Als christelijk theoloog merk ik vaak dat gesprekken met andersdenkenden stuklopen op het thema ‘homoseksualiteit’. Dat is begrijpelijk. Het geloof dat ik vertegenwoordig staat namelijk niet bepaald bekend om zijn vriendelijke omgang met niet-heteroseksuelen. En inderdaad heb ik kerkmensen al veel erge dingen tegen en over mijn homo- bi- en transseksuele vrienden horen zeggen.
Dit terwijl ikzelf in het geheel geen last heb van een innerlijk conflict terwijl ik probeer zowel homovriendelijk als christelijk door het leven te gaan. Tijd voor een kalme gang langs de feiten, dus. Hoe homofoob is de kerk precies, hoe werkt christelijke homofobie en waar komt het vandaan? Ik zet de bijbelteksten, diverse misvattingen en de meest prominente christelijke houdingen jegens seksuele diversiteit op een rijtje.
Welke bijbelteksten tegen homoseksualiteit zijn er?
De meest welsprekende bijbeltekst die tegenstanders van de homoseksuele praxis aanhalen, staat in Leviticus 18. ‘Je mag niet het bed delen met een man zoals met een vrouw, dat is gruwelijk’, zegt de oude wetstekst. We vinden dit verbod ergens tussen de verboden op kinderoffers en bestialiteit. Twee hoofdstukken later wordt het nog eens herhaald, deze keer met als bijbehorende straf: de dood.
Een bepaald type christen strooit graag met deze teksten om de acceptatie van homoseksualiteit te bestrijden. Dat is opvallend, want Leviticus is over het algemeen geen bijbelboek waarvan de wetten nog al te serieus worden genomen door de hedendaagse gelovigen. Het verbiedt het aanraken van ongestelde vrouwen, het eten van bloed en het dragen van kleding die van twee verschillende stoffen is gemaakt.
Sommige van deze wetten zijn te verklaren vanuit de precaire hygiëne van een oud-oosters woestijnvolk. Van andere wetten snapt vandaag de dag nog steeds niemand de functie of de achtergrond. In elk geval kunnen we constateren dat Leviticus in de kerkelijke praktijk nog nauwelijks een rol speelt. Des te opvallender is het, dat het tweemaal voorkomende verbod op homoseksualiteit nog wél vaak geciteerd wordt.
Paulus
De tweede bijbelplaats waar homoseksualiteit langskomt, is in een betoog van Paulus in zijn brief aan de Romeinen. Hij klaagt, want ‘de mannen hebben de natuurlijke omgang met vrouwen losgelaten en zijn in hartstocht voor elkaar ontbrand’. Deze passage wordt heel veel door homo-kritische christenen gebruikt omdat het in het Nieuwe Testament staat en dus bewijst dat gelovigen homoseksualiteit ook na Jezus’ komst nog afkeurden.
Bij Paulus’ tekst zijn twee nuances te plaatsen. Ten eerste: wie het hele betoog uitleest, ziet dat het eindigt in een aanval van Paulus op de hypocrisie van zijn lezers. ‘Natuurlijk, u veroordeelt dit alles. Maar u bent evenmin te verontschuldigen. Het oordeel dat u over anderen velt, velt u over uzelf’… Wie de passage uit Romeinen gebruikt om homo’s te veroordelen, druist dus regelrecht tegen de oorspronkelijke bedoeling van de auteur in. De auteur wilde zijn publiek er juist op aanspreken dat het veroordelen van anderen een verkeerde houding is voor christenen.
Ten tweede is het begrip ’tegennatuurlijk’ bij Paulus een complex theologisch probleem. Waar hij homoseks (en ergens anders ook: lang haar bij mannen) hier tegennatuurlijk noemt, noemt Paulus het werk van God in dezelfde brief óók tegennatuurlijk, en dan is het plotseling een positieve kwalificatie. Hij gaat in nog weer een andere brief zo ver dat hij zegt: ‘Er zijn geen Joden of Grieken meer, slaven of vrijen, mannen of vrouwen – u bent allen één in Christus Jezus’. Wie bij Paulus te rade wil gaan voor zijn homofobe betoog doet er dus goed aan, tenminste met twee woorden te spreken.
