‘Frysk bloed tsjoch op! wol no ris brûze en siede’ het begin van het Friese volkslied zit er bij mijn vader nog goed in. Als jongen van achttien heeft hij er de laatste maanden van de oorlog doorgebracht. Samen met zijn moeder omdat hun boerderij in de Betuwe voor de tweede keer in de vuurlinie lag. In het laatste geval van de andere kant, Nederland ooit een land in oorlog…
Laatst begon hij spontaan zijn eigen versie van het volkslied te zingen, maar opmerkelijk tekst vast! Het zijn die momenten waarin zijn verwarde geest mij zeer vrolijk kan maken. Je vader of moeder in de war, het hoeft niet altijd dramatisch te zijn. Als je het geaccepteerd hebt dat er in dementie geen weg terug is, dan zijn er ook talloze momenten die je in het ‘pleziervakje’ van je eigen geest kunt bewaren. Je kunt ze er dan naar believen weer uit halen, daarmee altijd een garantie voor een vrolijke dag.
Ontluikende liefde
Als mijn vader ‘terug’ is in Friesland zie je in zijn ogen dat hij het er erg naar zin heeft gehad. Er was een meisje, een ontluikende liefde. “Ach, klets toch niet zo” riep mijn moeder dan altijd als hij vroeger over die tijd sprak. Van een verbintenis kon trouwens nooit sprake zijn geweest. De ouders van het Friese meisje waren streng gelovig en hoewel zijn moeder ook in God geloofde waaide de Gelderse wind minder streng over God’s akkers als gewenst in de hoofden van mogelijke schoonouders in het Friesland van de jaren veertig in de vorige eeuw.
Een ander moment uit zijn vrolijke verwarring wat ik nooit meer zal vergeten is de keer dat ik vier kerstpakketten meegenomen had. Het kerstpakket is overigens inmiddels een vaste gewoonte geworden. Ik koop ze bij een groothandel en ik kies altijd de versie waar ook iets bruikbaar in zit. Nou ja, voor oudere mensen dan. Een theepot, een dienblad, handdoeken of iets technisch als een combinatie van thermometer met barometer zoals dit jaar. Een voltreffer die zeer bij hem in de smaak viel.
Altaar voor de lach
Het eerste pakket was natuurlijk voor mijn vader. Hij vond het prachtig, een cadeau uitpakken is altijd leuk of je nu tien jaar of over de tachtig bent. Het tweede pakket ging naar de buren die al jaren een extra oogje in het zeil houden waarvoor ik ze eeuwig dankbaar ben. De andere twee pakketten waren voor mijn broer en zijn beste vriend. In het weekend zou mijn broer langskomen en mijn vader beloofde dat hij er goed op zou passen.
Twee dagen later was het zondag en het eerste wat mijn broer zag waren de dozen van de kerstpakketten die bij de klikobak stonden. Maar wat bleek? Ze waren leeg! Eenmaal binnen zaten de kasten vol met driemaal dezelfde blikjes soep, flessen jus, bonbons, luxe koffie en ander lekkers in drievoud. Op de grond stonden drie dezelfde bijzettafeltjes op elkaar gestapeld. Met daarop de drie thermo/barometers. Ze staan er nog als een soort altaar voor de lach al is de herkomst ervan voor mijn vader inmiddels een mysterie.
Vakwerk
Dat geldt niet voor het nieuwe buitenhek dat is opgebouwd nadat een voorjaarsstorm het oude na ruim dertig jaar trouwe dienst had omgeblazen. Mijn vader heeft het nieuwe hek ‘Ruud, samen met de buurman opgebouwd.’ Het is een stukje vakwerk geworden. Dat ik het eerder na die storm zelf heb afgebroken en afgevoerd en dat een hoveniersbedrijf inderdaad een prachtig nieuw hek heeft neergezet weet hij natuurlijk niet meer.
Waar ik vervolgens ook erg om kan lachen is dat hij zich erg opwindt over de druif van de buren die zich erg prettig voelt naast het nieuwe hek. Een druif groeit nu eenmaal snel en als hij niet gesnoeid wordt zoekt hij zijn eigen weg. Dat mag niet van mijn vader. Al heeft hij groene vingers en blijft hij een boerenzoon, een plant moet wel zijn plaats weten. Veertig jaar geleden dronk hij zijn laatste glas wijn ‘want van alcohol ga je raar praten.’ Zo moet de frivole en anarchistische druivenplant het zwaar ontgelden en waait uiteindelijk toch de strenge Friese wind door de jaren zeventig nieuwbouwwijk in het westen des lands.