Op 1 april 1984 is de winter nog niet voorbij. Ik ondervind dat aan den lijve als ik die zondag met twee vriendjes van het Noord-Drentse Tynaarlo naar het Groningse Tolbert fiets. Achttien zijn we. Via Vries, Donderen, Roden en Leek zijn we op weg naar de motorraces. De reis valt niet mee. Tolbert is een stukje verder dan het op de Bosatlas had geleken (zo’n 25 kilometer), terwijl het bovendien behoorlijk wat kouder is dan verwacht. Veel hoger dan het vriespunt reikt het kwik die dag niet. De gevoelstemperatuur ligt er vast en zeker onder, dankzij ’n vuig windje. Vooral m’n tenen hebben het zwaar te verduren.
Door de Asser TT zijn we gematigd fanatieke motorracefans geworden. In 1980 hebben we vanaf de Stekkenwal onze eerste Tourist Trophy gezien. De 500cc-klasse wordt die dag gewonnen door ene Jack Middelburg, en vanaf dat moment zijn we fan. Niet alleen van deze Middelburg, maar ook van Kenny Roberts (vanwege zijn prachtige geel-zwarte Yamaha), van onze lokale helden Egbert Streuer & Bernard Schnieders, én van Randy Mamola. Al weet ik tot op de dag van vandaag niet hoe je die achternaam nou precies uitspreekt. Memmola, met de nadruk op Mam, of M’mola, met de klemtoon op Mo.
Eind jaren zeventig/begin jaren tachtig is sowieso een gouden tijd voor Nederlandse motorsportfans. Nederland spreekt een duchtig woordje mee, wat heet: we hebben een heuse Grote Drie, stuk voor stuk getooid met illustere bijnamen waar de verbeelding van afspat.
Ten eerste heb je Wil Hartog, alias De Witte Reus, alias de Grasdroger uit Abbekerk, die begin jaren ’80 al in z’n nadagen is. Hartog is eigenlijk de beste van de drie, maar misschien ’n tikje saai, voor zover een motorcoureur überhaupt saai kan zijn, natuurlijk. Maar hij had de TT in 1977 weten te winnen – al was dat nog voor m’n tijd – dus hij is bepaald een grote meneer. Je hebt Boet van Dulmen, alias Den Boet, alias de dragline machinist uit Ammerzoden. En dan heb je natuurlijk Jack Middelburg, alias Jumping Jack, alias D’n Briet (naar z’n briketten verkopende opa) alias de Glaszetter uit Honselersdijk.
Wat Middelburg zo aantrekkelijk maakt voor de ontluikende motorsportliefhebber? Het feit dat ie een natuurtalent is, dat ten eerste. En z’n niet te evenaren rijstijl, natuurlijk. Onverschrokken en voor de duvel nog niet bang – die instelling spreekt me aan. Lekker aanvallen, want dat is tenslotte de beste verdediging. Altijd vol gaan, alles of niets, de dood of de gladiolen. Wie houdt daar nou niet van?
Middelburg is een natuurtalent. Onverschrokken en voor de duvel niet bang. Wie houdt daar nou niet van?
Nee, vinden sommige anderen. Middelburg is vooral onbesuisd en druistig. Een gevaar voor zichzelf en z’n tegenstanders. Vandaar ook de bijnaam Jumping Jack. Want hij stuitert nogal eens van zijn motor. In 1979 was ie er bijvoorbeeld twee keer keihard afgevallen, zowel op Silverstone als in Tolbert. Beide keren brak ie daarbij z’n been.
“Jack heeft een beter karakter voor racen dan ik, maar het is geen karakter om oud mee te worden”, had Den Boet al eens over hem gezegd. Middelburg haalde dan de schouders op over dergelijke bespiegelingen: “Ik denk er nooit bij na dat ik elk moment een paar verdiepingen hoger kan zitten. Na een valpartij houd je de volgende keer een ronde of drie het gas nog even wat dicht, maar daarna is de benauwdheid weer verdwenen.”
•
Op 1 april 1984 valt Jack Middelburg dus voor de laatste keer. Of ik het met m’n eigen ogen heb zien gebeuren? Nee. Wij staan aan de andere kant van ’t circuit te blauwbekken. In mijn herinnering hebben we de 500cc-rijders die kille zondag maar twee keer voorbij zien komen. Tijdens de opwarmronde en de eerste ronde van de race. Daarna verstomt het geronk van de zware motoren weer.
Op een gegeven moment wordt er gezegd dat er een zware valpartij is geweest ‘aan de andere kant’. Vervolgens weet iemand te melden dat Jack Middelburg er bij betrokken is. Of de race al dan niet is hervat, weet ik niet eens meer. Bevangen door de kou wachten we het niet af. We hebben immers nog ‘ns 25 kilometer voor de boeg, met naar alle waarschijnlijkheid (opnieuw) wind tegen.
