De bizarre tragiek van de geniale pianist Hermann Szobel

Het verhaal over Hermann Szobel is ongelooflijk en bizar. Onmiskenbaar hoogtepunt is de enige plaat die de pianist in 1976 maakte. Op 17-jarige leeftijd! Weliswaar een commerciële flop maar intussen een cultalbum van jewelste. Opgelet, fans van Frank Zappa, Steely Dan, Mahavishnu Orchestra en jazzrock.

Hoe heeft het allemaal zover kunnen komen en waarom kent bijna niemand Hermann Szobel? De geschiedenis over het voormalige wonderkind begint in Wenen. Daar wordt hij in 1958 geboren. Zijn moeder Sonia Grajonca leert haar man Armin Szobel kennen bij een balletgezelschap in Boedapest. Eenmaal gevestigd in Wenen treden de twee regelmatig op als dansduo onder de naam Szonja & Szóbel. Ze beginnen met het werven van meisjes voor Die Szobel Showgirls, “einen der besten modernen Tanzgruppen”. Dat gaat niet helemaal volgens het boekje. Volgens een Hongaars blog over de voetballer en latere trainer Béla Guttmann, zouden Armin en zijn broer István Szobel zich schuldig maken aan vrouwenhandel. Ze worden uiteindelijk gearresteerd op verdenking van het vervalsen van paspoorten en reisvergunningen. Armin Szobel en Guttmann hebben elkaar ontmoet in de jaren vijftig. Szobel wordt nadien gelieerd aan de club Benfica als voetbalmakelaar.

New York

De kleine Hermann heeft natuurlijk geen weet van het schimmige verleden van zijn vader. Wanneer hij een jaar of zes is ontdekt zijn moeder zijn uitzonderlijke talent voor muziek. Hij mag op pianoles. Urenlang Chopin onder de knie proberen te krijgen. Tijdens zijn tienerjaren ontdekt Hermann ook andere muziek, waaronder platen van Keith Jarrett en Frank Zappa. Vanaf dat moment wil hij maar één ding. Het gaan maken als muzikant.

Moeder Sonia heeft behalve vier zussen nog een broer. Deze Wolfgang Grajonca heeft zich in het Amerika van de jaren zeventig ontwikkeld tot een succesvol impresario en concertorganisator. Beter bekend onder de naam Bill Graham. Nadat Hermann op zijn zestiende naar New York is gereisd, neemt oom Bill zijn neefje onder zijn hoede. Hij brengt hem in contact met de muziekscene in de metropool. Hermann bezoekt een studio net op het moment dat zangeres Roberta Flack een album aan het opnemen is. Zij en haar muzikanten vragen zich hardop af wie dit jonge ventje is. Waarop de bezoeker doodleuk antwoordt: “ik ben Hermann Szobel, the greatest piano player”.

Natuurlijk wordt hij uitgelachen, maar wanneer hij achter de vleugel plaatsneemt vallen hun monden open van verbazing. Ze beseffen dat ze getuige zijn van een uitzonderlijk talent. Roberta Flack spreekt nadien lovende woorden over de pianist, die als citaat terecht komen op de hoes van zijn album. Hermann vertelt dat hij graag met andere muzikanten wil samen spelen. Een van de aanwezigen, Anthony Jackson, brengt hem in contact met collegabassist Michael Visceglia. Die benadert weer andere instrumentalisten. Een groot aantal van hen doet auditie. Tevergeefs. Hermann is veeleisend en niet snel tevreden. Pas wanneer hij een goed stel om zich heen heeft verzameld, huurt hij in Manhattan een loft waar ze dagelijks repeteren. De sessies duren maanden. Visceglia blijft er gemakshalve overnachten. Ondertussen heeft Hermann Szobel toch maar mooi een platencontract in de wacht gesleept.

Debuut

In oktober 1975 nemen ze in de befaamde Record Plant een album op voor Arista Records. De eindeloze repetities werpen hun vruchten af. Met schijnbaar gemak spelen ze muziek die complex en virtuoos is, speels, onbevangen, muzikaal én neurotisch. Hier klinkt echter niet het uiten van virtuositeit. Hier klinkt grotestadsjazz afgewisseld met bedachtzame avantgarde, spontaan aandoende wendingen met desondanks de visionaire gedachte om genres zoveel mogelijk te negeren. Wat opvalt is het pianospel: sprankelend, verbeten en eigenzinnig. Niet gek voor een 17-jarige.

