“Net als de eerste keer, verloor Marijn tegen het eind van de zwangerschap flink wat vruchtwater. Daarom werd weer besloten tot het inleiden van de bevalling met 37 weken. Het schoot allemaal niet op, en de gynaecoloog zei dat ze de vliezen ging breken in de hoop de bevalling te versnellen. Elke vezel in mijn lijf schreeuwde: doe het niet. Geen idee waar dat overweldigende gevoel vandaan kwam, maar ik wist gewoon zeker: dit gaat mis. Toch hield ik mijn mond. Wat heeft mijn vrouw er nou aan als ik twijfel ga zaaien? De vliezen braken en een stortvloed aan vruchtwater stroomde over het bed, echt waanzinnig veel. Daarna probeerde ze de hartslag van de baby te vinden, maar die klonk héél zwak en zacht. De blik tussen de twee verpleegkundigen zal ik nooit vergeten: pure paniek. In de ogen van Marijn zag ik een mengeling van onzekerheid en doodsangst. De rode knop werd ingedrukt en vanuit alle hoeken leken mensen te komen. Draden werden uit de muur getrokken, de gynaecoloog sprong op het bed en zelfs bovenop mijn vrouw, en zo renden ze door de gang richting operatiekamer.
Aan de grond genageld
Ik was letterlijk in de hoek geduwd en stond aan de grond genageld. Niemand die mij wat vertelde of uitleg gaf. Alle scenario’s schoten door mijn hoofd: Gaat mijn vrouw dood? Leeft mijn kind nog wel? ‘Ga er achteraan!’, riep een verpleegkundige. Het was alsof ik wakker schrok, ik rende de gang op, achter dat bed aan. Ik stond nog niet bij Marijn in de operatiekamer, of de keizersnede was al gezet, zó snel gaat dat. De baby werd meteen meegenomen voor onderzoek. Toen alles goed bleek te zijn, was ik euforisch, ik heb iedereen staan zoenen. Een zoon, hoorde ik toen pas. Een gezonde zoon!
Wat bleek nou: door de kracht van het vruchtwater, was de navelstreng uitgezakt. Het hoofd van de baby was tegen de uitgang blijven steken en zo knelde hij zijn eigen zuurstoftoevoer af. De gynaecoloog die bovenop mijn vrouw zat, bleek al die tijd haar hand ín Marijn te hebben gehad, om zo het hoofdje omhoog te duwen. Dat heeft het verschil gemaakt.
Na drie dagen en nachten in het ziekenhuis, mochten we naar huis. Marijn was een wrak, ik heb er geen ander woord voor. Bleek en met holle, lege ogen. Ze kon Job niet eens vasthouden, zo bibberig was ze. Het was heel moeilijk om haar zo te zien, mijn sterke, mooie vrouw. Al snel wilde ze over de bevalling praten, maar dat wilde ik totaal niet. Dóór moest ik. Sterk zijn voor mijn dochter van, toen, net 2. Doorbikkelen op mijn werk, waar twee dagen later gewoon weer vol aan de bak was. Vluchten, wég van alles dat me aan die afschuwelijke dag herinnerde. Marijn rammelde steeds vaker aan mijn deur, maar ik hield de luiken gesloten, wilde nergens over praten. Stellig overtuigd dat ik dan óók onderuit zou gaan. En dan? Wie zou de boel dan draaiende houden? Elke keer dat ze erover begon, raakte ik meer geïrriteerd. Láát me gewoon even, zei ik dan snibbig. We raakten steeds meer van elkaar vervreemd, van onze open en eerlijke relatie leek weinig meer over. Ik ging alleen maar meer werken, zij stond er dan thuis alleen voor.
Machteloos gevoel
We kennen elkaar al dik twintig jaar, ik zag haar op een hockeyfeestje en was meteen verkocht. Nog steeds ben in straalverliefd, dat is in al die jaren niet minder geworden. Ik begin al te glimlachen als ik aan haar denk, nu nog. Man, die ógen van haar…Het was meteen wederzijds, maar toch heeft ze me destijds aardig moeite laten doen voordat ze echt overstag ging. We zijn allebei gevoelsmensen, de emoties liggen aan de oppervlakte, we hebben altijd goed kunnen praten. Niets gaat onder het tapijt, maar meteen, hop, op tafel.
Het ouderschap was ons tot dan toe ook altijd relatief makkelijk afgegaan. Net voor haar dertigste werd Marijn zwanger van onze dochter. Ze had een probleemloze zwangerschap en een razendsnelle, ingeleide bevalling. Natuurlijk heb je in het begin ups en downs, het gebrek aan slaap breekt je soms op en dan geef je elkaar een keer een snauw. In de kern bleef onze relatie hetzelfde, we waren een hecht team dat tegen een stootje kon.
Na de bevalling van Job werd alles anders. Ik dacht veel aan de bevalling, sliep slecht, had flashbacks. Dat machteloze gevoel van toen, dat ik aan de grond genageld was, niets had gedaan met dat instinctieve gevoel dat ik had toen de gynaecoloog de vliezen ging breken. Ik voelde me schuldig om alles wat ik níet gedaan had. Wat ben ik voor waardeloze vent, dat ik er op zo’n moment niet voor mijn vrouw geweest was? Het voelde alsof ik permanent mijn adem inhield, die spanning sluimerde de hele tijd in mijn lijf. Ik was moe, zo moe.
