‘Een geschenk uit de mystieke wereld’
Een wissel bij de post bezorgde Marion de Vries (52) een wel heel bijzondere Kerst.
‘December 2007: de eerste Kerst zonder mijn moeder. Ze was die zomer overleden. Mijn vader was toen al meer dan veertig jaar dood. Ik had een melancholisch gevoel. Niet echt verdrietig, want ik vond het een fijn idee dat mijn moeder nu bij mijn vader was; ze waren elkaars grote liefde. Maar onwerkelijk was het wel, Kerst zonder mijn ouders. Als eerbetoon brandden op mijn schouw de papa- en mamakaars.
Ik kreeg een kerstkaart in de bus, één van de laatsten dat jaar. Het handschrift op de envelop herkende ik niet. Toen ik de kaart openvouwde, begon ik meteen te huilen. Want wat stond er, naast de voorgedrukte kerstwens? De afzender: pa, ma. Wat gebéurt hier? dacht ik. Het voelde als een boodschap uit de zielenwereld, uit de wereld van mensen die zijn overgegaan, zoals ik dat noem. “Dank je wel,” kon ik alleen maar fluisteren. Dit was de bevestiging dat mijn ouders samen waren en ook nog aan mij dachten.
‘Wat gebéurt hier? dacht ik’
Later herkende een vriendin van mij haar handschrift op de envelop. Ze schrok van de kaart en was net als ik ontroerd. Een godsgeschenk, zo noemden we het. Geen cadeau, méér dan dat: een geschenk uit de mystieke wereld.
Mijn rationele verklaring is dat er bij de post iets is misgegaan. Er zijn twee kaarten elk uit hun envelop gevallen en een postsorteerder heeft ze verkeerd terug gestopt. Maar ik geloof dat het mystieke en het aardse naast elkaar kunnen bestaan; dingen gebeuren nooit zonder reden. Je kunt met beide benen op de grond staan én oog hebben voor de onverwachte dingen die het leven biedt.
Dat dit is geregeld door mijn ouders, is voor mij duidelijk. “Laten we onze kleine meid wat ondersteuning geven. Ze hoeft het niet alleen te verwerken,” besloten ze. Natuurlijk staat de kaart sindsdien met Kerst naast de kaarsen op de schouw.’
‘Dit is veel groter dan toeval’
Op jonge leeftijd werden de Sri Lankaanse zusjes Vasantha Sitham (33) en Pushparani van Oostveen (34) geadopteerd. Zonder dat ze het van elkaar wisten, kwamen ze beiden in Nederland terecht.
Vasantha: ‘“Volgens mij heb jij een dubbelganger,” zei Kornelis, een collega, tegen me. Het was 2006, ik werkte tijdelijk bij een callcenter en woonde in Drachten. Ik had heel Nederland al gezien, maar kon nergens mijn draai vinden. Al meer dan twintig jaar liep ik rond met de gedachte dat ergens op de wereld mijn zus was – maar waar? Kornelis noemde haar naam. Zou ze het écht zijn? Ik had al vaker tips gekregen, maar die klopten nooit. Ik zei dat ze zeker contact met me mocht opnemen.’
Pushparani: ‘Van die ex-collega, Kornelis, kreeg ik een e-mail dat er bij zijn bedrijf ene Vasantha werkte die sprekend op me leek. De naam van mijn zus! “Jullie hebben dezelfde lach,” schreef hij. Hij gaf me haar gegevens. Dankzij hem zijn we nu samen.
Het eerste gesprek met Vasantha verliep een beetje ongemakkelijk, want ik wilde zeker weten of zij op haar geboortecertificaat dezelfde gegevens had staan als ik. Het klopte en we spraken meteen af voor de dag erna.’
Vasantha: ‘Bij de Hema in Leeuwarden. Ik vond het zo spannend dat ik vooraf moest overgeven. We vergeleken eerst nogmaals onze papieren. Daarna hebben een hele tijd naar elkaar gekeken. Hoe langer ik keek, hoe meer ik mezelf zag zitten.’
