Mark Rutte is geen fan van de erfbelasting. Hij noemde die eens “de minst rechtvaardige van alle belastingen”. Burgers betalen tijdens hun leven al belasting “en als je per ongeluk wat overhoudt, komt het blauwe gevaar nog een keer langs”, klaagde hij als oppositieleider. Voor het jaar 2010 diende de VVD zelfs een alternatieve begroting in waarin stond dat de “sterftaks” eerst gehalveerd en daarna geheel opgedoekt moest worden.
De weerzin van Rutte en de zijnen tegen de erfbelasting heb ik nooit zo goed begrepen. Hun belangrijkste argument is dat de erfbelasting een dubbele – en daarom kennelijk onrechtvaardige – belasting is omdat over het geërfde vermogen eerder al inkomensbelasting is betaald. Op zichzelf klopt die redenering, maar als we alle dubbele belastingen zouden afschaffen, krijgen Jeroen Dijsselbloem en informateur Gerrit Zalm een acute rolberoerte. Als ik straks op Blendle/Cafeyn van mijn spaargeld de beruchte documentaire over Jesse Klaver aanschaf, betaal ik doodleuk BTW, hoewel ik eerder al inkomstenbelasting en vermogensrendementsheffing heb betaald. Daar komt nog bij dat de inkomstenbelasting en de erfbelasting door twee verschillende personen wordt betaald, namelijk de erflater en de erfgenaam.
Mark Rutte, omhels de erfbelasting
Van een liberale partij mag je eigenlijk een gepassioneerd pleidooi voor de erfbelasting verwachten. Hoezo? Het antwoord is de hardwerkende Nederlander van Mark Rutte. Of zoals de Commissie voor de Successiebelasting het in de jaren vijftig treffend verwoordde: “Wanneer toch hetgeen iemand met eigen arbeid en vlijt verkrijgt door inkomstenbelasting wordt getroffen, hoeveel te meer reden is er dan iemand te belasten wegens hetgeen hem zonder inspanning zijnerzijds in de schoot wordt geworpen.”
Een erfenis is eigenlijk een onverdiende meevaller; onverdiend in de zin dat de ontvanger geen directe tegenprestatie heeft geleverd. Het hebben van rijke ouders is tenslotte geen verdienste van de kinderen. Als Ruttes hardwerkende Nederlanders een flink deel van hun maandelijkse inkomen moeten afdragen aan de staat, dan is het onverdedigbaar om erfenissen onbelast te laten. Precies om die reden waren liberale aartsvaders als Adam Smith, Thomas Paine en John Stuart Mill voorstander van de erfbelasting.
De manier waarop de erfbelasting nu is vormgegeven maakt het erg fiscaal erg onaantrekkelijk om geld na te laten aan een niet-familielid. Goedbeschouwd is dat merkwaardig en in strijd met de keuzevrijheid van de erflater. Want wanneer besluit iemand om een deel van zijn vermogen na te laten aan een niet-verwante persoon? Toch alleen als die persoon zich in de ogen van de erflater verdienstelijk heeft gemaakt. Kinderen zijn volgens de wet automatisch erfgenaam, terwijl een wildvreemde alleen dankzij het expliciete besluit van de erflater kan erven. Zo’n genetisch niet-verwante persoon is misschien wel de jonge buurvrouw, die jarenlang boodschappen heeft gedaan, mantelzorg heeft verleend, of de erflater elke week naar de fysiotherapeut heeft gereden. Zij betaalt over een eventuele erfenis een torenhoog tarief, terwijl kinderen (veelal vijftigers en zestigers) die soms nauwelijks hun gezicht lieten zien er bij de fiscus genadig vanaf komen. Voor liberale partijen als de VVD en D66 moet dat toch moeilijk te verteren zijn.
