Het historische mijnstadje Lençóis is het Valkenburg van de Chapada Diamantina, de hooglanden van Bahia. Het levendige plaatsje trekt jaarlijks tienduizenden toeristen. In de heuvels rond Valkenburg zullen wandelaars niet zo snel verdwalen, maar in de bergen rond Lençóis kun je maar beter niet zonder ervaren gids op stap gaan: de Braziliaanse natuur is nou eenmaal wat extremer dan die van Zuid-Limburg.
Aardige jongens, die gidsen in Lençóis, maar naar een plek zoals op deze foto te zien is zullen ze de toerist niet zo snel meenemen. Op dit tafereel stuitte ik zelf – op een zondagochtend, toen de gidsen uitsliepen en alle souvenirstalletjes, kekke boetiekjes en prullariawinkeltjes dicht waren.
Je zou kunnen denken dat ik deze foto midden in het oerwoud nam, maar niets is minder waar (en zo zie je maar weer hoe makkelijk een fotograaf je op het verkeerde been kan zetten.) Ik sta aan de rand van Lençóis: vlak achter mij ligt het busstation en, pal daarnaast, de armste buurt van het stadje. En ik twijfel er geen moment aan dat de mensen die hier hun kleren in de rivier aan het wassen zijn dáár wonen.
Eerlijkgezegd verbaasde het schouwspel me. Huishoudelijke apparaten koop je in Brazilië op afbetaling, verdeeld over tien, twintig, dertig termijnen. Met dank aan dat betaalgemak zijn er zelfs in de favela’s van de grote steden slechts weinig huishoudens die niet over een wasmachine beschikken (of over een koelkast, een televisie of een DVD-speler.)
Armoede in de stad en armoede op het platteland zijn echter twee totaal verschillende dingen. In de stad liggen kansen misschien niet voor het oprapen, maar ze bestaan. De binnenlanden van het noorden, noordoosten en extreme zuiden van Brazilië daarentegen lopen nog altijd leeg: voor de jeugd is er geen werk, geen toekomst. Een groot deel van de bevolking van ’s lands grote steden bestaat uit mensen die het pittoreske riviertje waaraan ze opgroeiden verruilden voor een wasmachine in een favela. Velen keken nooit meer terug.