‘Onze wens is verhoord, anders kan ik dit niet verklaren’
Pushparani: ‘Het was alsof we in de spiegel keken.’
Vasantha: ‘Ik had wel eens een poging gedaan haar te zoeken, maar ik wist eigenlijk niet waar ik moest beginnen. Het adoptiebureau had onze beide adoptieouders verteld dat de ander in Zweden zat.’
Pushparani: ‘Jarenlang hebben we gebeden en kaarsjes gebrand. Het verlangen was zo groot. Onze wens is verhoord, anders kan ik dit niet verklaren.’
Vasantha: ‘Wanneer mensen dit “toevallig” noemen, denk ik: nee, dit is veel groter. Dit heeft ervoor gezorgd dat de innerlijke rust is teruggekeerd. We hoeven niet meer te leven met leegte.’
‘De euforie bleef nog dagen hangen’
Tijdens een vakantie in Frankrijk gooide Georgette Dekker (39) samen met haar zoontje Morris (5) een fles met een briefje in zee. Het gevolg verraste haar volledig.
‘Als kind deed ik wel vaker een flesje met een boodschap in zee “op de post”. In de maanden erna fantaseerde ik eindeloos over de afloop: zou iemand het vinden? En zou diegene dan echt contact opnemen? Wat voor iemand zou het zijn? Maar ik hoorde natuurlijk nooit iets. Om die jeugdherinnering te laten herleven, maakte ik twee jaar geleden met Morris een flessenpostbericht. Toen we in het Franse Wissant aan de kade stonden en de fles in zee gooiden, vond ik het bijna net zo spannend als hij. We zagen hoe het kleine Perrierflesje in een stormachtige zee terechtkwam. Morris schrok zich wild, hij begon meteen te roepen dat hij zijn fles terug wilde. Maar die kans was natuurlijk nul. Dacht ik. Tot er na ruim een jaar opeens een kaart in de bus lag. Alle vakantiekaarten waren al geweest, dus ik dacht meteen: wacht eens even, zou dit… ? De adrenaline gierde door mijn lichaam. En ja, het bleek een kaart te zijn van de vinder: Zoe, een Nederlands meisje van Morris’ leeftijd. Sterker nog, op de kaart stond dat het gezin binnenkort bij ons in de straat kwam wonen én dat Zoe op dezelfde school zat als Morris.
‘Dit gaf me zoveel vertrouwen in het leven’
Tijdens het lezen moest ik lachen en huilen tegelijk. Deze uitkomst was beter dan ik ooit had durven fantaseren. De euforie die ik op dat moment voelde bleef nog dagen hangen. Dat zoiets positiefs en leuks zomaar gebeurde, gaf me zoveel vertrouwen in het leven. Een tijdlang had ik minder last van mijn eeuwige getwijfel en neiging beren op de weg te zien. De fles heeft een prominente plek gekregen in onze kast, zo blijft het verhaal levend. Elke keer dat ik het vertel, komt die positieve vibe terug.’
‘Het universum kijkt niet onverschillig toe hoe wij ons leven leiden’
Hans C. Moolenburgh (90) is gefascineerd door toeval. De afgelopen tien jaar verzamelde hij 284 toevalligheden die hij zelf meemaakte.
‘Een van mijn favoriete toevalsmomenten speelt in de jaren negentig. Als arts behandelde ik een ernstig verlamde patiënte die alleen haar ogen kon gebruiken voor communicatie. We praatten met elkaar via een bord met letters; door specifieke oogbewegingen spelde ze woord voor woord. Op een dag seinde ze: “Ik word gek”. Het bleek te gaan om sensory depriviation, een extreem tekort aan prikkels. Ik kwam op het idee om haar spannende, sprookjesachtige verhalen te gaan voorlezen, om haar daarmee de afleiding te geven die ze nodig had. Ik schreef die verhalen tijdens mijn vakanties, jaar na jaar. Vijf boekwerken zijn daar in totaal uit voortgekomen. In juni 1994 schreef ik een absurd verhaal waarin de hoofdpersoon op een tapijt boven Jeruzalem vliegt en ziet dat de stad is overgenomen door een enorme octopus. Op 15 maart 1995 was de verpleging bij dat verhaal aangekomen en las het voor aan mijn patiënte. Op 18 maart berichtte mijn krant over wat er de dagen daarvoor in Israël was gebeurd: in een wijk in Jeruzalem hadden Arabische bewoners overal posters van enorme octopussen opgehangen waarmee ze protesteerden tegen de toenemende macht van de Joden. Op de dag van mijn verhaal was Jeruzalem daadwerkelijk vergeven geweest van octopussen. Kippenvel, nietwaar?
