Op de avond van 30 januari 1945 schiet de Russische onderzeeboot S13, onder bevel van commandant Alesandr Marinesko, vier torpedo’s af op de Wilhelm Gustloff. Marinesko, die een reputatie heeft als alcoholische lastpak, heeft geduldig liggen wachten. Het reusachtige Duitse cruiseschip vaart met navigatielampen op – uit angst voor een botsing met mijnenvegers – en is voor hem een eenvoudige prooi.
Drie torpedo’s zijn voltreffers. Aan boord van de Gustloff, een paradeschip, dat ooit werd gebouwd als luxe-cruiser voor partijtrouwe Duitse arbeiders, ontstaat grote paniek. Het is ijzig koud, buiten is het -18 graden, het zeewater is rond het vriespunt. Drenkelingen sterven in een mum van tijd.
Vluchtelingen
Eerder die dag had de Gustloff de haven van Gotenhafen, het huidige Gdynia aan de Poolse kust, verlaten om koers te zetten naar Kiel. Zo’n tienduizend vluchtelingen – militairen, burgers, mannen, vrouwen en een groot aantal kinderen – bevinden zich op het schip, dat is berekend op maximaal tweeduizend passagiers. De opvarenden vormen een fractie van de vele honderdduizenden, die in de oostelijke gebieden van het Duitse Rijk op drift zijn geraakt, uit angst voor het oprukkende Rode Leger.
Op de Wilhelm Gustloff en aan boord van andere vluchtschepen, die gelijktijdig de barre tocht wagen, voelen de verdrevenen zich min of meer veilig. Maar zij komen bedrogen uit. Minstens negenduizend mensen, van wie de helft kinderen, vindt bij de schipbreuk de dood. Dat is zes keer het aantal doden van de Titanic.
Babyhoofden
Enkele van de overlevenden vertellen veel later hun verhaal, in de documentaire-serie Die grosse Flucht (2001), die het lot van de veertien miljoen Duitse vluchtelingen uit het oosten behandelt. Het zijn verschrikkelijke herinneringen, waarvoor in Duitsland lang weinig belangstelling bestond. ’De hoofden van de baby’s dobberden onder water,’ vertelde een vrouw, die de ramp overleefde. ’Omdat hun hoofdjes zwaarder waren dan hun benen.’
Pas aan het begin van deze eeuw ontstond in het Duitse publieke debat ruimte voor Duitse oorlogsslachtoffers, onder wie ook de burgers van zwaar gebombardeerde steden, met Dresden als afschrikwekkend voorbeeld. Aandacht voor Duitse slachtoffers was lang gezien als ongepast.
’De hoofden van de baby’s dobberden onder water omdat hun hoofdjes zwaarder waren dan hun benen’
De anekdotes over die dramatische nacht in de Baltische Zee lijken op een filmscenario. Zo was scheepsarts Ralph Wendt een van de slachtoffers die werden gered door de te hulp schietende Duitse torpedoboot T36, onder commandant Robert Hering. Wendt wordt bij een vrouw geroepen, die eveneens uit het water is gevist en op het punt staat om te bevallen. Als Wendt haar ziet, herkent hij de vrouw die op de Wilhelm Gustloff met weeën naar zijn ziekenboeg werd gebracht, vlak voordat het schip werd geraakt.
Krabbengang
Rond dit kind, dat werd geboren op het moment dat duizenden andere kinderen verdronken, bouwde Nobelprijswinnaar Günter Grass in 2002 zijn novelle Im Krebsgang (’In krabbengang’). Dat uitgerekend Grass, de held van politiek-correct Duitsland, Duitsers ook als slachtoffers presenteert, was voor velen een bewijs dat inmiddels een andere, afstandelijkere omgang met de eigen geschiedenis mogelijk is.
Ook de vraag of het tot zinken brengen van de Wilhelm Gustloff een oorlogsmisdaad was – met zoveel burgers aan boord – werd gesteld. Nee, antwoorden deskundigen. Het voormalige cruiseschip werd gebruikt voor militaire doeleinden en was met camouflage-kleuren beschilderd. Zelfs voor Richard Hering, de bevelhebber van de Duitse torpedoboot T36, bestaat er geen twijfel: ’De Russische aanval was legitiem. C’est la guerre (’Dat is oorlog’).’
Met Aleksandr Marinesko, de alcoholische onderzeebootkapitein, liep het overigens slecht af. Hij werd om disciplinaire redenen uit militaire dienst ontslagen en belandde in 1949 wegens diefstal in een Siberisch strafkamp. Marinesko, die met 42.000 brutoregisterton aan gezonken schepen van alle Sovjet onderzeeboot-commandanten het succesvolst was, overleed in 1963 in Leningrad.
Verschenen bij: De Persdienst