de Avonturen van Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning (5)

In deel 5 van het feuilleton De Avonturen van Dick Stein, privé detective: In Naam van de Koning, heeft onze held een aanvaring met hoofdcommissaris Ad de Boer, alias Ad de Rat, en komt hij in de godvruchtige Alblasserwaard mogelijk op het spoor van het Bataafse Bevrijdingsfront.

Aflevering 5: Waarin Dick Stein een onaangename ontmoeting heeft met inspecteur Ad de Boer, alias ‘Ad de Rat’, een nacht in het gevang doorbrengt en in de Alblasserwaard een aanwijzing krijgt over de krachten achter het Bataafs Bevrijdingsfront.

Nog steeds als aan de grond genageld keek Stein hoe het lichaam van Esther Blom naar de gearriveerde lijkwagen werd afgevoerd. Een sliert van haar rode krullen stak onder het witte plastic zeil vandaan.

‘Vriendinnetje van je, Stein?’

Stein herkende de hatelijke stem van Ad de Boer, alias ‘Ad de Rat’, uit duizenden. De Boer was ooit zijn collega op bureau Warmoesstraat. Nu was hij hoofdinspecteur. Met iedere promotie werd hij een nog grotere ploert.

De Boer kwam heel dicht bij Stein, die nog steeds met de tas boodschappen in zijn ene hand stond, en keek Stein strak in het gezicht.

‘Mevrouw hier had de sleutels van jouw huis bij zich en ik heb getuigen die zweren dat ze deze dame vanochtend met jouw hondje zagen lopen’.

De Boer pakte zijn notitieblok. ‘Didi is het toch? Wel een beetje flikkernaam, Stein. Ik wist niet dat je tegenwoordig van de retenbrigade was’. De inspecteur begon te gniffelen naar de agenten die rond hen stonden opgesteld.

‘Hou je bek, De Boer’, zei Stein. ‘Wat is er gebeurd?’

‘Dat is nou precies wat ik van jou wilde weten, Stein’, zei De Boer. ‘Mevrouw daar heeft twee kogelgaten in het hoofd. Misschien kan jij ons vertellen hoe die daar terecht zijn gekomen?’

‘Val dood, De Boer’, zei Stein, nog steeds van zijn stuk.

‘Nou, dat mag je op het bureau allemaal eens fijn komen uitleggen’, zei De Boer met een brede grijs op zijn gezicht. Hij knikte naar een jonge agent die aanstalten maakte Stein in de handboeien te slaan.

‘Wacht!’, zei Stein, die zijn helderheid van geest terugkreeg. ‘Wat is het tijdstip van de moord?’

‘Een uur of vier uur geleden’, zei de jonge agent.

‘Vier uur geleden was ik nog in Den Haag, op bezoek bij minister Dros. Bel majoor Van Tichelen van de Nationale Veiligheidsdienst, hij kan het bevestigen’.

‘De  minister?’, vroeg De Boer, even van zijn stuk gebracht. ‘Wat heeft een loser als jij bij de minister zoeken?’

‘Dat is vertrouwelijk’, zei Stein. ‘Maar als je het echt wilt weten: ze zijn daar bezig met een groot onderzoek naar corruptie in de Amsterdamse politietop, en ze wilden van mij weten of ik nog namen voor hen had. Ik heb ze gezegd dat ze maar eens moeten letten op al die leuke bontjasjes waar mevrouw De Boer tegenwoordig mee rondloopt in Purmerend’.

‘Inrekenen en ik vind het niet erg als meneer zijn hoofd stoot’, zei De Boer tegen de agent.

Op het hoofdbureau van politie werd Stein opgesloten in een cel. Op het bureau trok hij veel bekijks, als een vers gearriveerde aap in de dierentuin. Stein sloeg geen acht op de ramptoeristen en lag op het keiharde bankje, met zijn rechterarm gevouwen onder zijn hoofd. Hij staarde naar de tl-buis aan het plafond. Dat gaf enige verlichting tegen de razernij van zijn rondtollende gedachten en het heftige kloppen van zijn hart.