Szobel speelt of zijn leven ervan af hangt. Tijdens de opnamen worden foto’s gemaakt waarop hij achter de vleugel zit met ontbloot bovenlijf. Afgezien van enkele solo’s heeft de jonge componist de muziek zelfs noot voor noot uitgeschreven. Het resultaat lijkt een afspiegeling van zijn opvliegende karakter. Volgens Visceglia is hij nogal een heethoofd en heeft hij regelmatig last van woedeaanvallen. Voor iemand van zijn leeftijd barst hij weliswaar van het talent en het intellect, zijn emoties heeft hij blijkbaar nauwelijks in bedwang. Hermann Szobel is en speelt Sturm und Drang.

Wanneer het album Szobel in januari 1976 verschijnt, bruist het in New York van de disco, hiphop en punk. Er heerst bovendien een levendige jazzrockscene. Toch doet de plaat opvallend weinig. Sterker, hij flopt genadeloos. De muziek mag dan in eerste instantie op jazzrock lijken, de uitvoering is vreemd, ongrijpbaar en eigengereid. Er zitten net iets teveel klanken in die niet meteen voor de hand liggen, maar vooral de middelpuntvliedende kracht genaamd Szobel uitdrukken. Om maar te zwijgen van de overige bijdragen. De vibrafoon klinkt soms vervormd, de bas plopt en gromt, saxofoon en klarinet huilen van plezier, drummer Bob Goldman blikt vooruit op wat Steve Gadd later doet op Steely Dan’s Aja.

De plaat laat zich beluisteren als een autobiografie gevangen in een muzikaal labyrint. Je kunt bijna horen dat iemand zijn omgeving in New York aan het ontdekken is. Mr Softee klinkt ingetogen maar wordt telkens onderbroken door korte momenten van hectiek die doen denken aan de muziek van Frank Zappa. Het tweede stuk heet The Szuite. Met de z als tweede letter refereert Szobel duidelijk aan zijn achternaam. Wellicht bedoelt hij gekscherend de loft waar de repetities plaatsvonden. De plaat eindigt tenslotte met New York City, 6AM.

The last man standing

Ook Andy Edwards is onder de indruk. Op zijn YouTubekanaal vertelt de muziekdocent en drummer doorgaans met veel kennis en enthousiasme over zijn favoriete jazzrock. Edwards heeft Szobel pas ontdekt. Hij roept diens debuut uit tot een van de beste platen die hij ooit heeft gehoord: “complete bonkers”. Enkele dagen later, in augustus 2023, interviewt hij bassist Michael Visceglia. Hij is “the last man standing”, een van de muzikanten die op de plaat is te horen, de enige die het verhaal over de totstandkoming kan navertellen. De andere musici die er destijds bij waren zijn inmiddels overleden. Bob Goldman pleegde zelfmoord. En Hermann Szobel? Die is springlevend!

Maar eerst terug naar de jaren zeventig. De jonge pianist stelt steeds hogere eisen aan iedereen die met hem te maken krijgt. Voor een optreden in de pijpenla Gerde’s Folk City wil hij per se dat zijn eigen Baldwinvleugel wordt opgehaald in zijn appartement. Net achttien geworden en dan al zo’n grote mond. Maar de zaaleigenaar gaat akkoord, ook al betekent dit dat wegens ruimtegebrek een aantal stoelen moet worden verwijderd.

The New York Times is bij dit concert aanwezig. In een recensie van 11 juni 1976 schrijft de krant: “de muziek, gecomponeerd en gearrangeerd door meneer Szobel, behoort tot de meest complexe en originele jazzrock die op dit moment wordt uitgevoerd…. Maar door zijn spectaculaire pianospel te verweven in een reeks strakke, kleurrijke arrangementen, heeft hij een geluid gecreëerd dat wat broodnodige frisheid zou kunnen brengen in de steeds meer clichématige jazzrock stijl.”

Ondanks de teleurstellende verkoop van het debuut laat onze branieschopper het er niet bij zitten. Met enkele nieuwe muzikanten begint hij aan de opnamen voor een opvolger. De samenwerking wil niet helemaal vlotten. Wanneer hij met een van hen een meningsverschil krijgt loopt hij woedend de studio uit. Vanaf dat ogenblik neemt het leven van Hermann Szobel een dramatische wending. Hij laat simpelweg niks meer van zich horen. Sommigen spreken van een mentaal ziektebeeld. Is er sprake van een erfelijk belast familietrauma veroorzaakt door de mogelijke invloed van zijn vader of de veel ernstigere voorgeschiedenis? Toen zijn Russisch-Joodse grootouders in Berlijn woonden, moesten ze in de jaren dertig halsoverkop vluchten voor het opkomende nazi-regime. Zijn oma wordt jaren laten vermoord in Auschwitz.

