Een dag later bleek dat die al dan niet gewilde afleidingsmanoeuvres gewerkt hadden. Er verschenen stukken over hoe slecht de powerpointpresentatie wel niet geweest was. Er werd geklaagd over het late aanvangstijdstip. Journalist Freek Evers bood zich in De Morgen aan als je speechwriter. Alles over de vorm, de inhoud bleef buiten schot.
Vooropgesteld: ik twijfel niet aan de inzet van de Nationale Veiligheidsraad. Maar er wordt met energie gesmeten om detailleringen aan te brengen in een plan waarvan de uitgangspunten nog steeds niet kloppen. Opzet of niet, maar die overdaad aan vage details verhult intussen fundamentele fouten in je aanpak.
Een sprong in het duister
Het is veel te vroeg om nu een heel plan met fasen en notabene subfasen uit de doeken te doen. Je wekt zo de illusie dat je tot in de puntjes weet wat er gaat gebeuren en voedt een misplaatst gevoel van zekerheid. Daarbij is je tijdschaal onverantwoord optimistisch. Als je alleen al incubatietijd, tijd om te testen en tijd om resultaten te verwerken bij elkaar telt, ben je drie tot vier weken verder. Je gebruikt de verkeerde eenheid: je spreekt in weken waar je in maanden zou moeten spreken. Maar je durft dat niet. Je denkt dat je exit-boodschap zo makkelijker passeert. Dat mag nu zo zijn, maar het zal later als een boemerang bij je terugkomen. Je schept immers valse verwachtingen, beloftes die je straks weer moet intrekken. Mensen worden lockdownbeu: het zal steeds moeilijker worden ze terug in hun kot te krijgen.
In alles gebruik je verder het verkeerde ijkpunt: het moment voordat de epidemie uitbrak. Het is een frappant fenomeen en vast iets waar menswetenschappers al vaak naar gekeken hebben. Wie in een oorlogssituatie moet vluchten, verwacht dat hij enkele dagen later weer terugkeert en zijn oude leven kan oppakken. Geen moment denkt hij dat hij vijf jaar of een leven lang vergeefs zal moeten wachten op de terugkeer. Dat constante toetsen aan vroeger, voor de oorlog, voor de crisis, suggereert een keuze die er niet is. We kunnen nu niet terug naar een coronaloze tijd. We weten dat, maar onwillekeurig blijven we praten over de economische krimp met 4%, 6%, 9%, over de psychisch-sociale schade van de lockdown, niet van het virus. Een schuilkelder is een verdomd ziek gebouw, maar daarom ga je nog niet vrijelijk in de bommenregen rondlopen.
De vergelijking met de oude norm is misschien statistisch interessant, maar verder deprimerend en zinloos als basis voor beleid. Je moet de beleidskeuzes die je nu hebt met elkaar vergelijken. Wat zijn voor die verschillende opties de schade voor gezondheid, economie en psyche?
De conclusie is verbluffend eenduidig. Die schade beperk je alleen door snel en resoluut in te grijpen, en niet te vroeg te versoepelen. Wie niet verder ingrijpt en het virus laat voortwoekeren op weg naar groepsimmuniteit, riskeert twee jaar onderweg te zijn en 0,5 tot 1% van zijn bevolking te verliezen. Wie te zacht ingrijpt en te vroeg versoepelt, smeert de effecten uit over een veel langere tijd. Het leidt tot een serie van lockdowns, het betekent meer tijd die we in lockdown doorbrengen en zo meer schade op alle fronten. Die duivelse keuzes tussen gezondheid, economische, psychische en sociale aspecten, ze bestaan niet. Alle pijlen wijzen dezelfde richting uit.
Wie dat niet gelooft en zich evenmin aan rekenmodellen wil wagen, kijkt naar de geschiedenis van de Spaanse griep in de Verenigde Staten. Steden die resoluut ingrepen als Seattle en St. Louis betreurden minder doden en beleefden een sneller economisch herstel dan wie dat naliet (Philadelphia, Baltimore). San Francisco, aanvankelijk geprezen om zijn krachtige aanpak, meende na twee maanden de epidemie onder controle te hebben en versoepelde eind november 1918. De gevolgen waren verschrikkelijk. Recente studies schatten dat 90% van de sterfgevallen in de stad vermeden had kunnen worden als de maatregelen waren doorgetrokken tot voorjaar 1919.