Na uren van wachten kwam De Boer in gezelschap van majoor Van Tichelen – die er met een lijkwit weggetrokken gezicht bijliep – de deur van Steins cel openen.

‘Je hebt mazzel deze keer, Stein’, zei De Boer. ‘De majoor hier bevestigt je verhaal. Voorlopig mag je naar huis, maar we weten je te vinden’.

‘O.K.’, zei Stein, nadat hij was opgestaan. ‘Leuk je weer eens gezien te hebben. Groeten aan mevrouw De Boer. We kennen elkaar nog van vroeger’.

Onmiddellijk nadat ze het politiebureau hadden verlaten barstte majoor Van Tichelen uit in een woede-aanval.

‘Ik ben erg in u teleurgesteld, meneer Stein’, sprak hij met rood aangelopen hoofd. ‘Hoe legt u uit dat Esther Blom beschikte over de sleutels van uw huis? Hoe kwam het dat zij vanochtend is gezien met uw hond? Geeft u nu onderdak aan terroristen? En u zegt helemaal niets tegen uw opdrachtgever?’

‘Kalm aan, Van Tichelen’, zei Stein. ‘Ik kan het allemaal uitleggen’.

‘Nou graag dan!’, zei Van Tichelen, terwijl hij zijn bril afdeed om de beslagen glazen schoon te wrijven met een zakdoek.

‘Esther kwam gisteravond onverwacht bij me langs’, zei Stein. ‘Ik vertrouwde de boel niet en wilde het even aanzien’.

Van Tichelen maakte een driftig wegwuivend gebaar. ‘Dus terwijl u vanmiddag met de minister sprak over Esther Blom, wist u donders goed dat deze bij u thuis verbleef?’, vroeg hij ongelovig. ‘Is dat het?’

Stein knikte.

‘Ben u helemaal krankzinnig geworden?’, riep de majoor. Van emotie greep hij naar zijn hoofd. ‘Hoe leg ik dit de minister uit?’ Waarna hij zich herpakte. ‘Goed, goed’, zei de majoor, nu rustiger. ‘In ieder geval kunnen we de minister melden dat van  mevrouw Blom geen kwaad meer te duchten is’.

‘Val dood, Van Tichelen’, zei Stein, en woest wandelde hij de nacht in.

 

Er was geen krant die de volgende ochtend niet het nieuws bracht over de moord op Esther Blom.

 

‘Ex-agent verdacht van moord’, kopte De Telegraaf, die op de voorpagina een foto uit het archief had ingeruimd van Dick Stein – met een zwarte balk voor zijn ogen.

 

Van onze verslaggever

 

AMSTERDAM  – Bij een aanslag in de binnenstad  van Amsterdam is gistermiddag een nog onbekende vrouw om het leven gekomen. De vrouw werd met twee schoten door het hoofd vermoord. Privé-detective Dick S., voormalig agent van de Amsterdamse politie, is als verdachte aangehouden. De liquidatie vond plaats in de buurt van diens woning aan de Nieuwmarkt. De politie houdt rekening met een afrekening in het drugsmilieu.

Volgens chef-inspecteur Ad de Boer, die het onderzoek leidt, hield het gedwongen vertrek van Dick S. bij de Amsterdamse politie indertijd verband met ‘problemen met drank en drugs’. Bij het ter perse gaan van deze editie was nog onbekend of de ex-agent inmiddels een bekentenis heeft afgelegd.

Dick S, een ex-agent van de Amsterdamse politie, kwam in de jaren ‘80 in het nieuws met de arrestatie van de Nederlandse topnazi Hein Grunten in Argentinië. Hij hield er een hoge onderscheiding aan over van de Israëlische staat, de zogeheten ‘medaille van de rechtvaardigen’. De laatste jaren zat zijn detectivepraktijk in het slop. ‘Een kat in het nauw maakte rare sprongen’, aldus chef-inspecteur De Boer, gevraagd naar de mogelijke beweegredenen van zijn ex-collega.

 

Lees meer op pagina 3. ‘Dick S. werd het slachtoffer van zijn eigen roem.’