De kou heeft zeker ook z’n invloed op de race die dag. Het is namelijk glad. Sommigen getuigenissen reppen zelfs van sneeuw op het wegdek, maar zó erg was het geloof ik nou ook weer niet. Vanwege de kou wordt er voor de 500cc-race ook maar één opwarmrondje gereden. De 250cc-coureurs hebben twee trainingsrondjes mogen rijden, om hun banden goed warm te krijgen, omdat ze daar zelf om hadden gevraagd. De 500cc’ers houden het bij één voorbereidingsrondje. “Een fout”, zou Wil Hartog daar later over zeggen.
Dit artikel lees je gratis. Als het bevalt kun je onderaan een kleine bijdrage doen, zodat ik dit soort artikelen kan blijven schrijven
Toch zijn óók de halve liter-coureurs doordrongen van het extra gevaar dat die dag op de loer ligt. Oók Jack Middelburg. Als Mar Schouten tijdens de 250cc-race valt, en Middelburg ‘m terug het rennerskwartier in helpt, voegt deze hem nota bene toe: “Je moet hier echt rustig aan doen.”
Maar ‘weten’, ‘zeggen’ en ‘doen’ zijn drie verschillende dingen, bewijst de glaszetter amper een uur later. De race is nog maar een ronde oud, als Middelburg koploper Rob Punt al in een bocht via de buitenkant wil passeren. Hij doet dit door middel van zijn specialiteit: later remmen dan alle anderen. Door dat late remmen was ie in 1981 zelfs Kenny Roberts, op z’n favoriete Silverstone nota bene, te snel af geweest. Maar op het stratencircuit in Tolbert gaat die vlieger vandaag niet op: door het gladde wegdek en de nog niet warme banden, glijdt z’n voorwiel bij de inhaalmanoeuvre onderuit.
Middelburg en z’n motor kwakken tegen het asfalt, glijden de strobalen in, en caramboleren vervolgens terug de baan op. Daar wordt Middelburg geraakt door minstens twee coureurs die hem niet meer kunnen ontwijken. Vervolgens rijdt Boet van Dulmen ook nog ‘ns vol op de brandende motor van Middelburg. De ravage is compleet (video).
“Het was gekkenwerk wat Jack deed”, reageert Van Dulmen een dag later in het Nieuwsblad van het Noorden. “Hij reed veel te hard met nog koude banden. We hadden zeker een rondje of drie nodig gehad om de banden op temperatuur te krijgen.”
Wil Hartog ziet het vanaf de provisorische tribune allemaal voor zijn ogen gebeuren. De Witte Reus is net een paar jaar eerder gestopt met racen, en is sinds 1981 eigenlijk nooit meer op een circuit geweest. Maar omdat zijn broer er aan een kartwedstrijd meedoet, is Hartog naar Tolbert gereden. Hij wijt de fatale crash aan een opeenhoping van factoren: de kou, de onderlinge spanning (waarover later meer), een daardoor opgefokte Middelburg, die ook nog eens een slechte start kent. De Wet van Murphy in z’n volle glorie, zeg maar.
“Het was harstikke koud”, vertelde Hartog afgelopen week nog maar weer eens bij M, “ook op de tribune waar ik zat, en ik zag het allemaal gebeuren. Vervolgens zie ik in een flits een ziekenauto naast de tribune staan, en spring zo snel als ik kan van die tribune af. Ik zie niemand bij die ziekenauto, ik spring erin, start de motor en rij naar Jack toe. Ik kom daar aan en dan… zie je iets vreselijks liggen. Dat zal ik nooit meer vergeten.”
Hartog ziet meteen dat het foute boel is. “Zijn helm was-ie kwijt en uit zijn oren kwam bloed”, herinnerde Hartog zich in Helden Magazine. “Zo dramatisch om zoiets onder ogen te krijgen; eerst dat ongeluk en daarna Jack die er zo bij lag. Hoe vaak die beelden nog bij mij voorbijgekomen zijn… Meteen daarna kwamen de mensen van die ziekenauto erbij en heb ik alles losgelaten. Die valpartij op zich is volgens mijn niet de oorzaak geweest van Jacks uiteindelijke overlijden, maar een motorfiets die hem na zijn val geraakt heeft.”
Middelburg wordt onmiddellijk overgebracht naar het Academisch Ziekenhuis in Groningen. Daar blijkt dat hij zwaar hersenletsel heeft opgelopen. Z’n schedel wordt gelicht, maar meerdere operatie mogen niet baten. Hij komt niet meer bij kennis, en overlijdt twee dagen later.
