Het demissionaire kabinet struikelt van blunder naar blunder en lijkt -misschien omdat dat blunderen zo vertrouwd voelt- inmiddels te zijn vergeten dat het demissionair is. Ook in de formatie van een nieuw kabinet lijkt geen schot te zitten. Nou ben ik niet per se een voorstander van snelle formaties, ik zie liever een goed resultaat dan een snel resultaat, maar dan is wel de voorwaarde dat er een beetje netjes op de winkel gepast wordt.
Op de winkel passen is de enige taak van het demissionaire kabinet. Daar hoort dus niet het negeren van moties bij waardoor de evacuatie in Kabul net als in andere landen wel voorbereid had kunnen zijn. Ook het gedrag van staatssecretaris Ankie Broekers-Knol, die doelbewust het recht op gezinshereniging wilde beperken zonder politiek debat, tegen het advies van haar topambtenaren en ten koste van honderden asielkinderen, valt niet onder haar huidige zeer beperkte taakomschrijving. De benoeming van drie Kamerleden als staatssecretaris, iets wat op gespannen voet staat met de grondwet, kun je ook niet zien als ‘op de winkel passen’. Kwalijke zaken waar een demissionair kabinet ook nog eens niet of nauwelijks op afgerekend kan worden. We hebben niet eens een winkel meer, de winkel is voor onze neus verkocht en we hebben er een showballet van incompetentie en arrogantie voor terug gekregen.
En het is ook bepaald niet zo dat dit kabinet nou zo’n succes was voordat het demissionair werd. Het heeft de rit niet uitgezeten, maar is gevallen over de racistische toeslagenaffaire. En juist op dossiers waarin het kabinet nog wel bevoegdheden heeft – namelijk de afhandeling van die toeslagenaffaire en het helpen van de gedupeerden van de gaswinning in Groningen – blijft het oorverdovend stil. Om het over de clusterfuck die het coronabeleid inmiddels geworden is maar niet te hebben.
De jaren daarvoor waren natuurlijk ook al niet om over naar huis te schrijven. De kapotte woningmarkt, het zelfgebouwde belastingparadijs, het verwaarloosde klimaatbeleid, de bonnetjesaffaire en de toegenomen ongelijkheid zijn slechts een kleine greep uit een treurige bloemlezing over het tijdperk Rutte. Het is overbodig te zeggen dat het allemaal niet heeft bijgedragen aan een gezonde vertrouwensrelatie tussen de Nederlandse politiek en de burger.
Dat alles heeft politieke gevolgen gehad. De meeste traditionele partijen zijn kleiner dan ooit, de Tweede Kamer was nooit eerder zo versplinterd en radicaal- en exreemrechts zijn groter dan ooit tevoren. Het is knap dat de premier ondanks alles (inclusief de vele leugens) toch nog de grote winnaar van de verkiezingen werd. Het is mij een raadsel waarom hij nog door wil gaan. Hoopt Rutte dat hij door de langstzittende premier ooit te worden weg kan poetsen dat hij misschien ook wel de slechtste minister-president sinds de Tweede Oorlog is? Ik vermoed dat de herinnering aan het wanbeleid, de belangenverstrengeling en de ijdelheid toch sterker zal blijken.
Hij zal straks een uitgewoonde VVD achterlaten, het is nog maar de vraag of het CDA en de PvdA hun samenwerking met Rutte ooit te boven komen en ook het ‘nieuwe leiderschap’ van D66 zal een volgend kabinet Rutte vermoedelijk niet overleven. De populisten zullen voorlopig aan de poort blijven rammelen en de terugkeer naar fatsoenlijke politiek nog jarenlang onmogelijk maken.
Met inachtneming van de resultaten van de afgelopen jaren kan ik me ergens wel voorstellen dat mensen eens iets anders wilden proberen. Of die kiezers nu stemden met hun middelvinger, uit pure domheid of omdat racisme en fascisme in de afgelopen jaren genormaliseerd zijn, het is deels het gevolg van het politieke falen van het afgelopen decennium. Dat politieke falen wrijf ik de Haagse politiek in het algemeen aan en de regeringspartijen uit die jaren in het bijzonder. En uit al het bovenstaande kun je terecht concluderen dat ik het de VVD van Rutte net een beetje meer aanwrijf.
Ik had er altijd een hekel aan, mensen die bij alles wat misgaat wijzen naar Den Haag. Het obligate gelul over zakkenvullers en plucheplakkers, dat roepen vanaf de zijlijn. Ik heb daar nog steeds een hekel aan. Ik ben liever niet voortdurend boos. Maar het is verdomd lastig om optimistisch te blijven na jaren van bestuurlijk falen en ontransparante politiek. De vaststelling dat de poorten van ons parlement mede daardoor inmiddels wijd openstaan voor racisten, charlatans en complotgekkies is om woest van te worden. Tel daar de de grote problemen die op ons afkomen bij op en is het ondoenlijk je geen zorgen te maken.
Straks komt er een nieuwe, of min of meer nieuwe, coalitie. Ongetwijfeld gemotiveerd en enthousiast, en met een regeerakkoord vol ambitieuze plannen. Ik hoop dat de nieuwe of vernieuwde ploeg zich realiseert dat dat onvoldoende is. Vertrouwen heeft meer nodig. Goede voornemens over een nieuwe bestuurscultuur zijn ook niet goed genoeg. Ik wil politici die eerlijk communiceren, ook als het ingewikkeld is. Ik wil ervaren dat er verantwoordelijkheidsgevoel is.
En hiermee richt ik me nadrukkelijk niet alleen op het kabinet, maar ook tot het parlement. Ik wil een Tweede Kamer die bereid is de hand in eigen boezem te steken, een Kamer die zelfstandig is en kritisch. Een Kamer die zich niet de mond laat snoeren door partijpolitiek en zich niet laat overschreeuwen door de barbaren die ook zij hebben binnengelaten. Ik wil meer Kamerleden waar ik respect voor heb, ongeacht hun politieke kleur.
Het zou al een begin zijn als ze zich in Den Haag zichtbaar realiseren dat wij er ook nog zijn. Dan ben ik alvast bereid om een beetje cynisme te laten varen en weer wat meer vertrouwen te hebben. Ik ben vast niet de enige.
Photo by CHUTTERSNAP on Unsplash