Acht uur ’s ochtends: gebrul uit een geluidswagen aan de overkant van de straat doet mijn trommelvliezen zowat scheuren. In Belém, waar ik voor een reisreportage ben, staakt het bankpersoneel. Dat de inwoners van de stad vandaag niet naar de bank kunnen is niet voldoende: de bevolking moet ook gepijnigd worden met opruiend getier dat tot ver in de omtrek het glas in de ramen doet rammelen.
Maar waarom zou ik me hierover verbazen? Lawaai is immers net zo nauw verbonden met de Braziliaanse volksaard als het concept ‘stiltecoupé’ met de Nederlandse. De natuur verdraagt geen leegte, luidt de aan Aristoteles toegeschreven wijsheid. Op precies dezelfde manier verdraagt de Braziliaan geen stilte.
Binnenshuis staat van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat de televisie aan. Als er bezoek komt wordt het geluid niet zachter gedraaid – en niemand die er erg in heeft dat alle aanwezigen moeten schreeuwen om een gesprek te kunnen voeren. Gelukkig zijn de meeste Brazilianen – vooral de vrouwen – gezegend met stemmen die de muren doen trillen.
Buitenshuis blijkt de geluidswagen de meest praktische manier om de stilte te verdrijven. Dat hoeft dan niet per sé met zo’n enorm gevaarte als in de foto hierboven. Aan een megafoon op een Volkswagenbusje heb je genoeg om verse groente of een politieke partij aan de man te brengen en een paar vette speakers in de achterbak van je Fiat Unootje zijn ruim voldoende om een einde te maken aan de verstikkende rust in de straat waar je woont.