‘Mees kwam gister thuis met een voetbalkaartje dat hij met jouw zoon had geruild en dat kaartje bleek gekopieerd. Gekopieerd!’ Hij liep paars aan. ‘Haha dat is slim!’ riep een andere vader die het gesprek opving. ‘Slim? Belachelijk zal je bedoelen!’ snoof de boze vader. ‘Zoals je weet bemoei ik me niet met de voetbalkaartjes,’ zei ik. Dat mogen ze lekker zelf uitzoeken.’
Nee ik vind het niet leuk als mijn kind verdrietig is om iets wat een ander kind heeft gedaan. Maar dan denk ik aan de glitterbonken. En aan alle teleurstellingen die nog gaan volgen in hun leven, ook als ik er niet ben om ze te helpen. Ik luister, troost, kijk samen met ze naar een oplossing, maar zo lang ze niet thuis komen met een blauw oog, ga ik geen verhaal halen bij andere ouders.
Mama mama mama! Kijk! ‘Ik heb Akkifejef defensive rock geruild voor het logo van Boca Juniors! Ik glimlach en bewonder het kaartje. De plaatjes hebben me laten zien dat mijn zoon, die niet uitblinkt in sport, tekenen, lezen of rekenen, een hele goede onderhandelaar is. En dat heel veel ouders een knikkertrauma hebben.