De weken werden maanden en de maanden werden een jaar. Op een gegeven moment raak je gewend aan dat ellendige gevoel, ook al weet je dat het niet normaal is. Ik had last van hyperventilatie, was om kleine wissewasjes boos of uit het veld geslagen. Ik zag het ook bij Marijn, maar het waren twee losse processen, we waren elkaar ergens onderweg kwijt geraakt.
Knop
Bij een paar goede vrienden probeerde ik wel mijn verhaal te vertellen. Ze luisterden wel, maar veel meer dan een troostende klop op de schouder kreeg ik niet. ‘Jullie hebben gelukkig een gezond kind’, zeiden ze dan, en daarmee was voor hun de kous af. Dat een bevalling voor een vrouw zwaar is, snapt iedereen, maar ze onderschatten de impact die het ook op een man kan hebben. Ja, natuurlijk is de stress en de fysieke pijn voor de vrouw erger, maar door dat telkens te benadrukken, krijg je als man het gevoel dat jij er niet toe doet. Het gevolg was dat ik mijn mond maar hield, zoals denk ik veel mannen doen. Maar het is net als met een strandbal die je onder water probeert te duwen: vroeger of later schiet ie toch de lucht in.
We waren ondertussen anderhalf jaar verder, toen we op een avond in bed lagen. Marijn had weer eens een huilbui gehad, ze sliep al die maanden amper. ‘Zo gaat het echt niet meer, ik ga er aan onderdoor’, zei ze. Toen is er bij mij een knop omgegaan. De volgende dag heb ik meteen de verloskundige gebeld met wie we tijdens de zwangerschap een goede klik hadden. Zij had gezegd dat we haar altijd konden bellen als ze iets voor ons kon doen. Dat moment was nu aangebroken. Zij bracht ons in contact met een coach die gespecialiseerd is in het verwerken van ingrijpende bevallingen. Daar konden ze gelukkig vrij snel terecht.
Die ontmoetingen hielpen Marijn enorm, ze knapte zienderogen op. De erkenning voor haar emoties, maar ook de spiegel die ze voor gehouden kreeg, waren precies wat ze nodig had. Ze maakte nieuwe plannen, kreeg weer energie. Ik ging een keer met haar mee, de coach wilde ook mijn versie van het verhaal horen. Dat was een pijnlijk eerlijk gesprek. Zo zei Marijn voor het eerst dat ze het heel kwetsend vond dat ik na de bevalling niets voor haar gekocht had. Na de geboorte van onze dochter kreeg ze van mij een prachtig horloge, nu was er inderdaad geen cadeau geweest. Voor haar voelde dat alsof ik niet trots op haar was, alsof ze gefaald had, maar ik wilde haar geen tastbare herinnering geven aan die nachtmerrie.
Marijn vertelde ook dat ze me niet verweet dat ik mijn mond gehouden had bij het vliezen breken. Wel had ze het heel erg gevonden dat ik er na de bevalling, toen ze het zo zwaar had, niet voor haar was. Daar heb ik mijn excuses voor aangeboden. Het was een grote opluchting om na al die tijd weer écht met elkaar te praten, We liepen arm in arm naar buiten, ik had mijn maatje weer terug.
Brein herprogrammeren
Daarna heb ik ook een afspraak voor mezelf gemaakt. Ik leerde dat er verschillende manieren zijn waarop mensen reageren als er iets heftigs gebeurt: ze vluchten, vechten of doen helemaal niets. Flight, fight, freeze. Dat ik in die laatste groep zit, is nooit een bewuste keuze geweest, maar iets dat me overkwam. Dat inzicht is heel belangrijk voor me geweest. Samen met de coach heb ik in mijn hoofd de bevalling opnieuw beleefd, maar dan zoals ik het in het ideaalplaatje voor me zag. Dat klinkt zweverig, en ik kan me heel goed voorstellen dat veel mannen er de kriebels van krijgen, maar ik ben er heel onbevangen ingestapt. Heel gek misschien, maar toen met mijn ogen dicht de bevalling opnieuw doormaakte, voelde het heel echt. Het ging heel rustig en vredig, en ik mocht Job aanpakken. De tranen liepen over mijn wangen. Ja, ik weet dat het niet de werkelijkheid is, maar door in mijn hoofd de nare herinneringen te vervangen door positieve gevoelens en gedachten, heb ik als het ware mijn brein geherprogrammeerd. Nu raak ik nog steeds geëmotioneerd als ik mijn verhaal vertel, maar daarvoor kon ik niet eens de eerste zin afmaken zonder in huilen uit te barsten. De scherpe randjes zijn van de emoties af, ik kan weer gewoon rustig ademhalen.
Aan de kinderen merkten we vrijwel meteen dat de spanning tussen ons weg was.
Floortje was al maanden tegendraads, dat veranderde bijna van de ene op ander dag. En de kleine Job, die ons al anderhalf jaar ’s nachts uit slaap hield, ging ineens nachten doorslapen. Terwijl we dachten dat we onze ellende op afstand van ze hielden, hebben ze er blijkbaar toch veel van opgepikt.
Marijn denkt voorzichtig aan een derde kind, maar ik vind het wel goed zo. We zijn onderuit gegaan en ternauwernood samen weer opgekrabbeld. Count your blessings, denk ik dan. Maar ik ken mijn vrouw, die legt zich niet zo maar ergens bij neer. Juist daarom vind ik haar zo geweldig.”
Image by PublicDomainPictures from Pixabay