De glimlach van Colombia doet iedereen smelten

Vooropgesteld, ik weet niet uit eigen ervaring hoe het was in Colombia tien jaar geleden, twintig, honderd of duizend jaar geleden. Ik had, voordat ik het land ooit had bezocht, wel al een beeld gekregen van Colombia door het lezen van de boeken van Nobelprijswinnaar Gabriel García Márquez. Een beeld dat me aansprak. Dus toen ik in 2009 voor het eerst in Colombia was, keek ik mijn ogen uit en zoog alles in me op wat ik maar ervoer met mijn zintuigen. En dát ze genoten die zintuigen. Wat een fantastisch land, Colombia!

Zeg Colombia tegen de gemiddelde Westerling en hij maakt één gebaar: met één hand houdt hij een neusgat dicht, om vervolgens met het hoofd een van links naar rechts slepende beweging te maken. Inderdaad, alsof men een snuifje cocaïne neemt. Flauw natuurlijk. Een beeldvorming die Colombia geweld aan doet.

In elk geval toch het huidige Colombia, want als je naar het land reist, dan begint het genot al op Hato. Om het land vanaf dat moment te ervaren, reis je liefst met Avianca. Vanuit Curaçao gaat er zes dagen in de week een rechtstreekse, zeer vlotte en prettige vlucht naar de hoofdstad, Bogotá. Vanuit Nederland vlieg je met KLM sinds kort ook rechtstreeks!

Niets tegen welke luchtvaartmaatschappij dan ook, maar Colombia – in dit geval: Bogotá – begint al bij het binnenstappen van het Avianca-toestel. Met een glimlach die je tegemoet straalt. Zo één van oor tot oor. De piloten zijn fantastisch, de vliegtuigen modern en uitstekend onderhouden, de stewardessen en stewards uitermate vriendelijk en servicegericht. De afhandeling, zowel vóór als na de vlucht, geschiedt rap en correct, waarbij de glimlach en het vriendelijke woord nooit ontbreekt. Zelfs niet bij de douane. “Familia?”, vroeg een douanebeambte toen we aan kwamen lopen. Toen we knikten, volgde een wijds armgebaar. ‘Gaat u maar door, bienvenidos en Colombia!’

Eenmaal buiten kwam er een heer – want gekleed in jacquet – op ons af. “Kan ik u helpen?” Hij bracht ons naar de taxi van zijn zoon die – onderwijl honderduit pratend over zijn land – ons vlot van de luchthaven El Dorado naar het hotel van onze (internet-)keuze bracht, het Estelar Parque de la 93, gelegen in de wijk Chicó, vlakbij de ‘zona rosa’, het uitgaansgebied in Bogotá waar het ook goed ‘shoppen’ is. Een uitstekend, ultramodern hotel waar je wordt ontvangen alsof je een familielid bent dat voor het eerst sinds dertig jaar weer thuis komt.

De hoofdstad van het immense land is een ‘citytrip’ meer dan waard. ‘Shoppen is Miami’ is uit. Liever ga je winkelen in Bogotá, in de gezellige ‘centro commerciales’ als Andino, El Retiro, Santafé, Unicentro en Centro Comercial Hacienda Santa Bárbara, waarbij ik me hier beperk tot de winkelcentra in het noorden van de stad.  De laatste ligt overigens wel iets ‘buiten’ de stad. Hacienda Santa Bárbara is een oude hacienda omgetoverd tot een winkelcentrum. Even buiten de ‘mall’ is ere en permanente ‘vlooienmarkt’ waar lokale kunstenaars hun werk exposeren. Er wordt ook antiek aan de man gebracht en de sfeer is er warm, ondanks het feit dat Bogotá doorgaans wat ‘koud’ is, zeker voor Curaçaose begrippen. De stad ligt namelijk op 2600 meter hoogte, waardoor de temperatuur door het jaar heen de 20 graden vrijwel nooit ontstijgt. Met de hoogte rekening houden is niet echt nodig. Zeker gedurende de eerste dagen wordt je ‘vanzelf’ teruggefloten als je een iets te snelle pas hanteert of trappen beklimt.

