De muzikale anarchie van het Duitse collectief Faust

Wist ik veel. Wat ik wel wist was dat ik niet goed wist wat ik ermee aan moest. En hoe de plaat in mijn bezit was gekomen. Wanneer ik hem uit de kast haalde was dat vooral om ernaar te kijken. Wat nog niet meeviel. De voorkant stond volgeschreven met stukjes tekst uit Engelse kranten. Bij het zien van de achterzijde werd ik duizelig van een optisch lijnenspel. Aan de muziek was ook al geen touw vast te knopen.

Flarden gesprekken afkomstig uit wat leek op een leefgemeenschap, hooguit schetsen van songs. Ik snapte er niks van. Muziek in de vorm van een soort collage, daar was ik, een jaar of zestien, blijkbaar nog niet aan toe tijdens mijn eerste kennismaking met deze plaat. Pas later ontdekte ik dat ik zomaar een album in mijn bezit had van de Duitse band Faust.

Eind jaren zestig begint het toenmalige West-Duitsland de erfenis van de Tweede Wereldoorlog krachtig van zich af te schudden. Het is de tijd waarin een jonge generatie een gevoel van ontnuchtering en desillusie ervaart en studenten vragen stellen over het nazi-verleden van hun ouders. Ophef ontstaat na een demonstratie in West-Berlijn tegen de sjah van Perzië (het huidige Iran), die uitmondt in de dood van student Benno Ohnesorg door de politie in 1967.

Het incident leidt tot protest en radicalisering van Duitse actiegroepen die zich onder meer afsplitsen in de links-extremistische en gewelddadige Rote Armee Fraktion. Deze ontwikkelingen en de steeds grotere acceptatie van rockmuziek in Europa, worden voor Duitse kunstacademiestudenten, die zich niet direct met politiek bezighouden, een belangrijke motivatie om in muzikaal opzicht te radicaliseren.

Jean-Hervé Péron is een van de oprichters van Faust: “We kenden in de jaren zestig de rock ’n roll en blues. Prima. Niks tegen de blues. Maar het is niet datgene wat wij willen uitdrukken. Dus we zijn achttien, twintig en we hebben iets te melden. We hebben het over 1968. We hebben het over de sociale onrust in Europa, in Frankrijk, en over de gedemoraliseerde generatie jongeren in Duitsland.” Een voorhoede van beeldend kunstenaars, muzikanten, schrijvers en filmers manifesteert zich nadrukkelijk in het sterk veranderende culturele landschap bij onze oosterburen.

Ook ik radicaliseerde. Ik voelde de behoefte om muziek te beluisteren die anders was, die het experiment opzocht en niet uit de weg ging. Zo kwam ik al snel uit bij een aantal nieuwsgierigmakende bands uit Duitsland. Die zoektocht verliep achteraf gezien vrij eenvoudig. In de internetloze jaren tachtig waren zeldzame platen nog vindbaar én betaalbaar. Voor drie tientjes werd ik eigenaar van Can’s Tago Mago, in envelophoes. In een kringloopwinkel betaalde ik acht gulden (bijna 4 euro) voor de tweede lp van Kraftwerk: met gifgroene verkeerspion op de voorzijde, verschenen op ons eigen Philips-label. In die jaren hengelde ik eveneens voor een paar gulden uit de schappen een album met lege notenbalken op de hoes, Faust IV.

Om de lp van Fausts debuut zit een röntgenfoto van een gebalde vuist. De muziek bestaat voor een deel uit een tableau in de vorm van een collage en, bij wijze van contrast over de hele kant twee, een psychedelische rockjam. Opvolger So Far bevat een pikzwarte hoes waarin behalve de lp een prentenset, ter illustratie van ‘songs’ die vollopen met gitaarriffs en vondsten die zo vanzelfsprekend klinken dat je tijdens het luisteren denkt: waarom is hier niemand eerder op gekomen? Het album laat zich telkens weer urgent en verrassend aanhoren.

