“Ik kan me het telefoontje nog goed herinneren. ‘Er is een jongetje beschikbaar,’ werd er gezegd. Ik voelde kriebels in mijn buik. Dit was het moment waar mijn gezin en ik een jaar naar hadden uitgekeken. We kregen geen foto te zien. Hadden geen verdere informatie. Het enige dat we wisten was dat het een jongetje was en dat hij één jaar was. Of we een kennismakingsbezoek wilden plannen? Natuurlijk wilden we dat!
Een week later belde ik samen met mijn man aan bij het crisisgezin waar hij tijdelijk verbleef. Bloednerveus was ik. Maar bij de eerste blik op Job wist ik: dit is ‘m. Hij raakte me, ik had tranen in mijn ogen. Het moment dat hij naar me toe kwam zal ik nooit vergeten. Ook mijn man was ontroerd. Er volgde nog een kennismakingsbezoek en daarna kwam Job een keertje bij ons thuis. ‘U kunt tijdens dit proces nog altijd ‘nee’ zeggen,’ had de kinderbescherming tegen ons gezegd. Alsof je een puppy uitzoekt in het asiel. Maar er was geen enkele twijfel, dit was ‘m. Job hoorde bij ons.
Klaargestoomd voor pleegouderschap
Al van jongs af aan wist ik dat ik met kinderen wilde werken. Naast het krijgen van eigen kinderen leek het me fijn om iets te kunnen betekenen voor een ander. Toen mijn jongste dochter negen jaar was had ik mijn handen weer wat meer vrij en wist ik: nu is het moment daar. Al een tijdje dacht ik na over een pleegkind. De nood is in Nederland heel hoog en ik wist dat pleegouders hard nodig waren. Ik wilde er veel tijd in steken. Zo’n kindje dat een hoop heeft moeten missen in zijn jonge leventje heeft immers veel aandacht nodig. Gelukkig dacht mijn man er precies zo over. Al eerder hadden we het gehad over eventueel pleegouderschap. Ook hij stond er positief in. Maar het was wel al vanaf het begin af aan duidelijk dat de zorgtaken op mij neer zouden komen. Mijn man is zelfstandig ondernemer en veel weg, waardoor we de taken hebben verdeeld. Thuis regel ik alles. Ik was het dus wel gewend. Daarbij, kinderen zijn mijn passie – ik heb altijd op crèches en andere vormen van opvang gewerkt – dus ik had er alleen maar veel zin in.
Vanaf het moment dat je je aanmeldt als pleegouder tot het moment dat er daadwerkelijk een pleegkind bij je in huis komt zit ongeveer een jaar. Dat is goed, want daardoor heb je tijd om aan het idee te wennen. Je groeit als het ware in het proces. We moesten een verplichte cursus doen van acht avonden waarin je klaargestoomd wordt voor het pleegouderschap. Alles werd besproken, van omstandigheden waar je mee te maken kunt krijgen tot wel of geen ouderbezoeken. Ook moesten we een levensboek van onszelf en ons gezin maken. Dat gaat best ver. Het is de bedoeling dat je zoveel mogelijk over jezelf vertelt, ook over moeilijke situaties waar je mee te maken hebt gehad zodat de instanties kunnen inschatten wat voor een persoon je bent en hoe de sfeer in het gezin is. We betrokken onze eigen kinderen er zoveel mogelijk bij. Uiteraard beseften ze niet helemaal wat er allemaal ging gebeuren (ze waren toen 9, 13 en 16), maar ook zij waren vanaf het begin af aan enthousiast. En ook al werden alle doemscenario’s tijdens de cursus besproken, er is nooit een moment geweest waarop één van ons heeft gedacht: waar beginnen we aan?
Risico
We kozen voor perspectief biedend. Dat betekent letterlijk dat je een kind perspectief biedt, dus opvangt tot zijn of haar 18e levensjaar. We hadden ook kunnen kiezen voor crisisopvang – waarbij een kindje tijdelijk bij je in huis komt – maar zowel ik als mijn man voelden dat we dit voor langere tijd wilden doen. Daarbij hadden we de ruimte in huis.