En dat was alles
Ja, dat was alles. Dat was wat de bijbel te zeggen heeft over homoseksualiteit. Voor de rest zijn er nog wat wetten en verhalen die onterecht worden aangehaald in deze discussie. Die klinken scherp, maar veroordelen in feite iets anders dan homofilie. Ze oordelen bijvoorbeeld over prostitutie (schandknapen), of over verkrachting (Sodom en Gomorra). Ook het scheppingsverhaal is geen sanctificatie van heteroseksualiteit, maar juist de lofzang op de heterogene werkelijkheid: in Genesis 1 ontstaan alle soorten mensen, planten en dieren en God ziet dat het goed is.
In het andere kamp worden er ook wel verwoede pogingen gedaan om op ongeloofwaardige manier te bewijzen dat de bijbel juist heel homovriendelijk was. Bijvoorbeeld door te stellen dat koning David, die onder meer met een jong meisje en met de vrouw van één van zijn soldaten sliep, ten diepste verliefd was op zijn beste vriend Jonatan. Of door homoseksualiteit te vermoeden waar een liefdesrelatie niet expliciet als heteroseksueel wordt gespecificeerd in het verhaal. Meestal is het een doodlopende weg en een historische misser.
De simpele waarheid is dit: de bijbel spreekt amper over homoseksualiteit, maar waar het gebeurt is het niet heel positief. De schrijvers van Leviticus en Paulus leefden in een tijd en cultuur waarin de liefdevolle homorelatie geen optie was en seks met hetzelfde geslacht dus altijd in een context van losbandigheid stond. Dat keurden zij af. Toch is het verbazingwekkend dat juist deze mening van de bijbelschrijvers zo hevig wordt verdedigd door vele christenen. Gelijksoortige betogen voor hoofdbedekking, slavernij en polygamie, waar zij óók mee vertrouwd waren, hoor je nooit uit christelijke hoek. Maar de schamele twee bijbelteksten over homoseksualiteit blijven ons maar om de oren vliegen…
Drie kerkelijke houdingen jegens homoseksualiteit
In de kerkelijke praktijk onderscheid ik ruwweg drie basishoudingen. De meest LGBT-vriendelijke houding is die van de Remonstrantse kerk. In het kerkgenootschap – dat toen zo’n tienduizend leden had – kunnen homo’s hun relatie al sinds 1986 kerkelijk in laten zegenen. Dat was nog voordat er waar dan ook ter wereld een burgerlijk huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht mogelijk was (de eerste keer was in Amsterdam in 2001).
We kunnen de Remonstranten (die onlangs nog adverteerden met de leus Mijn God trouwt ook homo’s) de christelijke voorvechters van de homo-emancipatie noemen, samen met de diverse christelijk-roze verenigingen, groepen vrijzinnige protestanten, Oud-katholieken en in de jongere generaties: de ‘christen-hipster’. Binnen het Nederlandse christendom vormen zij evenwel een minderheid ten opzichte van de middengroep én de tegenstanders.
Het grootste protestantse kerkgenootschap, de PKN met zo’n twee miljoen leden, heeft een compromis gesloten toen het werd samengesteld uit meerdere kleinere kerkgenootschappen. Het compromis bestaat hierin, dat homohuwelijken in principe wel gezegend, maar niet ingezegend mogen worden (wat het verschil ook moge zijn) en dat het per lokale gemeente verschilt of homo’s er bijvoorbeeld mogen trouwen en een ambt mogen vervullen of niet. Als geheel varieert de grootste groep protestanten dus van zeer homovriendelijk tot ouderwets uitsluitend. De cijfers zijn hier moeilijk te achterhalen.
