Nederland is een waar paradijs voor buitenzwemliefhebbers; het water is nergens ver weg en de kwaliteit is goed. De sportievere zwemmers zijn te herkennen aan een badmuts, zwembrilletje en de felgekleurde drijver die met hen meedobbert. Die drijver is een must voor de veiligheid van buitenzwemmers. Het maakt je als zwemmer zichtbaar voor boten – wie wel eens in een bootje zit, weet hoe onzichtbaar een zwemmer kan zijn. Ook kun je bij kramp of ander onheil de drijver gebruiken om jezelf te redden. Een bijkomend handigheidje is dat er bergruimte in zit voor huissleutels, een telefoon of handdoek.
Ik heb de indruk dat behalve ter verkoeling, meer mensen zijn gaan buitenzwemmen als vorm van lichaamsbeweging of als sport. Een verklaring is wellicht het vele thuiszitten door de coronamaatregelen in combinatie met de aangename lente en zomer. Of we willen meer of op een andere manier buiten zijn. Buiten zwemmen kun je doen onafhankelijk van de maatregelen die gelden rond sportclubs. Zwemmen is gezond, niet blessuregevoelig en kan op alle leeftijden en niveaus. Zien zwemmen doet zwemmen, zou ook een reden voor de populariteit kunnen zijn.
Ondertussen jaagt de koude wind dagelijks over het water van de Ertshaven. In het onstuimige water zie ik ze aankomen als ik vanachter mijn laptop door het raam kijk: vier zwemmers. Hun armen ploegen in borstcrawl door de golven, hun drijvers zijn duidelijker te onderscheiden dan hun hoofden. Deze buitenzwemmers trekken zich niks aan van de seizoenen, maar ze zijn nu een uitzondering. In de winter is een duik in het buitenwater voor de meesten een stuk minder aantrekkelijk. Niet getreurd, want thuis bij de warme kachel kunt u lezen over de romantiek van het zwemmen, heldhaftige zwemavonturen of schaven aan uw zwemtechniek op het droge.
Wegwijs in de zwemsport
Het fullcolor boek Zwem. van Suzanne Brummel ademt frisheid en enthousiasme voor de zwemsport. Als voormalig Nederlands kampioen Open Water Zwemmen weet de schrijver waarover ze het heeft. Haar persoonlijke verhaal loopt als een rode draad door het boek. Haar passie voor zwemmen brengt ze aanstekelijk over: ‘Of je nu zwemt als recreant of atleet: de voordelen van zwemmen voor het menselijk lichaam zijn er voor iedereen.’ Met het boek in de hand heb je een prima voorbereiding. Ze geeft praktische tips over de uitrusting, zowel voor beginners als gevorderden. Wie denkt dat alleen zwemkleding volstaat, ontdekt dat er meer handig zwemmateriaal bestaat.
Zwemmen kun je onmogelijk leren uit een boek, maar het hoofdstuk over zwemtechniek geeft met name voor het leren van de borstcrawl instructies die in het water goed van pas komen. ‘Efficiëntie in het zwemmen is eigenlijk niets anders dan met zo min mogelijk energie zoveel mogelijk meters maken.’ Wie wil dat nu niet? Wie kijkt er niet met een verwonderde blik naar goede zwemmers die achteloos door het water lijken te glijden? In woord en beeld laat het boek zien wat er onder water gebeurt. En hoe je je ademhaling zodanig kunt controleren dat die je helpt in plaats van belemmert.
Interessant is dat Zwem. een uitgebreid openwater-katern heeft. Brummel: ‘Zwemmen in open water is anders dan in een zwembad. Niet alleen omdat je te maken hebt met wind, stroming en kou. Maar ook omdat je opeens rekening moet houden met allerlei veiligheidsaspecten, je zelf moet navigeren en je zwemslag net weer even een andere techniek vereist.’ Ook gaat Brummel in op angst, omdat veel mensen zwemmen in open water eng vinden.
Voor de liefhebber wijdt de schrijver een hoofdstuk aan voeding, met recepten en een standaard boodschappenlijst voor zwemmers en triatleten. Het boek besluit met het hoofdstuk ‘Slim trainen’. Verschillende soorten trainingen worden uit de doeken gedaan, zowel voor beginners als gevorderden. Er zijn complete trainingsschema’s opgenomen voor verschillende zwemafstanden. Het boek bevat kortom een duizelingwekkende hoeveelheid informatie over (leren) zwemmen. Maar het geheel is toegankelijk en de afwisselende vormgeving maakt dat je snel vindt wat je interesse heeft en dat je oog valt op nieuwe feitjes en weetjes.
Veerkracht en uithoudingsvermogen
Maarten van der Weijden is van een bekende openwater-zwemmer BN’er geworden toen hij er in 2019 onder enorme mediabelangstelling in slaagde de 196 kilometer lange Elfstedentocht zwemmend af te leggen. Met deze en andere zwemuitdagingen haalde hij miljoenen op voor de kankerbestrijding. Het hoogtepunt van zijn loopbaan als topsporter lag toen al ruim een decennium achter hem: in 2008 werd hij Olympisch kampioen Open Water Zwemmen in Beijing. Hij won goud op de tien kilometer. Hij kwam van ver. Zijn carrière als wedstrijdzwemmer werd abrupt onderbroken toen hij in 2001 de diagnose leukemie kreeg. Hij was toen twintig jaar en behalve wedstrijdzwemmer ook student wiskunde.
