Brazilië staat tot aanstaande woensdag in het teken van samba, serpentines en glitter, maar niet elke Braziliaan is een feestbeest. Sommigen hebben zelfs ronduit een hekel aan de dagenlange orgie waarin honderdduizenden buitenlandse en miljoenen binnenlandse toeristen jaarlijks miljarden in de economie pompen.
‘Ik ben al twintig jaar niet meer naar een carnavalsoptocht geweest,’ zegt Fábio Filgueiras (52), sportschooleigenaar uit Salvador. ‘Waarom zou ik gezuip, geweld en geslachtsziekten opzoeken?’
Dus gooit Filgueiras zijn sportschool een week lang op slot en blijft thuis, ver van het feestgedruis.
Ook kapper Mário (43) mijdt het carnaval van Salvador – volgens het gemeentebestuur het grootste straatfeest ter wereld – als de pest. ‘Twee keer in mijn leven ben ik naar de carnavalsoptochten geweest. De eerste keer verloor ik mijn vriendin. Moest even plassen, zei ze. Maar ze ging er met een andere vent vandoor. De tweede keer werd ik beroofd. Identiteitskaart, rijbewijs, geld – alles kwijt. Dat nooit meer.’
Stadgenote Inaldi Souza (78) gaat ook niet even een kijkje nemen. ‘Als klein meisje moest ik al niets van carnaval hebben, laat staan nu!’ giebelt ze als ik haar vraag of ze dit jaar nog gaat hossen.
Dat doen haar leeftijdsgenoten van seniorensociëteit ‘Juventude Eternal’ (‘Eeuwige Jeugd’) wel. Gekleed in prachtige goudgele glitterkostuums trekt een veertigtal dames van boven de zestig dezer dagen al sambadansend door het historische centrum van Salvador. ‘Oud worden is een recht van iedereen; trots zijn op je leeftijd is een kunst’ staat er op hun banier.
Grote volksverhuizing
Salvador en de andere epicentra van het Braziliaanse carnaval – Rio de Janeiro, Recife en São Paulo – zijn tijdens de festiviteiten het toneel van een grote volksverhuizing. Een groot deel van de plaatselijke bevolking profiteert van de paar daagjes vrij en vlucht naar de bergen of een palmenstrand. Hun plek wordt ingenomen door toeristen uit binnen- en buitenland.
Daarvan zijn er dit jaar niet genoeg, volgens Zé Carlos (44), mede-eigenaar van een van de bekendste café’s in de historische binnenstad van Salvador. ‘Het valt dit jaar vies tegen. De hotels hier in de buurt zijn bijna leeg. We hebben geen idee waar dat van komt,’ moppert hij.
Dansen tot je erbij neervalt
Wie niet klaagt is danser Douglas Amaral (26). Ik spreek met hem vlak voordat hij met de roemruchte sambaschool Portela deelneemt aan de optochten door het ‘sambódromo’, het speciaal voor carnaval gebouwde ‘sambastadion’ van Rio de Janeiro. Samen met de rest van de ‘comissão de frente’, de professionele dansers die voor de praalwagens uit dansen, zit hij tien uur voor aanvang van de parade opgesloten in een nabijgelegen hotelkamer, waar ze zich tegoed kunnen doen aan sushi en andere lekkernijen – maar niet aan alcohol. Dit om te voorkomen dat de hoofdrolspelers van het carnaval zich vóór het moment suprème in het feestgedruis storten.
‘Ik ben opgewonden, maar niet zenuwachtig. Dit wordt de negende keer dat ik als professioneel danser aan de optochten in het ‘sambódromo’ deelneem. Carnaval is voor mij het hoogtepunt van het jaar, een kans om mijn geld te verdienen met dat wat ik het liefste doe,’ zegt Amaral. ‘Als het aan mij ligt, blijf ik dit doen tot ik erbij neerval.’