Anton (26) woont samen met twee studenten in een slooppand in Utrecht. Van de brandweer mogen maar drie van de vier kamers permanent worden bewoond. Ze hebben dus een kamer over, waar af en toe een vluchteling logeert.
“Een groep Afghaanse jongens komt regelmatig naar activiteiten van onze kerk. Een van hen, Yusef, kon niet langer in het asielzoekerscentrum blijven. Dus nodigden we hem uit om bij ons te komen logeren. Mijn toenmalige huisgenoten waren in het begin niet heel erg enthousiast, maar hadden ook geen grote bezwaren. Yusef is een paar maanden gebleven. Toen kwam Nadim, ook voor een paar maanden. Nu slaapt Zakir hier af en toe.
Zijn eerste woord: muis
Met Yusef was het in het begin wel even wennen. Hij sprak geen woord Nederlands of Engels. De eerste drie weken heeft hij vooral gezwegen en geknikt. We hebben toen een whiteboard beneden gezet, waar we steeds nieuwe woordjes opschreven. Het eerste woord dat hij leerde was muis, omdat we last van muizen hadden.
In het begin maakte ik me wel zorgen omdat ik moest studeren en onze logees dus niet veel meer dan een huis kon bieden. Maar ze hebben gewoon hun eigen dingen te doen, je hoeft ze niet 24 uur per dag te vermaken. En eigenlijk doen we toch altijd veel dingen samen: eten koken, thee drinken, spelletjes doen. Het is gezellig, we hebben veel lol. Ik hou wel van veel mensen om me heen. Ik heb thuis ook nooit een eigen kamer gehad, ik ben gewend om te delen. Een collega heeft wel eens gezegd dat hij het bijzonder vindt dat ik mijn privacy inlever, maar ik heb dat nooit zo gevoeld. Na twee of drie weken is iemand ook al geen vreemde meer.
Kleding delen
Nadim droeg ook vaak mijn kleren – gevraagd en ongevraagd. Hij heeft bijna een jaar lang in mijn leren jas rondgelopen. Eerst vond ik dat vervelend, maar toen dacht ik ach, ik draag hem toch nooit en bovendien staat hij hem veel beter. Yusef droeg wel eens mijn slippers, maar die heb ik op een gegeven moment verstopt. Ik vond ze te mooi en wilde ze voor de zomer bewaren. Maar als zij een zak met kleren kregen deelden ze ook altijd met ons. Ik draag nu nog een trainingsbroek en schoenen die Nadim heeft achtergelaten. Ze zijn heel gul met wat ze hebben. Zakir deelt ook wel eens iets uit zijn pakket van de voedselbank met ons.
Ranzige soep
Wie thuis is, eet samen. We hebben geen kookrooster, wie zin heeft kookt gewoon. Nadim kan niet zo lekker koken, die gebruikt heel veel sambal. Yusef wel, die heeft nog op de bruiloft van mijn zus gekookt. Zakir heeft een keer samen met een vriend voor de grap koeienpotensoep voor ons gemaakt. Ze wisten wel dat wij dat ranzig zouden vinden.
Nadim is moslim. In het begin voelde ik me een beetje bezwaard om bier te drinken waar hij bij was. We hebben het bierkrat toen in de kelder gezet zodat het uit het zicht zou staan. Het is leuk om vrienden te worden met iemand die heel anders in het leven staat. Maar uiteindelijk vond ik de verschillen tussen onze religies niet zo groot. Het scheelt wel dat Nadim altijd naar de moskee ging om te bidden. Als hij dat vijf keer per dag hier in huis had gedaan zou het misschien wat vervreemdend zijn. In onze bijbelkring baden we af en toe voor Nadim. Hij benadrukte regelmatig dat hij ook voor ons bad in de moskee.
Laagje vet
Nadim had een soort omgekeerd dag-en-nacht-ritme. Dat was een overblijfsel van de Ramadan. Dan ging hij ‘s nachts om twaalf uur koken. Hij kookte met ontzettend veel vet, en we hebben geen afzuigkap, dus dan lag er overal zo’n laagje vet in de keuken. Hij zat dan ‘s nachts tot vier uur filmpjes te kijken en sliep overdag. Dat werd wel irritant, dus op een gegeven moment heb ik gezegd dat ik wilde dat hij gewoon om één uur naar bed ging.
Nadim had altijd gekke verhalen. Toen onze verwarming stuk was ging hij met zijn voeten bij het brandende gasfornuis zitten. Vlogen zijn sokken in de fik! Toen was ik wel een beetje boos op hem. Het kost veel geld om het gasfornuis te laten branden en je kan toch ook gewoon wat meer kleren aantrekken.
Met Zakir is het nu makkelijker, die heeft meer een normaal leven. Maar hij vindt het leven soms wel moeilijk. Dan zeg ik dingen tegen hem vanuit mijn geloof. God houdt van je, het komt goed. Hij zegt dat ook wel tegen mij als ik zelf niet zo lekker in mijn vel zit. Of we geven elkaar even een hug.
Soms vind ik het wel pijnlijk dat je eigen leven gewoon doorgaat terwijl zij niet eens weten of ze hier mogen blijven. Iemand die zich goed wil gedragen en hard wil werken, zit hier jarenlang niets te doen. Het leert je waarderen wat je hebt. Maar het relativeert niet alles. Als je zelf een rotdag hebt, wordt dat echt niet beter omdat iemand anders het nog moeilijker heeft.
Alsof een mens een huisdier is
We hebben er van tevoren niet echt over nagedacht wat het met ons zou doen. Er waren mensen die het ons afraadden omdat we emotioneel aan hen gehecht zouden raken. Alsof een mens een huisdier is. Anderen vinden het juist heel erg geweldig dat we dit doen. Maar ik vind het gewoon gezellig. Zij hebben een plek nodig om te slapen en wij hebben die plek. Je zou zelf toch ook ergens willen slapen als je geen huis hebt?
Bij ons in de kerk zijn wel meer mensen die het doen. Toch is mijn geloof niet de belangrijkste inspiratie om dit te doen. Ik doe het gewoon omdat ik zie dat het nodig is. Ik ben wel een beetje weekhartig, als ik zo’n verhaal hoor vind ik het gauw zielig. Ik vind het vreselijk dat bij veel mensen het leven niet gaat zoals ze zouden willen. Ik kan hun problemen niet oplossen, maar ik kan ze wel een huis bieden.”