Verse muntthee. Dronken we dat wel eens? Nadat hij het een paar weken geleden in een café had besteld, had hij meteen zo’n plant gekocht. En nu maakte hij elke dag muntthee. ‘En daar doe ik dan honing in. Heerlijk.’ Ik neem een hap van de chipolatataart, zijn lievelings, en glimlach naar mijn vader. Ik zeg niet dat de muntthee in Amsterdam alweer bijna van de kaart is geschrapt wegens passé. En ook niet dat ik blij ben dat hij thee drinkt en geen wijn, zoals in de eerste maanden na zijn grote verlies. “Kijk mama, ik heb een mier geschilderd!” Mijn dochter zwaait enthousiast met haar net gekregen penseel waarmee ze niet alleen het doek, maar ook haar verjaardagsjurk heeft geverfd. Morgen vieren we het pas echt, haar vijfde levensjaar, maar om te voorkomen dat opa en oma in dezelfde kamer taart moeten eten, komt opa de kinderverjaardagen altijd een dag eerder of later vieren. Liever twee dagen taart dan één dag spanning, is mijn credo.
Laf
‘Ik vind het laf van hem, met zulke kleine kinderen,’ zegt hij als we even later de hond uitlaten. Om er haastig achteraan te zeggen dat hij natuurlijk geen goed voorbeeld is geweest voor zijn dochters. ‘Maar jullie waren volwassen.’ Het ontluikende lentebos ruist instemmend, de hond gaat liggen in een modderplas. Ik zwijg. Elf jaar geleden vertrok mijn vader na 35 jaar huwelijk, twee weken geleden besloot mijn zwager na veertien jaar dat de relatie met mijn zusje klaar was. Ik wil iets zeggen over de ruzies tussen hem en mijn moeder, hoe ik dat heb ervaren als klein meisje. Dat hun scheiding voor mij niet als een verrassing kwam. Dat hij, hoezeer ook begaan met het lot van zijn jongste dochter, beter niet teveel kan oordelen. Maar ik houd mijn mond en wijs naar de omheinde villa aan de rand van het bos. We babbelen over de immense tuin, de verbouwing van zijn buren. Terug naar de veilige gespreksonderwerpen want confronteren, daar doen mijn vader en ik niet aan. Wij zijn binnenvetters, vermijders, oppotters. ‘Spanningen zijn ook niet goed voor kinderen. Zeker niet als het gevoelige types zijn. Ik vond het moeilijk dat jullie veel ruzie hadden,’ zeg ik ineens. Mijn vader sputtert, zo erg was het toch niet? ‘Het is geen verwijt,’ zeg ik snel. Ik kijk voorzichtig opzij. We waren zo close vroeger, allebei dromers die met hun hoofd in de wolken liepen. Na het overlijden van zijn tweede vrouw een jaar geleden veranderde dat. Ik kon het niet goed aan, een vader met zoveel emoties en kwetsbaarheid. Het bracht herinneringen terug die ik ver weg had gestopt. ‘Je vertelde dingen waar ik nog te jong voor was.’ Ik schrik van mijn eigen woorden. Tot mijn verbazing knikt mijn vader. ‘Ik denk dat ik soms mijn verhaal kwijt moest. Dat kon niet bij veel mensen. Ik vertrouwde jou.’
Mijn gedachten gaan naar die ochtend toen ik mijn zoon vertelde over de scheiding van zijn lievelingsoom en tante en mijn eigen tranen weer eens niet binnen wilde blijven. Ook ik deelde net wat teveel. Omdat ik het zelf kwijt moest. Omdat we soms zo één voelen, mijn kind en ik. Maar waar ligt de grens tussen je kwetsbaar tonen als ouder en je kind opzadelen met je eigen emoties? Wanneer behandel ik mijn kind niet meer als mijn kind maar als mijn vriend?
‘Ik had toen misschien niet zo openhartig moeten zijn,’ zegt mijn vader als we bijna thuis zijn. Hij slaat een onhandige arm om mijn schouder. ‘Het geeft niet,’ zegt ik. ‘Iemand nog taart?’