Ik maakte me in die tijd ook af en toe best zorgen. Wat voor een invloed zou het pleegkind hebben op onze dochters? vroeg ik me af. Je weet van te voren immers niet wat voor een kind je krijgt en of het echt matched. Maar ik wist dat de kinderbescherming daar rekening mee zou houden. Er wordt op voorhand gekeken of de kinderen niet te dicht op elkaar zitten qua leeftijd, omdat dat inderdaad problemen kan veroorzaken. Maar toch blijft het een risico. Er zitten veel aspecten aan het pleegouderschap die je niet van te voren weet. Je kunt wel proberen dat te bedenken, maar dat heeft geen enkele zin. Je weet pas zeker hoe het is als het kind bij je in huis is.
We hadden geluk. Job sliep goed, at goed en mijn dochters waren dol op hem. Hij schoof als het ware in ons gezin, alsof het nooit anders was geweest. Het pleegouderschap kostte mij ook niet veel extra energie. Ik was een druk gezin gewend en daarbij gingen mijn dochters naar school. Overdag had ik dus alle tijd voor hem. Ik heb die eerste jaren 24/7 met Job op mijn heup gelopen. Kon hem de regelmaat bieden dat zo belangrijk was voor hem. Heerlijk vond ik het. Ik genoot ontzettend van hem.
Biologische moeder
Toen we eenmaal voor Job hadden gekozen kregen we ook het verhaal erachter te horen. Hij bleek verwaarloosd en geboren in een onstabiel en risicovol milieu. Zijn beide ouders waren verslaafd en zijn biologische vader was inmiddels overleden. Zijn twee oudere broers, maar ook het zusje dat na hem is geboren zijn allemaal uit huis geplaatst.
Na een jaar of vijf kwam zijn moeder plotseling weer in beeld. Ze was jaren spoorloos geweest, maar wilde haar kinderen nu graag weer zien. Ik moest even slikken. Is dit wel goed voor Job? dacht ik. Zelf had ik geen enkele behoefte aan contact met haar. Maar al snel realiseerde ik me dat dit wel degelijk in zijn belang zou zijn. Contact met ouders en broertjes en zusjes wordt ook gestimuleerd vanuit de kinderbescherming. Dus dat doe je dan gewoon.
Onder toezicht en op neutraal terrein vond dat eerste bezoek plaats. Ik vond het spannend en ook best eng. Niet dat ik haar als concurrentie zag, want vanaf het begin af aan was duidelijk dat Job nooit meer terug naar huis zou gaan. Maar ik was toch zenuwachtig om haar te ontmoeten. Ze bleek een aardige en betrokken vrouw. Toen ik haar zo zag zitten realiseerde ik me hoe in en in triest het eigenlijk is als je als moeder niet in staat bent om voor je eigen kinderen te zorgen. Ik voelde geen boosheid. Eigenlijk alleen medelijden en een vorm van dankbaarheid. Job had niet zoveel met haar, kende haar niet. Voor haar was het veel moeilijker. Zeker toen ik na het bezoek weer met haar kind wegging. Gelukkig is het contact nu goed, we zien elkaar een paar keer per jaar.
Eén van de oudere broers van Job heeft een tijd bij ons in huis gewoond. Er was sprake van een noodsituatie dus mijn man en ik dachten er goed aan te doen hem in ons gezin op te nemen. De jongen ging van hot naar her, kon nergens aarden. Niet tot rust komen. Mijn hart brak, ik vond het zo’n ontzettend tragisch verhaal. Tot dan toe had ik het allemaal uitstekend gered. Het gezin liep en met Job waren er geen noemenswaardige problemen. Ja, hij had ADHD en kon soms erg druk zijn en last hebben van concentratieproblemen. Maar of dat nu met zijn achtergrond te maken had? Ik vond het eigenlijk niet anders dan met mijn eigen kinderen. Ook zij waren bij tijd en wijle druk en toen ze kleiner waren echte handenbindertjes. Met Job was het niet anders. Alles liep prima.