In 2009 verscheen zijn autobiografische boek Beter, waarin hij vertelt over deze gebeurtenissen in zijn leven. Verhalen uit zijn vroegste jeugd wisselt hij af met hoofdstukken waarin hij gedetailleerd verslag doet van het verloop van zijn ziekte. Hij heeft gesprekken opgetekend met artsen en lotgenoten in het ziekenhuis. Ook lezen we over de – soms onvoorspelbare – reacties van zijn ouders, familie en zwemvrienden. De lastige relatie met zijn vader is een terugkerend thema waarover Van der Weijden intiem vertelt. Het contrast tussen het leven van een sporter en het plotseling letterlijk stilvallen daarvan is groot. Hij reflecteert op hoe het kan verkeren en dat hij na de diagnose niet langer in schijnveiligheid leeft: ‘Ik weet inmiddels dat ik me de ene dag druk kan maken of ik wel op tijd in vorm ben voor de Nederlandse zwemkampioenschappen en me een paar dagen later zorgen maak over mijn leven.’ Hij heeft dertig tot vijftig procent kans op overleven, vertellen de artsen hem.
Uiteindelijk duurt zijn behandeling twee jaar en wordt hij na vier jaar volledig genezen verklaard. Mooi is het hoofdstuk waarin Van der Weijden voor het eerst weer gaat zwemmen: ‘Gek hoe het water langs mijn lichaam glijdt. Na het afzetten neemt het automatisme het over. Linkerarm, rechterarm, linkerarm, rechterarm, terwijl mijn benen er rustig achteraan komen.’ Hij bouwt het zwemmen weer op. In het tweede deel van het boek vertelt hij hoe hij van revalidatie weer in de topsport belandt en zijn Olympische titel behaalt.
Heldhaftige zwemverhalen
De typische titel Op zoek naar de zwarte masseur verwijst niet naar een persoon, maar naar het water en de duistere kleur die het kan aannemen als je buiten zwemt in de natuur. In dit oerboek van de zwemcultuur voert de van oorsprong Engelse schrijver die opgroeide in India, de lezer mee op zwemavonturen die over de wereld uitwaaieren. Van Kanaalzwemmers tot mediterrane baden en van de Hellespont – die de schrijver zelf over zwom – tot het bassin bij de rivier waar Virginia Woolf baadde. De schrijver verhaalt over zwemmers van alle tijden en culturen; het namenregister achterin het boek toont de wijdverspreidheid van de zwemmende mens. Wat hen bindt is, aldus Sprawson: ‘De eigenaardige psychologie van de zwemmer en zijn gevoel voor water.’ Deze wat abstracte bewoording leidt desalniettemin tot pakkende verhalen, variërend van mythen uit de klassieke Oudheid tot wetenswaardigheden uit de negentiende eeuw: ‘Als voorbeeld voor hun zwemstijl hadden zwemmers zich jarenlang gehouden aan de stijl van de kikker, die in de plaats was gekomen van die van de hond.’
Wat opvalt, is dat zoveel schrijvers fervente zwemmers blijken te zijn. Namen als Lord Byron, D.H. Lawrence, Thomas Mann, Charlotte Brontë en Karen Blixen passeren de revue. Sprawon’s boek toont hoe wederkerig de relatie is tussen zwemmen en schrijven. Hoe schrijvers – en andere kunstenaars – tijdens zwemtochten hun gedachten met het water laten meewiegen of wegvloeien. Om bij terugkeer achter de schrijftafel te ondervinden dat de woorden uit hun pen stromen. Andersom gebruiken schrijvers zwemmen of water als metafoor in hun verhalen. Sprawson heeft in Op zoek naar de zwarte masseur een diepe duik genomen in de waterwereld die hemzelf en anderen heeft beïnvloed. Een ware leesbeleving op het droge.
Zwemkunst
Swimming studies is een bijzonder boek (alleen Engelstalig) dat opvalt door de prachtige, ingetogen vormgeving. Naast schrijver is Leanne Shapton kunstenares en dat zie je terug in de eigenzinnige illustraties. Deze variëren van abstract geschilderde studies van figuren in het water, aquarelportretten van zwemmers die in haar zwemteam zaten en foto’s van torso’s van paspoppen gehuld in zwemkleding. Wat dit alles met elkaar verbindt, is het verhaal van de schrijver over haar zwemmende leven. Dit begon toen zij als tiener in Canada wedstrijden zwom en opklom tot een bijna Olympisch niveau. Bijna; ze was goed, maar niet goed genoeg voor de absolute top.
Op een onsentimentele, bijna onderkoelde toon vertelt ze hoe dit haar leven heeft beïnvloed. En haar zwemmen, want dat is ze altijd blijven doen: ‘I still dream of practice, of races, coaches and blurry competitors. I’m drawn to swimming pools. (…) My recreational laps are phantoms of my competitive races.’ Ze reflecteert op haar wedstrijdzwemmen van weleer. De kleuren, de geuren, wat ze dacht en voelde en hoe ze het zich herinnert. We zwemmen ook recreatief met haar mee, bijvoorbeeld wanneer ze in een hotelzwembad de avond voor haar bruiloft honderd baantjes trekt en mijmert, ‘As I swim, my mind wanders. I talk to myself. (…) Mundane, unrelated memories flash up vividly and randomly, a slide show of shuffling thoughts. They flash up and fade.’
Het is wonderbaarlijk hoe iemand na vele jaren van rigide, compromisloze training uitgroeit en opbloeit tot de creatieve geest die ze in woord en beeld toont in dit zwemkunstige boek waarover The New York Times schreef: ‘Shapton is so smart and so likable that you will pass her book along to the swimmers in your life.’ Bij deze.