 

 

Woedend sloeg Stein de krant dicht. De Boer had zijn bijnaam weer eens volledig waargemaakt.

 

Aan het belendende bureau was assistente Fatima druk bezig met het afwimpelen van de pers. De  telefoon stond roodgloeiend. Kranten, televisie, radio, iedereen wilde meer weten over de moord op Esther Blom.

Stein liep naar de kleine keuken. Zijn hart ging onrustig te keer, dus hij nam een paar bloeddrukverlagende pillen en waste zijn gezicht met koud water. Hij pakte zijn bureaustoel en zette zich aan het raam, met uitzicht op de met tralies afgesloten balkons van het belendende jeugdhostel, en dacht diep na.

‘Heb jij misschien een auto tot je beschikking?’, vroeg Stein aan Fatima.

‘Ik kan de auto van mijn vader lenen’, zei zijn secretaresse.

‘Mooi’, zei Stein. ‘Dan gaan we vandaag eens beginnen met wat veldwerk.  Dat kantoorgedoe weet je nu inmiddels wel en uiteindelijk heb ik het arbeidsbureau ook beloofd je een stage te geven in alle facetten van het detectivewerk. Ben je weleens in de Alblasserwaard geweest?’

‘Ik weet niet eens waar het ligt’, zei Fatima, terwijl ze verontschuldigend haar schouders optrok.

‘Het zal je bevallen’, zei Stein. ‘Hemels polderland, gezonde lucht, godvrezende mensen, helemaal het einde voor een net moslimmeisje als jij’.

Fatima lachte verlegen terwijl ze haar hoofddoek schikte en haar zwarte minirok gladstreek. ‘Ik ben er helemaal klaar voor, meneer Dick’, zei ze.

‘Mooi’, zei Stein. ‘Zet die ellendige telefoon voorlopig maar op het antwoordapparaat’.

 

Het huis van dominee Justus Verbraak, een oude herenboerderij, lag verscholen achter een dijk met een dikke rij bomen ervoor. Fatima stuurde de oude blauwe Volvo van haar broer over het grindpad naar het hoge metalen hek waarmee de woning was afgeschermd.

‘Wie is daar?’, vroeg een krakende stem via de intercom, nadat Stein de bel had ingedrukt.

‘Dominee Verbraak?’, vroeg Stein.

‘Spreek u mee!’, klonk het via het luidsprekertje.

‘U spreekt met rabbijn Stein uit Amsterdam van het Interreligieuze Vriendschapsverband, kortweg het IRV’.

‘Die ken ik niet’, klonk het onzeker.

‘ Ja, dat zou kunnen. Onze vereniging is net gestart. Ik ben hier met juffrouw Fatima van de vereniging Moslima’s voor Oranje. We hadden enkele suggesties voor de aanstaande koningsdagviering. Nu dachten we dat we dat het beste konden opnemen met de voorzitter van de Nationale Oranjebond’.

‘Ach zo’, klonk het. ‘Nou, komt u binnen’.

Fatima keek Stein donker aan met haar fonkelende amandelvormige ogen terwijl ze de auto het terrein op reed.

‘Moslima’s voor Oranje’, zei Fatima spottend. ‘Waar haalt u het toch vandaan, meneer Dick?’

‘Improviseren is het halve werk’, mompelde Stein.

 

Dominee Justus Verbraak moest een jaar of 80 zijn, maar was nog kwiek ter been.

‘Ik ben net behandeld aan staar’, legde hij uit, terwijl hij Stein en Fatima voorging naar zijn kantoor. ‘Ik zie alles op afstand nog erg wazig. Maar ik hoor des te  beter’.

‘Mijn excuses dat we zo maar komen binnenvallen’, zei Stein. ‘Maar we konden u telefonisch niet bereiken. We besloten het er maar op te wagen’.