Studentenkwartier

Bogotá is een immense stad, die tot 1940 nog vrij langzaam groeide. Onder invloed van de industrialisering begon de stad mensen van het platteland te trekken en binen mum van tijd barstte de stad opeens uit haar voegen. Door die enorme arbeidsmigratie woonden er binnen vijftig jaar ‘ineens’ twintig keer zo veel mensen. De stad klom zo ver mogelijk op tegen de oostelijke bergketen en strekte zich zo ver als kon uit in noordelijke en zuidelijke richting. Momenteel leven er ruim zeven miljoen mensen in de Colombiaanse hoofdstad.

Om de enorme omvang van de stad te kunnen overzien, ga je via een kabelbaan naar de Cerro de Monserrate. Vanaf dat punt heb je een geweldig uitzicht over de hele stad. Prachtig, moet je zeker doen. Een andere aanrader is de wijk La Candelaria, achter de aartsbisschoppelijke kathedraal. De klinkerstraatjes, de pasteltinten, de rode dakpannen en de houten balkonnetjes, het koloniale druipt er van af. La Candelaria is de mooiste wijk van de stad. Tot de millenniumwisseling was de wijk gevaarlijk terrein, aangezien guerillas en drugsbendes er de baas waren. Maar La Candelaria werd letterlijk en figuurlijk schoongeveegd en bruist nu weer met barretjes, universiteitsgebouwen, discotheken en restaurantjes met kaarslicht. Eindelijk doet de wijk haar naam als intellectueel centrum en studentenkwartier weer eer aan.

Zoutkathedraal

Bogotá staat bekend om haar musea. Het bekendste is het Museo del Oro. Meer dan 34.000 gouden objecten staan er in volle glorie te blinken. Ze komen uit alle belangrijke indianenculturen van vóór de Spaanse overheersing. Het Museo del Oro is het belangrijkste  en indrukwekkendste goudmuseum ter wereld.

Een ander interessant museum is het Donacíon Botero. Dit museum exposeert 208 werken van Colombia’s beroemdste schilder: Fernando Botero. Zijn afbeeldingen van ronde, opgezwollen mensen en dieren herken je meteen. Botero doneerde al de werken zelf aan het museum. Ook hangen er in het museum werken van Picasso, Matisse, Renoir, Miró en Dalí.

Bogotá was eeuwenlang het centrum van de Spaanse evangelisten. Vanaf de zestiende eeuw probeerden de Spanjaarden de indianen in Latijns-Amerika te bekeren tot het rooms-katholieke geloof.

De sporen van de evangelisatie zijn nog altijd duidelijk te zien in de stad. Het aantal koloniale kerken, uit de zeventiende en achttiende eeuw met name, is enorm in Bogotá. De meest in het oog springende? De Iglesia de Santa Clara.

Vroeger een kerk, maar sinds 1983 een museum met werkelijk prachtige schilderijen uit de koloniale periode. Daar kun je – zeker als kunstliefhebber – wel een paar uurtjes doorbrengen. Om te bidden, maar vooral om de kunstwerken te bezichtigen.

Dan is er natuurlijk ook nog de Catedral de Sal in Zipaquirá. Een enorme ondergrondse kathedraal die in een tunnel van zoutmijnen diep binnen een zoutberg is gebouwd. Alles wat je ziet is zout, zeer indrukwekkend. Een echte kathedraal is het niet, want er is geen bisschop aan gekoppeld. Het is meer een toeristische attractie, hoewel het voor Colombianen wél degelijk een pelgrimsoord is. Het is als Venetië, iets dat je eens in je leven eigenlijk gezien moet hebben.

Andres Carne de Res

Zelf ben ik graag in de wijk Chicó. Op de een of andere manier voel ik me daar thuis. De sfeer doet me denken aan die van het Parijse Vincennes. Statig en modern tegelijkertijd. Rustig en toch ook weer druk. Gemoedelijk. Je kunt er wandelen door de prachtige parken waar mensen met hun hondjes pronken, jongens en meisjes voetballen en kinderen spelen. De drukte zoek je op in de nabijheid van de centro comerciales, de typisch Latijns-Amerikaanse winkelcentra. In Andino of El Ritiro is het heerlijk shoppen. De winkels zijn leuk ingericht, de schappen liggen vol en als je op zoek bent Europese kleding of de leuke Zuid-Amerikaanse merken, dan slaag je daar met zekerheid. Voor de vrouwen die gek zijn van schoenen en tassen is het waar een walhalla, maar ook voor de kinderen is er van alles te doen. Want Colombia is een kinderparadijs. De Colombianen zijn gek van kinderen en zorgen er dus ook voor dat ze niks te kort komen. Het nadeel: zie je kinderen maar weer eens mee te krijgen als ze in de inpandige ‘speeltuinen’ bezig zijn.