•
Maar wat waren nou die ‘onderlinge spanningen’ waar Hartog over sprak? Dat zat zo. Jack Middelburg en Boet van Dulmen, ooit vrienden, raakten begin jaren tachtig gebrouilleerd. Dat kwam doordat motorsportbond KNMV twee Honda-motoren van fabriekskwaliteit ter beschikking had gesteld, om de ‘motorsport in Nederland te bevorderen’. Voor elk één, dacht Van Dulmen. Maar nee dus. Middelburg wilde én kreeg ze allebei. Van Dulmen voelde zich gepasseerd en vermoedde vals spel, zo vertelde hij in zijn afscheidsinterview in de GPD-bladen. “Dat wás een vies spelletje. Ik ben toen voor een paar ton benadeeld.”
De vete tussen Middelburg en Van Dulmen ontspoort volledig en gaat gepaard met verbaal modergooien over en weer in de media
De vete tussen de twee coureurs ontspoorde volledig, en ging gepaard met verbaal moddergooien in de media. In de aanloop naar de fatale race in Tolbert, haalde Van Dulmen in weekblad Aktueel nog maar ‘ns hard uit naar Middelburg. Die zou volgens Van Dulmen zijn gezin hebben verwaarloosd. Hij zou ook schulden hebben, waardoor zijn vrouw Petra hem zou hebben verlaten. “Allemaal vuile leugens over Jacks privéleven”, brieste z’n vader Willem Middelburg later in een interview met Panorama. “Maar daarmee heeft Van Dulmen Jack wel kapot gemaakt.”
Het verklaarde in ieder geval de ijzige stemming in het rennerskwartier, en misschien was het ook wel de oorzaak van de opgefoktheid van Middelburg die zondag in Tolbert, omdat hij de druk van het moéten winnen door de vete alleen maar voelde toenemen. Van Dulmen: “Het was niet gezond meer. Jack reed op een Honda die veel en veel duurder was dan die waarop ik reed en voelde zich daarom verplicht te winnen. Uiteindelijk heeft dat, denk ik, zijn leven gekost.”
Van Dulmen, in het Nieuwsblad van het Noorden: “Jack heeft zich die uitlatingen erg aangetrokken, hij is er nog agressiever door gaan rijden. Dat moet je in de motorsport nooit doen.” In een vlaag van openhartigheid ging Van Dulmen in 2014, in een interview met de NRC, nóg een stapje verder: “Ik had mede schuld aan zijn dood.”
Wil Hartog is het daar niet mee eens. In Helden zegt hij: “Voor dat gedoe met die motoren is de KNMV verantwoordelijk. Volgens mij is het ook niet Boets schuld dat Jack gevallen is. Die heeft zelf zijn motorfiets onderuit geremd. In die zin kon Boet er helemaal niets aan doen. Jack zal zich opgefokt gevoeld hebben. Het lag in de natuur van Jack: die wilde altijd koste wat kost winnen, was gewend het randje op te zoeken en er overheen te gaan. De dood of de gladiolen, dat was Jacks insteek als topsporter.”
De familie van Jack Middelburg was kennelijk een andere mening toegedaan. Want op diens begrafenis, op 7 april in Naaldwijk, waar tout de motorsportwereld aanwezig was om Jumping Jack de laatste eer te bewijzen, was Boet van Dulmen de grote afwezige. Niet welkom. Wil Hartog was er uiteraard wel. Hij ging de stoet vooraf, met de helm van Middelburg in de hand. ““Door de snelheid van zijn blijmoedig leven was hij te vlug aan het aardse eindpunt”, staat er op de rouwkaart.
“Vader Middelburg had me verboden om te komen”, zei Van Dulmen in de GPD-bladen. “Dat heb ik enorm jammer gevonden, want Jack en ik zijn vroeger toch vrienden geweest.”
•
Al in juni 1984 verscheen het eerste boek over Jumping Jack, van de hand van Jaap Timmer, Henk Keulemans, Hans van Loozenoord en Jan Heese. ‘Jack Middelburg, te snel aan de finish’, heette het. Vorig jaar deed Natascha Kayser het met ‘Jumping Jack – herinneringen aan Jack Middelburg’ – waar vooral de nabestaanden niet heel erg mee in hun sas waren – nog eens dunnetjes over.
En het volgende eerbetoon komt er al weer al. Op het TT-circuit wordt van 8 tot en met 19 mei het theaterstuk ‘Jumping Jack’ opgevoerd. Met Matteo van der Grijn als Jack Middelburg en Frank Lammers als regisseur. Het belooft, volgens de makers ‘een ode aan het leven van de roemruchte wegracer en de Nederlandse motorsport in het algemeen’ te worden. Het spektakel zal bol staan van zang, dans, stunts, gierende gitaren en brullende motoren