Dominee Verbraak maakte een wegwuivend gebaar en nodigde zijn bezoek uit plaats te nemen aan het grote eikenhouten bureau in zijn ruime kantoor, waar de ramen uitzicht boden op een appelboomgaard en een voorbij stromend riviertje. De muren van het kantoor hingen vol met portretten van  leden van het koninklijk huis, onderscheidingen en oorkondes. Op zijn robuuste bureau prijkte een groot borstbeeld van de vorige koningin. Fraai détail aan de muur achter zijn bureau was de vlag van de Oranjebond, een oranje doek waarop in het midden een met een groot zwaard bewapende Nederlandse leeuw prijkte.

Dominee Verbraak, alias ‘‘Oranje Just’’, stond al decennia bekend als de grootste Oranje-klant van Nederland. Als voorzitter van de Kamerfractie van de radicale protestantse splinterpartij de Nederlands Protestante Unie (NPU) waren de diverse huwelijken van Oranje-telgen met katholieke buitenlanders hem een gruwel in het oog geweest, reden dat hij in zijn tijd als Kamerlid regelmatig fel van leer was getrokken tegen wat hij ‘de verraderlijke winden uit Rome’ noemde. Maar hij was het koningshuis altijd trouw gebleven. ‘God, vaderland en Oranje’, was zijn devies. Hij moest een van de laatste Nederlanders zijn voor wie de Tachtigjarige Oorlog nog brandende actualiteit was.

‘Het doet me altijd deugd als andersgelovigen toenadering tot ons zoeken’, zei dominee Verbraak. ‘Als nooit tevoren moeten we één zijn onder Oranje. De aanslag op de Gouden Koets was een aanslag op heel het Nederlandse volk’.

‘Precies’, zei Stein, enthousiast inhakend op de woorden van de oude man. ‘Vandaar dat wij van het Interreligieuze Vriendschapsverband ter gelegenheid van de aanstaande Koningsdagviering dus dachten aan het gratis uitdelen van oranje keppeltjes bij de synagogen en oranje hoofddoeken bij de moskee. En we zouden daarbij dolgraag het beeldmerk van uw Oranjebond gebruiken. Alleen vroegen we ons af hoe dat zit met het beeldrecht en zo’.

‘Dat lijkt me geen probleem’, zei dominee Verbraak, terwijl hij met zijn hand over de laatste haren op zijn schedel streek. ‘De Nederlandse Leeuw staat voor een ieder paraat. Dat heeft de geschiedenis van ons land toch wel bewezen’.

‘Dus het zou kostenvrij kunnen?’, vroeg Stein.

‘Dat lijkt me wel’, zei Justus Verbraak. ‘Al ben ik er wat die hoofddoeken betreft toch niet echt gerust op’.

‘Dus wel oranje keppeltjes, maar geen hoofddoeken?’, vroeg Stein met enige teleurstelling in de stem.

‘Nu, ja, ik wil mevrouw van… Hoe heette uw organisatie ook alweer?’, wilde Verbraak van Fatima weten.

‘Moslima’s voor Oranje’, zei Fatima, enigszins besmuikt, terwijl ze Stein een wanhopige blik toewierp.

‘Juist ja’, sprak Verbraak tot Fatima. ‘Goed, ik wil u natuurlijk helemaal niet voor het hoofd stoten, maar ik vraag me toch af of het wel verantwoord is dat uw geloofsgenoten rondlopen met het logo van onze Oranjebond. Daar zijn –  hoe zal ik  het zeggen –  de verhoudingen wellicht toch niet helemaal op ingesteld, als u begrijpt wat ik bedoel. In het geval van de organisatie van rabbijn Stein ligt dat natuurlijk anders. U kent toch wel het verhaal van Zebulon, rabbijn?’

‘Zebulon?’, vroeg Stein. ‘Ja, er rinkelt een bel, maar helpt u me even verder, dominee?’.

‘De rabbijnenschool is ook niet meer wat die is geweest’, merkte de dominee droogjes op, met twinkelende victorielichtjes in de ogen. ‘Zebulon, rabbijn Stein, was een van de zonen van Jacob en Leah, zoals u nog eens kunt nalezen in uw Thora’.

‘Ach ja, natuurlijk, Zebi!’, zei Stein, in een poging zijn gezicht te redden. ‘Wij noemen hem Zebi’.

