‘Als er één groep is die de joden altijd heeft onderdrukt, dan zijn het de christenen; veel meer nog dan de moslims’

Wie moeten we herdenken, en hoe? Zowel vóór als ná 1945 vonden vele miljoenen een wrede dood, in oorlogen die zijzelf nooit hadden gewild. Geen beschrijving doet ooit recht aan al die angst, pijn en verdriet, besefte Willem van Dijk uit Elburg. Daarom hield hij het bij een sobere vertelling over één gewone jongen: Joop.

“… Mijn zoon, vertel dan het verhaal van die ene jongen, dat ene meisje, dat ene gezin. Laat de enkeling voortleven in onze herinnering, opdat de mensen nooit zullen vergeten.”

Zo luidt de vaderlijke raad uit het Preludium, dat de vertelling inleidt. Want de oud-leraar, dichter en auteur Willem van Dijk (1947) uit Elburg noemt zijn boek uitdrukkelijk ‘een vertelling’ en geen roman. “Alle namen, alle locaties, alle feiten stemmen overeen met de werkelijkheid – inclusief, helaas, het einde.”
Alleen de dialogen tussen de personages vulde Van Dijk zelf in en hij lardeerde het geheel met teksten uit de Torah en eigen gedichten.

‘De enkeling’ wiens geschiedenis hier wordt verteld is Joop de Lange (1922-1943), afkomstig uit een eenvoudig Veluws gezin. Keurige ouders, getalenteerde zoon. Joop speelt verdienstelijk viool en doorloopt moeiteloos het gymnasium. Toch gaat zijn voorgenomen studie in Wageningen niet door. Want de familie De Lange is joods.

Colijn

Joops ouders, Hartog en Susanne, onderkennen lang voor 1940 al de gevaren van het nationaalsocialisme. Daarom besluiten ze ook om een joods pleegkind uit Essen op te nemen. Want, zo overpeinst Susanne in het boek: “Als kleine kinderen de verschrikkingen moesten meemaken waarvan zij en Hartog in de kranten lazen, dan rezen je de haren ten berge (…) De verontwaardiging was algemeen hier in Nederland, maar intussen weigerde die steile Colijn de stumpers die (Duitsland) probeerden uit te komen, gastvrijheid te verlenen.”

Maar enkele jaren later moet de familie De Lange zelf huis en haard ontvluchten. Joop vindt dan een onderduikadres in Het Apeldoornsche Bosch, een joodse psychiatrische instelling.
Willem van Dijk: “Joop was een intelligente jongen, maar hij maakte één grote denkfout. Zijn redenering luidde: de nazi’s hebben een hekel aan joden én een hekel aan gekken. Dan kun je dus nergens veiliger onderduiken dan bij joodse gekken, want daar willen ze natuurlijk al helemáál niks mee te maken hebben.”

Toezegging

Triest genoeg stond Joop niet alleen in zijn naïviteit. Ook geneesheer-directeur Jacques Lobstein van Het Apeldoornsche Bosch vertrouwde hardnekkig op de toezegging van overheidswege: dat zowel personeel als patiënten ongemoeid zouden worden gelaten.
Van Dijk: “Zijn collega Speyer heeft hem gesmeekt om iedereen te evacuëren, maar Lobstein bleef volhouden dat het wel goed zat.”

Op 20 januari 1943 breekt het uur van de waarheid aan. Die avond en nacht worden bijna 1200 patiënten opgepakt – sommige naakt, sommige in dwangbuis, totaal gedesoriënteerd, overstuur – en met hen vijftig personeelsleden. Voor hen staat een trein gereed met veertig veewagons. Die trein brengt hen vanuit Apeldoorn via Westerbork naar Auschwitz-Birkenau, waar alle patiënten meteen na aankomst worden verbrand.

Eli Asser

Van Dijk spreekt geëmotioneerd over deze gebeurtenis. “Dat is verschrikkelijk geweest, hoe ruw al die gehandicapte en verwarde mensen in de wagons bovenop elkaar werden gesmeten. Zelfs al was iemand overtuigd nationaalsocialist: hoe kón je zoiets doen? Sommige mensen waren niet eens in staat om te lopen! Als je vandaag zó varkens of kippen zou vervoeren, werd je meteen aangeklaagd!”

Deze tragedie van Het Apeldoornsche Bosch is meermalen artistiek bewerkt; onder meer door Joops leeftijdgenoot Eli Asser (die er destijds als verpleger werkte) in zijn toneelstuk ‘Aan de vooravond’. Anders dan Joop de Lange besloot Eli Asser op 20 januari om alsnog te vluchten en elders onder te duiken.

Voor de keuze van zijn hoofdpersoon voerde Willem van Dijk gesprekken met twee stadgenoten met een zwak voor literatuur en geschiedenis: Han van den Pol, eigenaar van een lokale boekhandel, en historicus Willem van Norel van de oudheidkundige vereniging. “Ik wilde over de Tweede Wereldoorlog schrijven en ik overwoog dat het interessant zou zijn om eens een jongere centraal te stellen. Nadat ik Han en Willem had gepraat, dacht ik: als íemand een verhaal verdient, dan is het Joop.”