In hetzelfde jaar dat Job bij ons in huis kwam bleek mijn oudste dochter ongepland zwanger. Ze was zeventien toen ze beviel van een zoon. Uiteraard was dat even slikken en wennen, maar wij waren en zijn een hecht gezin waardoor we de situatie aanpakten zoals dat op ons pad kwam. Het was een gezellige drukte in huis. Als mijn dochter en haar vriend naar school gingen, dan zorgde ik voor hun zoontje. Ook toen ze een jaar later een eigen huis kregen even verderop in de straat. Maar toen dat broertje in huis kwam werd het teveel. Nog niet eens zozeer voor mezelf, als wel voor Job. Het werd té druk, het broertje slokte alle aandacht op. Hij had last van gedragsproblematiek en ADHD. Zelf kwam hij bij ons tot rust, maar voor ons was het te pittig. En het ging vooral ten koste van Job. Dus hebben we besloten ermee te stoppen. Een hartverscheurende beslissing, zeker na alles wat dat broertje al had meegemaakt. Maar ik moest kiezen voor mijn eigen gezin.
Midden in de nacht uit bed
Sinds anderhalf jaar doe ik ook noodopvang. Ik vang jonge kinderen tot vier jaar op die in een acute noodsituatie zitten. Vaak word ik ’s avonds laat of midden in de nacht gebeld. Dan is zo’n kindje net onder politiebegeleiding bij zijn ouders weggehaald. Ontzettend heftig. Hij of zij wordt dan uit zijn bedje getild en in de auto gezet. Eerst naar het politiebureau en een half uur later komen ze bij mij. En dan weet ik niets. Een naam en geboortedatum, dat is het. Vaak is zo’n kindje overstuur. Of juist apathisch. Wat ik op zo’n moment doe is puur een noodbed verschaffen voor de eerste dagen. Daarna gaat het kindje òf terug naar huis òf door naar een ander pleeggezin. Soms kan de noodopvang een paar weken duren. En ja, dan krijg je wel een band. Ik herinner me een tweeling van twee jaar die drie maanden bij ons is gebleven. Het was heel moeilijk om afscheid van ze te moeten nemen. Ik was zo aan ze gehecht geraakt. Hen ben ik ook blijven volgen, ik wilde weten hoe het met ze ging. Maar vaak is noodopvang kortdurend. Omdat je weet dat het tijdelijk is houd je gevoelsmatig een bepaalde afstand. Dat moet ook wel, anders houd je het niet vol.
De kinderen die bij ons komen zijn nog zo klein dat ze de uithuisplaatsing vaak niet heel bewust meemaken. Ook stellen ze nog geen vragen. Dat maakt het makkelijker. Maar als er een baby geplaatst wordt dan betekent dat natuurlijk wel weer slapeloze nachten.
Ik haal veel voldoening en energie uit het opvangen van kinderen. Ik vind het een verrijking dat ik dit mag doen. Natuurlijk is het soms vermoeiend, dat geef ik onmiddellijk toe. Maar dat weegt niet op tegen de vreugde die ik eruit haal. Als ik de kindjes uit de noodopvang na een aantal dagen al zie opknappen dan geeft mij dat een ontzettend goed gevoel.
Mensen vragen weleens of ik nog wel aan mezelf toe kom. Natuurlijk is dat zo. Ik sport, geef voetbaltraining en ben eindredacteur/columniste van een schoolmagazine. En als iedereen op bed ligt dan heb ik tijd voor mezelf. Ik zie het opvangen van kinderen als mijn werk. De noodopvang dan hè, mijn pleegzoon voelt als eigen. Dit past bij mij, dit is mijn ding. Ik ervaar het niet als zwaar.
Als mijn zoontje vraagt waar hij vandaan komt dan geef ik hem eerlijk antwoord. Ik zeg dan dat hij niet bij mij geboren is. Dat hij er wel helemaal bij hoort, maar bij een andere moeder in de buik gezeten heeft. Vanaf het begin af aan ben ik open geweest. Ik heb verteld dat het bij hem thuis niet goed ging en dat er dingen mis zijn gegaan. “Maar ik ben ontzettend blij dat je bij ons bent komen wonen,” zeg ik dan. “Je bent mijn allerliefste zoon.” En zo is het. Ik had dit voor geen goud willen missen.