Dominee Verbraak wees op de dikke Statenbijbel die op zijn bureau lag. ‘De Heilige Schrift staat vol geheimen die nog maar half onthuld zijn’, vertelde hij. ‘Een van de grootste mysteries is dat van het lot van de tien verdwenen stammen van Israël. Ziet u, zes eeuwen voor Christus werd Jeruzalem veroverd door de Babyloniërs, en de joodse stammen werden in ballingschap gevoerd, om nooit meer terug te keren naar het Beloofde Land. Een van die stammen was die van Zebulon, een van de zonen van de aartsvader Jacob. Nu staat er in het Bijbelboek Deuteronium een profetie over het lot van Zebulon. Daarin wordt gezegd dat Zebulon zijn land zal verlaten en zal stuiten op – ik citeer – ‘‘de overvloed der zeeën en de meest verborgen schatten van het strand’’. Zoals alle Bijbelse profetieën werd ook deze ingelost. En raadt u nu eens waar Zebulons stam terecht kwam?’

Stein en Fatima bleven het antwoord schuldig.

‘In Nederland natuurlijk!’, zei dominee Verbraak, nu plots in vuur en vlam. ‘Waar vindt men meer de overvloed van de zeeën? En de schatten van het strand zijn natuurlijk de gas- en olievoorraden in de Noordzee, waar ons land een van de welvarendste ter wereld is geworden! Het Nederlandse volk, rabbijn Stein, is niet minder dan een van de tien verloren stammen van Israël. Vandaar dat uw volk en het mijne in de loop der eeuwen altijd zo nauw met elkaar verbonden zijn geweest. Het grote Bijbelse plan is dat joden en Nederlanders ooit weer zullen worden herenigd in het nieuwe Israël, en wel op de Dag des Oordeels. En het is de taak van het huis van Oranje om die missie te doen welslagen. U weet toch dat ons vorstenhuis regelrecht afstamt van de Bijbelse koningen David en Salomon?’

‘U zit vol verrassingen, dominee’, bracht Stein uit.

‘Ik heb dit niet zelf verzonnen, dit is wetenschap’, zei dominee Verbraak lichtelijk geïrriteerd. ‘Heeft u nooit gehoord van de Nederlands-Israël beweging?’

‘Ik vrees van niet’, zei Stein.

‘Daar zou u zich toch eens in moeten verdiepen’, zei Verbraak. ‘Er zal een wereld voor u opengaan. Waar het op neer komt, rabbijn Stein, is dat de stam van Juda sinds de moord op Jezus de Heer heeft gegriefd. Om weer in het reine te komen met de Heer, zal uw volk de ware Heiland moeten erkennen. En dat zal gebeuren op de dag dat de stam van Juda wordt herenigd met de verloren stammen van Israël – die niet alleen in Nederland wonen, maar ook in Engeland, zelfs in Zuid-Afrika’.

‘Maar wat heeft het Huis van Oranje daar mee te maken?’, vroeg Stein, die nog steeds zijn ogen goed de kost gaf in de ruim bemeten kamer, alle portretten aan de muur bestuderend.

Dominee Verbraak ging er nu eens goed voor zitten, duidelijk in zijn sas. ‘De Oranjes, zoals ik u al zei, zijn de regelrechte opvolgers in de koningslinie van het huis van David. Tegenwoordig spreekt men daar niet openlijk meer over, maar de oude Koningin wist dat maar al te goed. Deze gedachte is haar tijdens de oorlogsjaren ook altijd tot grote steun en troost geweest. Volgens de Heilige Schrift zullen de stammen van het Huis van Israël altijd door representanten van de David-linie worden geregeerd, en ook van die notie was de vorstin volkomen doordrongen. Ook het Britse koningshuis stamt regelrecht van David af, dat is onweerlegbaar met een stamboomonderzoek aangetoond. Onder de Britse troon bevindt zich een mysterieuze steen die in het bezit van de Bijbelse Koning David is geweest. In Groot-Brittannië heeft de leer van de verloren stammen van Israël natuurlijk altijd veel meer in de aandacht gestaan. Daar zijn er bibliotheken over volgeschreven. De Scythen, de Kelten, de Saksen, het zijn allemaal volkeren die hun wortels in het heilige Huis van Israël hebben liggen. Maar de heilige schrift stelt dat in Zebulon het licht zal opgaan. Met andere woorden: Gods plan zal zich vanuit Nederland voltrekken!’

