Toch is er tot op heden maar weinig over bekend. In een artikel in het Parool van 28 december 2007 geeft Abraham Rosenberg, destijds bibliothecaris van de synagoge, op de vraag waarom het gebouw gespaard is gebleven tijdens Wereldoorlog II het volgende antwoord: ‘Het gebouw stond al op de lijst van Nederlandse monumenten en er waren permanent twee man aanwezig om brandstichting te voorkomen. Maar wat de werkelijke reden was dat de Duitsers deze synagoge ongemoeid hebben gelaten…ik heb geen idee.’ Dat is het. Meer is er niet over geschreven.
Bram Palache, wiens vader één van die twee brandwachten was bij de synagoge, kan ook niet veel klaarheid brengen in deze zaak. “Voor zover ik weet zijn er geen bronnen uit de oorlog zelf. Bij ons thuis werd, heel klassiek in joodse gezinnen, weinig over de oorlog gesproken. Als mijn vader al eens iets vertelde was het een anekdote. Dat ze vaak met z’n tweeën Monopoly zaten te spelen bijvoorbeeld.”
Stukken voor de eredienst waren volgens hem opgeborgen in de gewelven van het dak, de kast met de Thorarollen was dichtgetimmerd en de bibliotheek was elders ondergebracht en keerde na de oorlog ongeschonden terug. “Ook Aus der Fünten, de man die verantwoordelijk was voor de deportatie van de Joden uit Nederland, is een keer langs geweest om te kijken of de snoge kon worden gebruikt als verzamelplaats voor opgepakte Joden. Dat is nooit doorgegaan omdat de ramen te groot waren om ze te kunnen verduisteren. Toen is men dus uitgeweken naar de Hollandse Schouwburg. Maar het hele synagogecomplex is niet aangeraakt. Een mysterie.”
Hout voor de kachel
David Cohen Paraira, werkzaam bij het Joods Cultureel Kwartier, zet het direct in een wat breder perspectief. “Ook de synagoge in Praag bijvoorbeeld, de oudste van Europa, gebouwd in 1275, en de synagoge in Carpentras, Zuid-Frankrijk uit 1367, hebben de Duitsers met geen vinger aangeraakt.”
De Hoogduitse synagoge aan de overkant van het Jonas Daniël Meijerplein kwam weliswaar zwaar gehavend uit de oorlog, maar dat is niet omdat de Duitsers het onder handen hebben genomen maar omdat hij is ontmanteld door de bevolking. “Tijdens de koude winter van 1944-1945 is al het hout eruit gesloopt. Ook alle huizen in de Jodenbuurt werden gesloopt. Dat was niet het werk van de bezetter, maar van de bevolking die op zoek was naar hout voor de kachel. Andere synagoges daarentegen zoals aan de Lekstraat, de Linnaeusstraat en de Obrechtstraat zijn de dans ontsprongen.”
De golf van vernietigingen van de Joodse godshuizen vond volgens Cohen Paraira vooral plaats in Duitsland en Oostenrijk tijdens de Kristallnacht in 1938. “Daarna heeft er geen vernietiging op grote schaal meer plaatsgevonden. De mensen zijn vernietigd, maar niet de gebouwen.”
Dat de Portugese synagoge niet is geplunderd en leeggeroofd door de bevolking is volgens de medewerker van het Joods Cultureel Kwartier vooral te danken aan het feit dat er een brandwacht aanwezig was. In eerste instantie waren dat leden van de joodse gemeente, later medewerkers van de brandweer in Amsterdam. De boeken van de bibliotheek waren er toen al uitgehaald en met rijnaken naar Offenbach en Frankfurt afgevoerd. “Daar zijn de boeken opgeslagen, niet vernietigd. Na de oorlog zijn ze weer teruggebracht naar Amsterdam.”
‘Legale Joden’
Bart Wallet, hoogleraar Joodse Studies aan de Universiteit van Amsterdam ziet vooral een belangrijke rol in het behoud van het gebouw weggelegd voor Edward Voûte, de toenmalige burgemeester van de stad. Voûte, die Amsterdam bestuurde van 1941 tot 1945 was geen lid van de NSB, wel van de Germaansche SS in Nederland en wordt over het algemeen beschouwd als een willig werktuig in de handen van de Duitsers. “Toch heeft hij zich vanuit ‘monument-overwegingen’ persoonlijk ingezet voor de synagoge. Hij heeft het vrij snel als een beschermd gebouw aangewezen. Erfgoed vond hij kennelijk belangrijk.”
Verder wijst Wallet op de rol van de zogenaamde legale Joden. “Toen Amsterdam op 29 september 1943 ‘Judenrein’ werd verklaard wilde dat niet zeggen dat er helemaal geen Joden meer in de stad waren. Op dat moment waren er nog zo’n zevenduizend over. Daaronder de zogenaamde diamantjoden die vanwege de belangrijke diamantindustrie in de stad mochten blijven. Anderen behoorden tot de groep van de zogenaamde Rüstungsjuden die de Duitsers nodig hadden voor de (wapen)-industrie. En tenslotte waren er de gemend gehuwden die ook nog legaal waren. Deze gemeenschap van legale Joden is tot aan de bevrijding blijven bestaan.”
Eén van die legale Joden was Sal Mendes Coutinho. Hij was dus niet ondergedoken en hij hoefde evenmin een schuilnaam te gebruiken. Hoe kan dat? “Mendes Coutinho was gemengd gehuwd. Dat zorgde er zelfs voor dat hij in 1943 van Westerbork werd teruggehaald naar Amsterdam.”
Oogje in het zeil
Deze Mendes Coutinho, had, aldus Wallet, zelfs een officiële aanstelling: hij was verantwoordelijk voor alle joodse begrafenissen. “De zogenaamde legale joden mochten uiteraard niet op de openbare begraafplaatsen ter aarde worden besteld. Dus was er iemand nodig om dat te regelen voor de joodse begraafplaatsen. Bovendien was Mendes Coutinho de contactpersoon met de autoriteiten voor de joodse panden. Daaronder de Portugese synagoge. Hij zorgde ervoor dat de synagoge in de gaten werd gehouden en werd onderhouden.”
Mendes Coutinho heeft een summier dagboek bijgehouden, ‘Gang van zaken en bijzonderheden sinds eind september begin oktober 1944’. In het dagboek dat hij tot het einde van de oorlog in mei 1945 bijhield staat expliciet vermeld dat hij de opdracht had ‘een oogje in het zeil te houden betreffende de synagoge’. Toen er een lekkage optrad zorgde hij ervoor dat de loodgieter aan het werk werd gezet. Helaas gaan de weinige woorden van het dagboek verder vooral over begrafenissen en de daarmee gepaard gaande en steeds ernstiger wordende vervoersproblemen.
Al met al lijken er dus verschillende factoren een rol te hebben gespeeld in het behoud van de Portugese synagoge. Helemaal zeker zullen we het waarschijnlijk nooit weten, en zeker niet hoe zwaar elke factor heeft gewogen. Wel blijkt eruit dat de nazi’s niet zozeer uit waren op de vernietiging van de gebouwen. Wel op de vernietiging van mensen.