DNA

De keuze voor een joodse Elburger als hoofdpersoon ligt voor de hand: De voormalige stadsdichter van Elburg mag dan een trotse Stellingwerver zijn, hij woont al 27 jaar in het Veluwse hanzestadje en is deels van joodse afkomst.
“Mijn moeders vader was joods, dus volgens de halacha geldt dat eigenlijk niet hè? Je mag je pas joods noemen als je uit een joodse moeder bent geboren. En mijn opa was toch echt een man. Maar ach, in liberaal-joodse kringen ligt dat tegenwoordig al makkelijker. Met de huidige kennis van DNA is dit voorschrift natuurlijk ook achterhaald. Maar ooit was het een spitsvondige manier om zeker te zijn dat een kind joods was.”

Dat Willem van Dijk – zelf praktiserend christen – al vijf jaar intensief betrokken is bij het Museum Sjoel in Elburg, spreekt welhaast vanzelf. Verbonden als hij zich voelt met beide tradities, schuwt hij in zijn boek ook niet om af en toe op het scherpst van de snede te balanceren.
“Ik begin zo langzamerhand een gloeiende hekel aan die timmerman uit Nazareth te krijgen,” zo laat hij de jonge Joop er op een dag uitflappen, tot ontsteltenis overigens van diens ouders.

Kruisvaarders

Van Dijk: “Laten we eerlijk zijn: als er één groep is die de joden altijd heeft achtervolgd en onderdrukt, dan zijn het de christenen; veel meer nog dan de moslims! Die kruistochten waren heus niet alleen bedoeld om daarginds in het Heilige Land de moslims te bekeren. Nee, onderweg kwamen ze door Europese steden waar Joden verplicht in ghetto’s woonden, en dan joegen de kruisvaarders die mensen bij elkaar en vermoordden ze. Of neem de Inquisitie van Tomás de Torquemada: in 1492 heeft Spanje alle Joden het land uitgezet die zich niet tot het christendom bekeerden. Die vluchtten naar Portugal, maar werden daar in 1497 opnieuw verdreven.”

De Joods-Amerikaanse Hannah Green schreef haar historische roman ‘The King’s Persons’ over het bloedbad anno 1190 in York…

“Ha ja, York! Ook zo’n voorbeeld: Richard Leeuwenhart wordt gekroond, het volk wil een feestje bouwen en dus jagen ze alle Joden op een toren en stoken daar een fikkie onder! Maar ook Maarten Luther schreef in 1543 een boekje: ‘Over de Joden en hun leugens’. Daarin stelde hij voor om alle synagogen en Joodse scholen af te branden. Hij vond zelfs dat de politiek daar een taak in had. Ik zeg je: zonder Luther had Hitler nooit een poot aan de grond gekregen! Joseph Goebbels kon zó voortborduren op Luthers theorieën.”

Paus Johannes Paulus II kwam in 2000 als pelgrim naar Israël, knielde neer bij de Klaagmuur en bad om vergeving.

“Ja, Johannes Paulus II was de eerste. Hij is ook nog met Elie Wiesel in gesprek gegaan: ‘Wat kan de Kerk doen om nog iets goed te maken?’ En Wiesel antwoordde: ‘Uwe Heiligheid, misschien zou u de komende tweeduizend jaar eens kunnen zwijgen?’ Briljant!”

Momenteel is er weer een toename van antisemitische uitingen op straat en in de media…

“Ja, en jonge mensen leren tegenwoordig te weinig over de geschiedenis. Dat is een deel van het probleem. Het is ontzettend belangrijk om te weten hoe iets vanuit het verleden is ontstaan. Van die jochies die daar stoer bij voetbalwedstrijden zitten te zingen: ‘Joden aan het gas’ en ‘Joden die branden het best’, snappen helemaal niet waar ze het eigenlijk over hebben. Ze willen provoceren, shockeren. Zulke jongelui zou je in de kraag moeten grijpen en zeggen: ‘Leg eens uit, wat bedoel je daarmee?’ Dan staan ze met hun mond vol tanden.”

Graffiti

“Laatst vroeg iemand me: ‘Hebben jullie bij de Sjoel in Elburg dan geen last van graffiti, met hakenkruizen op de muur …?’ Nee, daar hebben wij in Elburg geen last van. En hoe komt dat? Doordat de scholen in de gemeente Elburg zowel in groep 8 van de basisschool als klas 3 van de middelbare school op excursie gaan naar de Sjoel. Daar mogen ze rondkijken in de synagoge, ze zien oude foto’s van Joodse gezinnen uit Elburg en we vertellen hun uitgebreid over het Jodendom en over de Tweede Wereldoorlog. Dus de jeugd hier Elburg wéét wat er gebeurd is. Die hooligans moesten hier eigenlijk eens ook een paar lessen komen volgen.”

Willem van Dijk: ‘Joop, een vertelling uit Elburg’
Free Musketeers, 2015. ISBN 978-90-484-3662-0

(Dit interview verscheen in mei 2015 in de Stentor)

 

Mijn gekozen waardering € -

Van Friese afkomst, maar geboren en getogen op de Veluwe. Na het gymnasium deed ik één semester Nederlandse taal- en letterkunde aan de Rijksuniversiteit Groningen. Daarna belandde ik op het conservatorium in Zwolle (nu ArtEZ) en begon als muziekstudent met het recenseren van concerten en cd's. Na mijn eindexamen verbreedde dit schrijfwerk zich naar meerdere genres en opdrachtgevers.
Van 1991-1998 studeerde ik daarnaast psychologie in deeltijd aan de Universiteit Utrecht.
Journalistieke aandachtsgebieden: human interest, cultuur, zingeving.