De min of meer tolerante middengroep
De Rooms-katholieke kerk, de grootste groep christenen ter wereld en van Nederland, is meer uniform in haar houding jegens homoseksualiteit: de homoseksuele praxis wordt als verkeerd gezien en niet bekroond met een ambt of een huwelijk. In zijn Amoris Laetitia schreef de paus dit jaar nog dat ’there are absolutely no grounds for considering homosexual unions to be in any way similar or even remotely analogous to God’s plan for marriage and family’. Dit tot besluit van een jaren durende synode over het huwelijk…
De kleinere orthodox-protestantse kerkgenootschappen (opgeteld ledental is ver boven de 350.000) kennen geen homohuwelijk en staan homo’s met een relatie in het verlengde daarvan ook meestal geen kerkelijke functie toe. Evangelische of pinkstergemeenschappen blinken niet uit in het bijhouden van cijfers en het opstellen van regels, maar er is mij geen voorbeeld bekend van een homohuwelijk in zo’n kerk. Zelfs niet in de überhippe Hillsong Church, waar ook Justin Bieber regelmatig te vinden is. Langzaam maar zeker komt wel het gesprek op gang, zoals we zien bij de Gereformeerd Vrijgemaakte dominee Maarten van Loon en de Amerikaanse evangelical en homo Justin Lee.
Onder het mom van ‘love the sinner, hate the sin’ worden homo-, bi- en transseksuele leden vaak liefdevol als kerklid geaccepteerd. Doen ze iets met hun seksuele oriëntatie, dan leidt dat echter al gauw tot onbegrip, wering van de sacramenten en uitsluiting van kerkelijke functies. Het is een voorwaardelijk accepteren dat permanent de dreiging in zich heeft van verhalen als transgenders die geen penningmeester of organist meer mogen zijn, lesbiennes die hun kind niet mogen laten dopen en homo’s die geen predikant meer mogen zijn.
Pray the gay away
De meest radicale groep is de homogenezingsbeweging. Met name radicalere uitingen van de Pinksterkerk willen nog wel beweren, dat homoseksualiteit een ziekte is. Hij is ontstaan doordat jou vroeger iets ergs is overkomen of doordat God of satan je op de proef stelt, maar je kunt genezen. Door gebed, bijvoorbeeld, of door in alle ernst en vroomheid toch maar een heteroseksuele relatie aan te gaan. In Nederland was er enkele jaren geleden ophef over Stichting Different, de Evangelische Omroep kwam in 2015 met een portret van de bekeerde homo Thony en in evangelische gebedsgenezingsdiensten kun je gerust naar voren gaan omdat je ‘homo hebt’.
In het beste geval rusten deze christenen een homo of transgender toe om zoveel mogelijk in ontkenning te leven: een celibatair leven waarin de worsteling vooral in de binnenkamer wordt gehouden. In het slechtste geval praten ze de seksueel diverse een ziekte of een complex aan, of preken ze hem recht de hel in, zoals de beruchte Westboro Baptist Church met hun ‘God hates fags’ spandoeken.
Tot slot
De laatste groep lijkt langzamerhand terrein te verliezen aan de grote middengroep waar meer nuance is voor LGBT’ers. Maar die nuance kent twee kanten. De ene kant is dat er ruimte is voor vele seksuele oriëntaties. De andere kant is echter dat er ook ruimte is voor hen die transgenders, homo- of biseksuelen liever niet in een toga, voor het altaar of aan de avondmaalstafel ziet. Zolang dat niet als discriminatie maar als gewetensvrijheid van de gelovige wordt gezien, kan ik het geen LGBT’er kwalijk nemen dat hij/zij zich vroeg of laat los wil maken van kerk en religie.
Lees ook:
Het is (wéér) een blauwe maandag voor christelijke homo’s