De inwendige mens komt in Chicó niks te kort. De bars zijn geweldig, de restaurants van topkwaliteit. Maar als er één restaurant is waar je beslist naar toe moet, dan is het wel Andres Carne de Res. Heb je tijd, ga dan naar de vestiging in Chia, net even buiten de stad, maar anders is het restaurant in Chicó – gelegen net achter centro comercial El Ritiro, een meer dan uitstekend alternatief. Het wordt een ervaring die je een leven lang zal bijblijven, dat staat vast. Want wat mag je verwachten? Heerlijk eten, hilarisch entertainment, een briljant excentriek interieur en fantastische muziek! Andres Carne de Res is een restaurant, een kroeg, een circus, een theater, een discotheek en een speeltuin ineen. Geschikt voor volwassenen én kinderen!

Nog één ding dan. Ik begon dit verhaal met het vooroordeel dat leeft over Colombia. Het zou er gevaarlijk zijn. Ik dacht het ook toen ik in 2009 voor het eerst ging. Ik verbleef toen drie weken in Cali en één in Bogotá. Na die periode was ik verkocht. En verknocht. De Colombianen stalen op speelse wijze mijn hart, zonder dat ik ooit het gevoel kreeg dat ze er moeite voor deden. De mensen zijn er gewoon. Vriendelijk, beleefd. Je krijgt het gevoel dat men blij is dat je er bent, zonder dat het overdreven wordt. Gevaarlijk? Tja… Ik heb me er zelf geen moment onveilig gevoegd. Zelfs niet in Cali. Elke grote stad is gevaarlijk, of ongevaarlijk. Het hangt grotendeels af van je eigen handel en wandel. Aan de Colombiaan zelf ligt het niet, zij doen er alles aan om de toerist een veilig gevoel te geven, zonder ooit te bagatelliseren. Want er gebeurt natuurlijk altijd wel iets. Zoals in elke megastad. In wijken als Chicó kun je evenwel gewoon rondlopen, 24 uur per dag. Met je tas en met je sierraden. Er gebeurt je niets. Of ja, toch: je wordt vriendelijk goedemorgen-, middag- of –avond gewenst.

Bogotá, ooit moet je er heen.  Gewoon om de stad te ervaren. Je zult merken dat de stad wat met je doet. Je kunt de stad haten, maar ook intens liefhebben. Maar koud laat Bogotá je nooit. Onmogelijk. Bogotá fascineert, intrigeert en zet je aan het denken.

Historie & veiligheid

In het precolumbiaanse tijdperk werd het land bewoond door inheemse volken met verschillende niveaus van beschaving en organisatie. De oudst gevonden resten van menselijke bewoning dateren van 16.400 jaar geleden. De Europeanen ontdekten Colombia rond 1500. Het land werd toen bewoond door indianen, waarvan de Chibcha de meest prominente etnische groep was, onderverdeeld in de Muisca en de Tairona, en nog enkele kleinere groepen. De grootste groep, de Muisca, hadden hun woongebied op de hoogvlakten van het huidige Cundinamarca en Boyacá en waren landbouwers. Er bestonden twee grote Muisca bondgenootschappen ten tijde van de Spaanse veroveringen: Bacatá (Bogota) en Hunza (Tunja).

Rodrigo de Bastidas landde in 1500 als eerste op de Colombiaanse kust. Met Santa Marta (1525) en Cartagena (1533) kregen de Spanjaarden de kust in handen en van daaruit begon de koloniale overheersing van het binnenland, aangemoedigd door de mythe van ‘El Dorado’, de overvloedige bron van goud. In 1557 werd in Bogota de ‘Real Audiencia del Nuevo Reino de Granada’ opgericht. De verovering van Nuevo Reino de Granada werd gekenmerkt door plundering van het Indiaanse cultuurgoed, afdwinging van Spaanse gebruiken en religie, en slavernij. Het harde Spaanse regime en de besmettelijke ziektes die de Spanjaarden onbewust hadden geïntroduceerd leidden tot een sterke afname van de Indiaanse bevolking. Daarom werden Afrikaanse slaven naar Colombia gevoerd om het werk in de mijnen en op de plantages uit te voeren.