Mythe

Hoe dan ook, sinds die ene dag waarop Szobel de studio uitbanjert wordt zijn leven een bestaan zonder vaste woon- of verblijfplaats. Geen wonder dat in de jaren die volgen over hem langzaam maar zeker een mythevorming ontstaat. Die ene verbijsterende plaat groeit uit tot een heuse cult. Volgens Rolling Stone een van de “greatest one-album wonders”. Het plotse verdwijnen van Szobel doet denken aan Syd Barrett. Maar waar de Pink Floyd-oprichter ‘gewoon’ bij moederlief in Cambridge gaat wonen, trekt Szobel er op uit. Het enige contact met zijn familie is de maandelijkse toelage van zijn moeder. Die gebruikt hij om een vliegreis te boeken.

Een tijdje schijnt hij actief te zijn als straatkunstenaar in Barcelona, waar hij het publiek vermaakt met levende sculpturen. Tegen een Catalaanse krant vertelt hij dat hij de lichaamsexpressie van zijn ouders heeft geleerd. Moeder Sonia maakt zich zorgen over de gezondheid van haar zoon. Ze ontdekt dat hij op zeker moment in Jeruzalem verblijft. Omdat ze geen contact meer met hem krijgt, geeft ze hem in 2002 officieel als vermist op. Via Interpol verschijnt het volgende opsporingsbericht: “Woonplaats en laatst gezien: Jeruzalem, Israël. Datum van het laatste contact: 8 november 2001. Talen: Duits, Engels, Hebreeuws, Hongaars en Frans. Beroep: muzikant en kunstenaar. Werkgelegenheid: leefde van de maandelijkse toelage van de moeder. Paspoorten: Oostenrijks en Israëlisch (de persoon verliest vaak zijn paspoort). Overige informatie: een eenling. Houdt van honden. Gebruikt drugs (hasj)”.

Levensteken

Het mag niet baten. Niemand kent hem, niemand weet waar hij is. Het is best aannemelijk dat hij niet gevonden wil worden. Zelfs niet voor zijn moeder die hem nooit meer in de armen zal sluiten. Ze komt te overlijden zonder haar zoon ooit nog gezien te hebben. Dan krijgt het verhaal een bizarre wending. Ter voorbereiding van de documentaire Looking For Jesus maakt de Poolse Katarzyna Kozyra opnamen in Israel. Het thema van de film is het zogenaamde Jeruzalemsyndroom. Een acute waanstoornis die pas in de tweede helft van de twintigste eeuw door de medische wetenschap is ontdekt. Naar verluidt beginnen mensen na een bezoek aan Jeruzalem aan het syndroom te lijden. Ze ontwikkelen een soort obsessie met religieuze thema’s, denken dat ze Jezus Christus zijn. Vanaf 2012 interviewt Kozyra mensen die lijden aan waanvoorstellingen na een bezoek aan de Israelische stad. Tijdens haar zoektocht ontmoet ze een dakloze straatmuzikant die zelfgemaakte schilderijen verkoopt. Hij wil best meedoen aan haar documentaire, maar wil beslist niet in beeld. Dan stelt hij zich voor: Hermann Szobel. In de uiteindelijke film uit 2015 is wel zijn stem te horen.

Eindelijk weer een levensteken van de man waarvan nauwelijks foto’s bestaan. Op de hoes van zijn lp staat hij een paar keer afgebeeld, onder meer leunend tegen een paal bij het Flatiron Building, het bekende strijkijzergebouw in Manhattan. De enige andere foto in omloop toont hem op latere leeftijd met volgroeide baard.

In hetzelfde gesprek met Andy Edwards vertelt “the last man standing” Visceglia opeens over de meest recente “sighting” van Hermann Szobel. Een jaar of zeven geleden zou een bekende van de bassist hem zijn tegengekomen. Dat zou omstreeks 2017 moeten zijn geweest. Het voormalige wonderkind schijnt nog altijd rond te hangen in Jeruzalem. Niet zoals de meeste mensen in een huis met een dak erop. Nabij de stad bevinden zich talloze historische holen en spelonken. Sommige zijn toegankelijk voor toeristen. Gek genoeg blijken andere grotten uitermate geschikt om in te leven. Een van die grotten is de plek voor onze curieuze hoofdrolspeler. Hij heeft er eindelijk zijn thuis gevonden. Hermann Szobel. De persoon die vaak zijn paspoort verliest.

(Zowel de originele lp als de cd-heruitgave zijn al jaren niet meer verkrijgbaar, maar het album is wel te beluisteren via Spotify)

Mijn gekozen waardering € -

Muziek. Film. Boeken. Ooit Opscene, Heaven, Platenblad. Reporters Online. Boek POSTPUNK HEDEN EN VERLEDEN (uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, longlist nominatie Pop Media Prijs 2021)