In een verklaring over het wetsvoorstel zei Garo Paylan: “De enige samenleving die de wonden van het Armeense volk zal helen is de Turkse samenleving, en het de Turkse Grote Nationale Vergadering (TBBM, het Turkse parlement). De Armeense Genocide vond plaats in dit land, en gerechtigheid kan alleen in dit land, in Turkije, worden bereikt”.
Paylan van de HDP verklaarde dat Armeniërs één van de volkeren zijn met een aanzienlijke bevolking onder de etnische en religieuze groepen die in het Ottomaanse Rijk leefden, en dat de Armeense Genocide 107 jaar lang is ontkend in de rechtvaardiging van het wetsvoorstel.
Paylan zei: “De ballingen en bloedbaden die begonnen met de arrestatie van bijna 250 Armeense intellectuelen op 24 april 1915, resulteerden in de totale verdrijving van het Armeense volk uit hun oude land met de Tijdelijke Deportatie Wet uitgevaardigd op 27 mei 1915, en de massamoord op de meerderheid van hen rond hun verblijfplaatsen en op de migratieroutes.”
Het wetsvoorstel, dat aan de vooravond van de 107e verjaardag van de Armeense genocide is ingediend, eist ook dat de namen van de bedenkers en daders van de genocide van openbare plaatsen worden verwijderd, dat deze plaatsen worden vernoemd naar functionarissen die zich tegen de genocide hebben verzet, en dat aan de slachtoffers en hun families het Turkse staatsburgerschap wordt verleend.
Controverse in het Turkse parlement
Parlementsvoorzitter Mustafa Şentop keerde daarentegen het wetsvoorstel van Garo Paylan van de HDP terug, omdat het in strijd zou zijn met de bepalingen van de statuten.
Het voorstel van Paylan aan de Grote Nationale Assemblee van Turkije leidde tot een reactie van politici, met name van de AKP en de IYI-partij. De namen van de regering en de oppositie, die het op Paylan gemunt hadden, riepen ook de voorzitter van de Grote Nationale Vergadering van Turkije op het matje en eisten dat de politieke immuniteit van Paylan zou worden opgeheven.
De Turkse regeringspartij AK is van plan een rechtszaak aan te spannen tegen het Turkse parlementslid, de etnische Armeen Garo Paylan, wegens het indienen van het controversiële wetsontwerp. Dit verklaarde de woordvoerder van de Turkse AK-partij, Omer Celik.
Hij zei dat Paylan een “politiek immorele” zet heeft gedaan en eiste dat het parlementslid zijn excuses zou aanbieden aan het Turkse volk, en anders de consequenties zou moeten voelen.
“We zullen de vereiste juridische procedure omtrent deze zaak starten,” voegde Celik toe.
Meral Akşener, voorzitter van de IYI-Partij, reageerde als volgt: “Ik veroordeel ten stelligste het onrecht waarmee men probeert onze natie te doen buigen met het zogenaamde “genocide”-voorstel dat aan het Parlement is gegeven. De grote Turkse natie heeft een geschiedenis om trots op te zijn. Zolang wij hier zijn, kan geen enkele vuile agenda dit feit veranderen.”
Op videobeelden van de zitting van het Turkse parlement kan men zien dat meerdere volksvertegenwoordigers de woorden ‘Paylan moet ontslag indienen’ riepen, en anderen ook hun ontevredenheid met boe-geroep lieten merken.
24 april: Herdenkingsdag van de Armeense genocide
Garo Paylan heeft ervoor gekozen zijn wetsvoorstel in het Turkse parlement in te dienen op 24 april, de dag waarop de Armeense Genocide wordt herdacht.
Deze dag is gekozen omdat de Turkse regering op 24 april 1915 meer dan 200 leiders van de Armeense gemeenschap in het toenmalige Constantinopel heeft gearresteerd. Honderden anderen werden kort daarna gevangen genomen.
Zij werden allen naar gevangenissen in Anatolië gestuurd, waar de meesten zonder pardon werden geëxecuteerd.
Op deze dag herdenken de Armeniërs en de Armeense diaspora de slachtoffers van de Armeense Genocide van 1915, waarbij 1,5 miljoen Armeniërs door de Ottomaanse regering werden geëxecuteerd, uitgehongerd of onder dwang werden verdreven.
In Yerevan, de hoofdstad van Armenië, marcheren honderdduizenden mensen traditiegetrouw naar het Tsitsernakaberd Genocide Memorial om bloemen te leggen bij de eeuwige vlam.
Armeniërs over de hele wereld organiseren herdenkingsplechtigheden, en eveneens protestbijeenkomsten voor Turkse ambassades wereldwijd.
Strafbaar
In Turkije is het illegaal om de Armeense genocide te vermelden, en kinderen worden van jongs af aan gesocialiseerd in een vermeende nationalistische visie.
Onderzoek naar de Armeense genocide door internationale historici, waarin beschreven werd dat wat er met de Armeniërs is gebeurd een genocide betreft, heeft de woede in Turkije alleen maar verder aangewakkerd.
Onderzoekers en journalisten die openlijk hebben gesproken over de Armeense genocide in Turkije zijn dan ook vervolgd, met de dood bedreigd, en door de Turkse regering als vijanden gezien.
Garo Paylan, die veelvuldig bedreigd is om zijn standpunten, is daarin dus niet de enige.
Een beroemd geval van vervolging is dat van de schrijver en Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Hij werd door de Turkse justitie vervolgd nadat hij had gesteld dat het land zich met zijn verleden moest verzoenen, en eveneens omdat hij in 2005 (met een verwijzing naar de Armeense genocide) aangaf: “Niemand durft het te noemen. Daarom zeg ik het”.
In 2006 werd de bekende Armeens-Turkse journalist Hrant Dink op grond van artikel 301 vervolgd wegens belediging van de Turkse identiteit, en kreeg hij een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden. Hij werd vervolgens vermoord door radicale nationalisten.
In 2007 werden Hrant Dink’s zoon Arat en zijn vriend Serkis Seropyan beiden veroordeeld tot voorwaardelijke straffen van een jaar op grond van artikel 301 voor het publiceren van Dink’s woorden, waarin werd verklaard dat de moord op Armeniërs in 1915 inderdaad een genocide was.