In 1717 kreeg het gebied een eigen koloniale jurisdictie onder de naam Virreinato de la Nueva Granada. Tot 1810 was het land een kolonie van Spanje en een belangrijke bron van goud, maar in dat jaar verklaarde Colombia zich onafhankelijk. Spaanse troepen veroverden het land echter terug en pas in 1819 was er sprake van een echte onafhankelijkheid onder leiding van Simón Bolívar en Francisco de Paula Santander. Simón Bolívar werd de eerste president van Colombia. Colombia bestond toen nog uit het huidige Colombia en Ecuador, Venezuela en Panama. In 1830 werd Bolívar afgezet wat leidde tot het uiteenvallen van de Republiek. Ecuador en Venezuela ontstonden als onafhankelijke staten, Panama bleef nog onderdeel van Colombia tot 1903.

Van het begin af aan was de politieke situatie onrustig onder andere omdat het politieke stelsel uit slechts twee partijen bestond, de liberalen en de conservatieven.

Als gevolg van de desolate economische situatie, verschillende staatsgrepen en voortdurende gewelddadige conflicten begon in 1899 de 1000-daagse Oorlog tussen de regerende conservatieven en troepen van de liberalen. De oorlog, die tot 1902 duurde, zou uiteindelijk tussen de 60.000 en 130.000 levens eisen en het land vernield achterlaten. In 1903 leidde een militaire opstand, gesteund door de VS die het Panamakanaal wilde bouwen, tot de afscheiding van de toenmalige provincie Panama.

In 1928 vond het bloedbad van de Bananenstaking plaats. De Amerikaanse United Fruit Company had een monopolie in de bananenplantages en buitte de werknemers uit. De staking werd met geweld gebroken met honderden slachtoffers als gevolg. Vanaf 1948 ontstond er een bloedige volksopstand nadat de liberale presidentskandidaat Jorge Eliécer Gaitán werd vermoord. De volksopstand in Bogotá, met 2500 doden tot gevolg, verspreidde zich over het gehele land. Deze strijd, bekend als ‘La Violencia’, heeft het leven gekost aan waarschijnlijk meer dan honderdduizend mensen.

In een poging om politiek geweld en autoritair optreden te stoppen spraken de twee grote politieke partijen, de Conservatieven en de Liberalen, in 1958 af om afwisselend het bestuur van het land over te nemen. Tegenover de overheid ontstonden linkse guerrillagroepen als FARC (Fuerzas Armadas  Revolucionarias de Colombia) en de ELN (Ejército de Liberación Nacional). Grootgrondbezitters richtten privélegers op ter verdediging van hun land. Daaruit ontstonden weer paramilitaire rechtse strijdgroepen, met de AUC (Autodefensas Unidas de Colombia) de grootste is. Met de opkomst van de cocaïneproductie bewapende de ook Colombiaanse drugsmaffia zich nog eens op grote schaal. Kortom: iedereen vocht tegen iedereen. De strijd tegen paramilitair geweld, guerrilla, cocaïnemaffia, corruptie en machtsmisbruik was van voortdurende invloed op de politieke situatie. Nu nog, maar in veel mindere mate.

Al deze factoren maakten het voor buitenlandse investeerders logischerwijs een onaantrekkelijk land en dat weerspiegelde zich lang in de economische situatie. Vanaf 2002 kwam daar verandering in, nadat Álvaro Uribe president was geworden. Uribe volgde enerzijds een harde lijn tegen de terreur en probeerde anderzijds grip te krijgen op de paramilitaire groepen door overeenkomsten te sluiten en ze te demobiliseren of te integreren in leger en politie. De huidige president Juan Manuel Santos (sinds augustus 2010) zette het beleid van zijn voorganger door.

Momenteel is het relatief rustig in Colombia. Met name in Bogotá is er gewoon sprake van een veilige situatie, vergelijkbaar met welke miljoenenstad ter wereld dan ook. Die veiligheid zie je: er is veel ‘blauw’ op straat. Met toeristen wordt geen enkel risico genomen. De Colombianen willen namelijk maar één ding: dat de toeristen genieten van hun land. En daar doen ze alles voor. Alles. Het is dát dat Colombia anno 2016 een uitermate aantrekkelijk land maakt om je vakantie door te brengen. Buiten de prachtige natuur, de vele bezienswaardigheden en de fantastische keuken.

Mijn gekozen waardering € -