In het verkiezingsprogramma van D66 staat een verstandige maar wat algemeen geformuleerde paragraaf over de erfbelasting. “D66 wil dat iedereen vrij is zelf te bepalen aan wie hij zijn erfenis nalaat. Mensen bepalen zelf wie hen dierbaar zijn. (…) D66 wil dat mensen zonder partner of kinderen gelijk behandeld worden.” Ik ben geneigd dit te lezen als een pleidooi voor het afschaffen van de zogeheten verwantschapsprogressie (die inhoudt dat je meer belasting betaalt als de familieband met de erflater zwakker is), maar ik weet het niet zeker.
Mijn twijfel komt voort uit eerdere opmerkingen over de erfbelasting van Wouter Koolmees, tijdens de formatie de secondant van Alexander Pechtold en mogelijk de nieuwe minister van Financiën in het kabinet-Rutte III. Er zijn in Nederland steeds meer mensen die “bewust geen partner en bewust geen kinderen of pleegkinderen” hebben, zei Koolmees. Zij moeten daarom de mogelijkheid krijgen om in hun testament ten hoogste twee personen op te nemen die tegen een laag belastingtarief kunnen erven, vergelijkbaar met kleinkinderen.
Bewust (of niet) kinderloos
Dit idee van Koolmees is een stap in de juiste richting, maar het gaat niet ver genoeg. Waarom die willekeurige bovengrens van twee personen? Sommige mensen zijn gezegend met veel geld en veel vrienden. Hij noemt zijn voorstel daarnaast “leefvormneutraal” maar in feite lanceert hij een fiscaal onderscheid tussen erflaters met kinderen en erflaters zonder kinderen. Kinderloze erflaters kunnen twee niet-verwante personen aanwijzen die tegen het kleinkindtarief mogen erven, terwijl erflaters met kinderen die mogelijkheid niet krijgen. Om nog een keer terug te komen op de zorgzame buurvrouw: of zij veel of juist weinig erfbelasting moet betalen, hangt in het plan van Wouter Koolmees dus af van de vraag of de overledene kinderen had. Dat is allesbehalve leefvormneutraal en maakt grove inbreuk op de keuzevrijheid van de erflater.
Ik viel ook over zijn opmerking dat de erfbelasting gemoderniseerd moet worden omdat steeds meer Nederlanders bewust geen (pleeg)kinderen of partner hebben. Hoezo “bewust”? Wat gaat het de overheid aan of iemand vrijwillig dan wel tegen zijn zin zonder partner en kinderen door het leven gaat? Moet je straks eerst een vruchtbaarheidstest ondergaan voordat je een niet-verwante erfgenaam mag opnemen in je testament?
Kapitaal in de 21e eeuw
Het is logisch dat partners en zieke, minderjarige of gehandicapte (klein)kinderen een uitzonderingspositie in het erfrecht genieten. Maar andere erfgenamen zouden we gelijk moeten behandelen, dus een uniform tarief en dezelfde vrijstelling, los van de vraag of ze familie van de overledene zijn. Ook bij zo’n vlaktaks in de erfbelasting zullen de meeste mensen er alsnog voor kiezen om hun vermogen aan de kinderen na te laten, maar verdienstelijke kennissen en vrienden worden dan tenminste niet langer gediscrimineerd door de fiscus.
Ook met het oog op de discussie over de Nederlandse vermogensverdeling, aangezwengeld door Thomas Piketty’s boek Kapitaal in de 21e eeuw, is een gelijke fiscale behandeling van alle erflaters het overdenken waard. Piketty voorspelt dat door geërfd vermogen de vermogensongelijkheid steeds verder zal toenemen. Of hij gelijk krijgt en of dat erg is, is een andere zaak, maar een uniform tarief haalt in ieder geval de fiscale prikkel weg om vermogen toch maar vooral binnen de naaste familie te houden. Met andere woorden: door de keuzevrijheid van erflaters te vergroten, neemt de kans op vermogensspreiding toe. Dat moet voor links en rechts in de Nederlandse politiek toch een wenkend perspectief zijn.