‘Sta vaker open voor de prachtige toevalligheden die het leven aanreikt’
Voor mij voelde dit als een stevige zet in mijn rug: ga door met wat je aan het doen bent voor deze patiënte, het heeft zin. Het léven heeft zin.
Het feit dat ik toeval opmerk, maakt me gelukkiger. Ik zou het iedereen die niet goed in zijn vel zit aanraden: sta wat vaker open voor de prachtige toevalligheden die het leven je aanreikt. Toeval toont ons dat het universum niet onverschillig toekijkt hoe wij ons leven leiden.’
Hans C. Moolenburg schreef in 2008 het boek Is toeval echt toevallig?, Uitgeverij Ankh-Hermes
‘“Dank je oma!” riep ik omhoog’
Regie-assistente Steffie Clements (24) maakte een muziekfilm ter nagedachtenis aan haar overleden oma. Tijdens de opnames zocht ze naar een sleutel om een muziekdoosje mee te openen.
‘In de film loopt de hoofdpersoon – mijn oma als jong meisje – een verrassingsroute die haar vriend heeft uitgestippeld. Ze krijgt onderweg een sleutel aangereikt van een levensgrote muziekdoos die ze moet openen en waar een echte ballerina uit tevoorschijn komt. Een scène die goed past bij mijn oma: ze was dol op muziekdoosjes, op dans en muziek. Die voorliefde voor kunst en cultuur heeft ze me meegegeven. Ik herinner me hoe ze me leerde tekenen en servetten vouwen. Toen ze aan kanker overleed, raakte dat me zo dat ik besloot om deze film te maken waarmee ik geld voor onderzoek kon inzamelen.
De grote, houten kist die als muziekdoos moest dienen in de film, vond ik bij mijn toenmalige schoonfamilie op zolder. Alleen: de sleutel ontbrak. Ik baalde, want ik wilde juist het moment filmen waarop mijn oma de muziekdoos opent. Ik besloot er dan maar eentje na te laten maken, van hout. Die dag kwam er een vriendin langs. “Ik moet wel zo weg,” waarschuwde ik haar. “Ik moet nog een sleutel laten maken.” Het was de zoveelste to do die kwam kijken bij het maken van deze film.
‘Ik geloof in ‘iets’ dat je steunt en stimuleert om door te gaan’
Op dat moment reikte mijn vriendin onder haar T-shirt naar haar ketting. Een beetje lacherig zei ze: “Ik heb geen idee meer hoe ik aan deze ketting kom en ik draag hem eigenlijk nooit, maar vandaag wel. Ik weet ook niet waarom.” Aan haar ketting hing een vuistgrote sleutel die precies op op de kist paste. Ik was nauwelijks verbaasd, vooral heel blij. Ik riep omhoog: “Dank je oma!” Ik voelde me zo gesteund door haar. Want ja, ik denk en hoop dat mijn oma dit heeft geregeld. Ik geloof dat er “iets” is dat je steunt en stimuleert om door te gaan wanneer je een goede weg bent ingeslagen. Zoals ik nu, met het maken van mijn eigen films.’
Bestaat toeval? Dit zeggen de experts erover.
Je staat met de telefoon in je hand om een goede vriend te bellen die je al een hele tijd niet hebt gesproken en prompt begint het apparaat te rinkelen: díe vriend.
