Het is maar tien minuten lopen van waar ik woon. Als ik de straat inkom, schalt de muziek me al tegemoet, naar goed Caribisch gebruik met alle registers open. La Troja is een openlucht danstent waar bijna alleen maar salsa wordt gedraaid, de beste van de stad. Het ligt op een hoek, je loopt zo naar ‘binnen’, als het druk is wordt de stoep bezet, en als het nog drukker is de straat en de overkant. Een flesje bier kost nog geen euro – tapbier zie je in Colombia bijna nooit – , de obers serveren hem voor de dames met een plastic bekertje, de heren drinken uit het flesje.
De obers zijn de snelste die ik ooit heb gezien, gewapend met een vies lapje waar je soep van kunt trekken om het tafeltje af te vegen. Alle bierflesjes blijven op je tafeltje staan, en als het er heel veel zijn verdwijnen ze in een krat onder je tafeltje en als je weggaat, worden de flesjes geteld. Simpel.
Bierflesje door de lucht
Die obers veranderen pijlsnel in uitsmijters als er een vechtpartij uitbreekt in La Troja, en dat is weleens het geval. De drank vloeit immers rijkelijk. De tafeltjes en stoelen vliegen dan in het rond en een enkel bierflesje heb ik ook weleens door de lucht zien zeilen. Maar het duurt nooit langer dan een paar minuten. Binnen no time hebben de jongens de situatie onder controle. De vechtersbazen worden zonder pardon de straat opgeveegd, maar zonder klappen. Er werkt overigens in La Troja geen enkele vrouw, maar er lopen in Barranquilla niet weinig vrouwen rond die dit heel goed zouden kunnen.
Het is een volkse tent, La Troja, de rijke Barranquillero’s halen er hun neus voor op, omdat er geen airco is en natuurlijk omdat de mensen te min zijn. Ze lachen te hard, hebben een aardappelneus en dragen een fout shirtje en missen de helft van hun tanden. Al moet ik zeggen dat die regel gelukkig ook regelmatig gebroken wordt, vooral door de jongeren, die het harde leven waarin die tanden één voor één eruit gaan nog tegemoet gaan en die nog veel meer moeten drinken om een aardappelneus op te lopen.
Swingende heupen
Veel van mijn Colombiaanse vriendinnen zijn ervan overtuigd dat La Troja gevaarlijk is. Je hoort het vaak in Colombia. Arm is gevaarlijk. Dat is volgens mij een misvatting. Ik ben ervan overtuigd dat het gevaarlijker is om rond te lopen in een rijke woonwijk waar je buiten de dienstmeisjes nooit iemand op straat ziet, omdat iedereen zich beweegt tussen zijn airconditioned huis en zijn airconditioned auto die in de parkeergarage staat. De poort gaat automatisch open of wordt geopend door de portier, dus je hoeft je schoenen nog niet eens aan de straat te bevuilen. Maar niks gevaarlijker dan een uitgestorven straat.
De helden van La Troja zijn de alleen dansende mannen. Nergens heb ik mannen zo veel alleen zien dansen, jong en oud, dik en dun, met een ongekende swing, gehuppel, zwiepende benen en sprongetjes én niet te vergeten draaiende heupen en subtiel schuddende schouders.
Heteromannen van Nederland, swingende heupen zijn sexy, wees niet bang om ze te gebruiken. U brengt ons vrouwen het hoofd op hol. De Colombiaanse man weet dat feilloos en de Barranquillero nog meer, want bijvoorbeeld de Bogotano, inwoner van de hoofdstad Bogotá, hoog in de Andes, is vergeleken met de Barranquillero maar een houten plank. Maar vergeleken met de Nederlander een elastiekje. Kijk, er is dus nog een hoop te winnen.
Gammele stinkbus
Die alleen dansende mannen zijn soms verkleed en vormen een show op, om vervolgens met de pet rond te gaan. Overdag verkopen ze koffie uit thermoskannen op straat of zijn ze chauffeur in een gammele stinkbus of halen ze op een karretje voortgetrokken door een ezel oude ijzerwaren op om die te recyclen. Dan worden ze met de nek aangekeken. Maar ‘s avonds in La Troja zijn ze John Travolta.
Mijn ode is vooral aan hen. Ik zal ze missen, al ben ik ervan overtuigd dat in Brazilië ook veel van die mannen rondlopen. Niet in de trendy bars, maar in de volkswijken, zoals die van La Troja.
Klik hier om het eerste deel van mijn Afscheid van Barranquilla te lezen.