Dezelfde contouren tekenen zich vandaag af. Alle cijfers voor Taiwan, Zuid-Korea, Nieuw Zeeland of, dichter bij huis, Griekenland, IJsland, Tsjechië zijn beduidend beter dan hier. Hoeveel bewijs heb je nog nodig?
Blijft de vraag waarom je voor die bewuste vrijdag een stappenplan in elkaar geflanst hebt met voorbarige toezeggingen om te versoepelen. Waarom kies je in een situatie met zoveel vraagtekens niet voor het voorzichtigste scenario? Je hebt je oren laten hangen naar ondernemers die begrijpelijk bezorgd zijn over het einde van de maand, maar als altijd – ik weet waar ik het over heb – het eigen langetermijnbelang uit het oog verliezen. Je hebt toegegeven aan een luidruchtige minderheid van je bevolking die, al even begrijpelijk, zelf de deur uit wil en de kinderen liever direct op school ziet.
De pers versterkt die geluiden nog. In redactionele commentaren in onder meer Le Soir en de Standaard valt al weken te lezen dat er een perspectief nodig is om uit de lockdown te komen, dat de druk op de opgesloten samenleving ondraaglijk wordt, dat het beleid politieker moet.
Allemaal vergeten ze dat elk alternatief voor de huidige situatie slechter zal uitpakken. Jij weet dat, maar je toont je toegeeflijk. Straks, als je maatregelen weer gaat verscherpen en je gedane handreikingen terugpakt omdat de besmettingen de pan uitrijzen, zal wat eerst zo vriendelijk leek haast wreed blijken. Maar voorlopig hoop je nog te scoren in de populariteitspolls.
Een deugdelijke exitstrategie
Het beleid politieker? Geloof me: vanaf dag één van deze crisis is de politiek aan het woord. De wetenschap wordt opgevoerd om af en toe een kunstje op te voeren, maar veel invloed op het beleid heeft ze niet. “As a scientist, I hope I never again hear the phrase ‘based on the best science and evidence’ spoken by a politician”. Devi Sradhar, hoogleraar mondiale volksgezondheid aan de Universiteit van Edinburgh, uitte deze woorden tegenover The Guardian. Haar uitspraak heeft vandaag universele geldigheid.
Als exacte wetenschappers het écht voor het zeggen hadden, dan zou een exitstrategie er anders uitzien. Misschien het duidelijkst bleek dat onlangs in Duitsland. Onafhankelijk waren onderzoekers van de toonaangevende Helmholtz, Leibniz, Max Planck en Fraunhofer instituten tot dezelfde aanbevelingen gekomen, reden waarom ze op 28 april een gezamenlijke verklaring lieten uitgaan.
Ook deze aanpak bestond uit fasen, twee stuks. De eerste daarvan, daar zitten we nog middenin: het drastisch terugdringen van het aantal nieuwe besmettingen, het uitbreiden van je nieuwe testcapaciteit en het opzetten van een systeem voor contactonderzoek. Pas als het aantal nieuwe besmettingen zo laag geworden is dat je elk geval kunt opsporen, isoleren en contacten kunt nagaan, ben je toe aan een volgende fase. Daarin verlicht je contactbeperkingen, terwijl de toegenomen testcapaciteit je in staat stelt veel sneller je aanpak aan te passen mocht het aantal besmettingen weer toenemen.
Voor België zou zoiets betekenen dat je nu niet een sprong in het duister waagt, maar de huidige maatregelen nog zeker twee maanden intact houdt. Die twee maanden gebruik je om een deugdelijke exitstrategie op te tuigen, je gaat je samenleving (scholen, bedrijven, rusthuizen) de tijd gunnen zich voor te bereiden op het “nieuwe normaal”, je werkt de lacunes in je huidige systeem (o.a. een gebrek aan testen, beschermingsmiddelen, ziekenhuisbedden) weg.
Haalbare kaart, zou je zeggen, en een aanpak waarmee je mensen voor je kunt winnen. En het past allemaal ook nog op één powerpointslide, best handig.
Dit artikel is ook verschenen op apache.be, 8 mei 2020
Afbeelding: Gurtyphotography via Shutterstock