Sociaal psycholoog Frenk van Harreveld onderzoekt aan de Universiteit van Amsterdam hoe mensen omgaan met zo’n uitzonderlijke samenloop van omstandigheden. ‘Veel mensen denken dat er een reden is waarom zoiets plaatsvindt. Ze zeggen dan met opgetrokken wenkbrauwen: “Dat is wel heel toevallig…” En ze bedoelen: hier is méér aan de hand.’
Maar dat is niet zo, betoogt de Engelse statisticus David Hand. In zijn boek Het onwaarschijnlijkheidsprincipe bewijst hij dat aan de hand van vijf wetten. Neem zijn ‘wet van de onvermijdelijkheid’: schrijf alle mogelijke uitkomsten van een situatie op. Eén van die uitkomsten gebeurt – hoe klein de kans ook is.
Van Harreveld licht toe: ‘Stel dat ik nu een pingpongbal de lucht in gooi, dan is de kans statistisch gezien klein dat die precies in jouw glas water belandt. Maar het is niet onmogelijk; het is gewoon een van de opties.’
De meeste mensen hebben een natuurlijke afkeer van een wereld die wordt geregeerd door willekeur.
Daarom zoeken we naar ‘meer’ achter zo’n gebeurtenis. We willen graag verbanden zien: een oorzaak, een gevolg, een reden voor iets uitzonderlijks. Die behoefte heeft absoluut nut. Vroeger hielp die ons te overleven. Wie in de oertijd bij geritsel in de bosjes de oorzaak doorzag – leeuw – en daar een gevolg aan koppelde – wegrennen – die overleefde.
Mensen gaan dus op zoek naar een rationele verklaring voor het toeval en aangezien die er niet is, ontstaat daarvoor in de plaats vaak een irrationele gedachte die de gebeurtenis moet duiden: ‘een hand van boven’, een hogere macht.
Onze neiging om alles te willen verklaren, maakt dat we niet goed in staat zijn om de zee van mogelijke gebeurtenissen te zien waarin we rondzwemmen, zegt Hand. Hij noemt dat ‘de wet van de werkelijk grote aantallen’. Wie vaak genoeg een handvol dobbelstenen gooit, krijgt een keer alleen maar zessen.
Door Hands ‘wet van de selectie’ blijven dit soort gebeurtenissen ook beter hangen. Van alle duizenden dromen die in je leven hebt, onthoud je die ene over je oude docent Nederlands, omdat je juist hem de volgende dag op straat tegenkomt. En dat is de verleiding wel heel groot om te denken: dát kan geen toeval zijn.
‘Toeval maakt de wereld minder bedreigend’
Van Harreveld: ‘Mensen die weinig controle ervaren in het leven, doordat ze bijvoorbeeld zijn geconfronteerd met ziekte of dood, hebben vaker de neiging om gebeurtenissen toe te schrijven aan hogere machten: iets of iemand die aan de touwtjes trekt en kan zorgen dat het goed komt.’ Want hoe onzekerder het leven is, hoe sterker onze neiging om structuur en houvast te zoeken. Die maakt de wereld wat minder bedreigend en willekeurig.
Ook romantici hebben vaak niks met ‘gewoon toeval’. ‘Zij geloven liever in een wereld die vooraf is ingekleurd door een hogere macht, die er bijvoorbeeld voor zorgt dat ze op een dag “de ware” tegenkomen.’
Een uitzonderlijke gebeurtenis geeft de meeste mensen een vrolijk gevoel.
‘Het is gaaf om getuige te zijn van iets uitzonderlijks. Je voelt je gezegend: dat jíj zoiets meemaakt. Daarbij heeft iedereen er af en toe behoefte aan om gerustgesteld te worden. Het kan prettig zijn om te denken: dit is zo’n aparte gebeurtenis, dit móet een positief voorteken zijn.’
Frenk van Harreveld e.a., Dat kan geen toeval zijn, Nieuw Amsterdam, 2013
David Hand, Het onwaarschijnlijksprincipe, AmboAnthos, 2015