 

De oude man schoot nu zo vol emotie dat Fatima hem een papieren zakdoekje moest aanreiken. Met bevende handen depte hij zijn ogen.

‘Toen ik me er in ging verdiepen, bleek dat alle beschrijvingen van Zebulon in de Heilige Schrift overeenkomen met de kwaliteiten van ons, Nederlanders’, vervolgde Verbraak na een slokje van zijn thee. ‘Zo staat ook geschreven dat Zebulon de pen zal hanteren. Dat is natuurlijk een profetie van de boekdrukkunst die hier in Holland is uitgevonden. En zo is er nog veel meer. Als je daarover gaat nadenken, zie je de geschiedenis van ons land ineens op een hele andere manier. De Tachtigjarige Oorlog, de opkomst van het protestantisme, het verdrijven van de roomse tiran Philips II onder leiding van Oranje,  het blijkt allemaal het resultaat van die ene zelfde  missie. Logisch dus dat de kwade krachten er nu alles aan doen om Nederland te vernietigen’.

‘Kwade krachten zoals het Bataafs Bevrijdingsfront?’, probeerde Stein.

De oude man knikte bevestigend. ‘Het Bataafs Bevrijdingsfront is een instrument van de duivel, neemt u dat maar van mij aan’.

Steins ogen vielen  nu op een foto aan de muur van een blonde jongeman, breed glimlachend tussen een groep zwarte kinderen. ‘Wie is dat op deze foto, dominee?’, vroeg Stein, die moeite moest doen om niet te gaan roepen.

Dominee Verbraak schuifelde dichterbij om te zien welke foto Stein bedoelde. ‘Dat Peter, mijn jongste zoon’.

‘O’, zei Stein zo ongedwongen mogelijk. ‘En waar is Peter nu?’

‘Dat kan ik u niet vertellen’, antwoordde de oude man verdrietig. ‘Ik heb hem in geen jaren gezien. We zijn helaas gebrouilleerd. Ik kreeg deze foto via onze ambassadeur in Zuid-Afrika, die mij welgezind is’.

 

Fatima slaakte een zucht van opluchting toen ze terug in de auto waren.

‘Wat een fanatiekeling’, zei ze. ‘Daar kan de imam van onze moskee nog een puntje aan zuigen’.

‘Ja, het is een excentriekeling, onze dominee’, zei Stein. Hij kon zich voorstellen waarom Verbraak’s zoon was toegetreden tot de gelederen van het Bataafs Bevrijdingsfront, of er mogelijk zelfs de oprichter van was. Ook Stein zelf had na die praatjes van de dominee over het goddelijke plan achter de Oranjes ook stante pede last van republikeinse aanvechtingen gekregen, hoewel hij als nette Joodse jongen van huis uit toch was opgevoed met alle respect voor het koningshuis.

‘Waar gaan we nu heen, meneer Dick?’, wilde Fatima weten, terwijl ze de routeplanner opstartte.

‘Op naar Zwolle’, zei Stein.

Is Dick Stein het Bataafs Bevrijdingsfront nu op het spoor? En wat moet hij in Zwolle? U leest het hier in aflevering 6 van ‘Dick Stein, privé-detective: In Naam van de Koning’.

Mijn gekozen waardering € -

René Zwaap, in 2000 gekozen tot Redacteur-columnist van het Jaar, is een van de laatste bonte honden van de Nederlandse journalistiek. Bij leven drong prins Bernhard iedere week weer bij zijn hoofdredacteur bij de Groene Amsterdammer Martin van Amerongen aan op zijn ontslag. Nu is hij hoofdredacteur van kwartaaltijdschrift De Republikein. Foto Katarina Hollander