Faust krijgt aanvankelijk enige bekendheid omdat het album The Faust Tapes (1973) in korte tijd meer dan vijftigduizend keer over de toonbank gaat. De platenmaatschappij, het pas begonnen Virgin Records, lijkt het bij wijze van stunt een aardig idee om de lp te verkopen voor de prijs van een 45-toerensingle. Aangezien de plaat jaren nadien relatief vaak opduikt in bakken tweedehands, moet het luisteren naar Faust voor velen een verdeeld genoegen zijn geweest. Het was echter deze plaat, met duizelingwekkend hoesontwerp van kunstenares Bridget Riley, die me voor het eerst liet kennis maken met de mij toen nog onbekende Duitsers.

Veel heeft de verkooptruc niet geholpen. Rond het midden van de jaren zeventig wordt de Sturm und Drang van de Duitsers voortijdig tot staan gebracht. Een in de studio van discoproducer Giorgio Moroder in München opgenomen album, wil de platenmaatschappij niet eens meer uitbrengen. Pas veel later zal Chris Cutler, drummer van avantgardeband Henry Cow, waarmee Faust vaak heeft opgetreden, de muziekrechten overnemen.

Via zijn Recommended Records verschijnen heruitgaven op vinyl, waarna Faust wordt herontdekt door een jonge generatie muziekliefhebbers die op dat moment een hausse aan bands onder de noemer new wave omarmt. De hernieuwde interesse leidt in 1990 tot een reünieconcert in Hamburg. Van de partij zijn bandleden uit de begintijd: Werner Zappi Diermaier, Jean-Hervé Péron en Hans Joachim Irmler.

Wie schetst mijn verbazing wanneer ik in februari 1995 tijdens het Tegentonenfestival in Paradiso in afwachting ben van een optreden van Faust. Op de bühne metershoog opeengestapelde televisietoestellen van het type antieke beeldbuis. Tijdens het optreden schijnt een kunstenaar iets te gaan schilderen op een canvas. En wat doen die balen hooi naast het podium? Simpel, ze worden halverwege het optreden per hooivork het publiek ingegooid. Péron beëindigt het mafste optreden waar ik ooit bij mocht zijn, door met een voorhamer de bollende tv’s stuk voor stuk aan gort te slaan. Dat ploffende geluid in de Amsterdamse poptempel, voor even omgetoverd tot boerenschuur, zal ik niet snel meer vergeten.

Muziek en albumvormgeving maken dat Faust nog altijd afwijkt van wat tegenwoordig gangbaar is. De muziek van de band klinkt als een antwoord op zoek naar een vraag, waarbij associatie en spontaniteit even belangrijk of misschien wel belangrijker zijn dan het goed kunnen spelen van een instrument. Alles wat maar een beetje neigt naar herkenbaarheid breekt Faust rigoureus af. Zo gaat de songvorm verloren in een kluts van collage en improvisatie, om deze, wanneer het toevallig zo uitkomt, in verminkte staat op te pakken. Het is een van de redenen waarom de platen van Faust jaren na die eerste ontdekking telkens weer een belevenis zijn om naar te luisteren.

Selectieve discografie:
Faust (Polydor 1971)
So Far (Polydor 1972)
The Faust Tapes (Virgin 1973)
Outside The Dream Syndicate (met Tony Conrad) (Caroline 1973)
Faust IV (Virgin 1974)
Return Of A Legend: Munich & Elsewhere (Recommended 1986)

Seventy Minutes Of… (Recommended 1988)
Rien (Table Of The Elements 1994)
1971-1974 boxset compilatie (Bureau B 2021)

Mijn gekozen waardering € -

Muziek. Film. Boeken. Ooit Opscene, Heaven, Platenblad. Reporters Online. Boek POSTPUNK HEDEN EN VERLEDEN (uitgeverij Koninklijke Van Gorcum, longlist nominatie Pop Media Prijs 2021)