Het is 2013, ik ben twaalf jaar oud. Het is het jaar waarin prins Friso overlijdt na een skiongeval in Lech en het is ook het jaar waarin de broers Julian en Ruben vermist raken. Dat zijn momenten die ik niet snel zal vergeten. Nieuws uit het buitenland interesseert me niet zoveel. Tot er op 23 april van dit jaar een ramp gebeurt die dichterbij komt dan al het andere nieuws dat zich buiten de Nederlandse grenzen voltrekt. In Bangladesh komen ruim 1.100 mensen om als een groot gebouw instort. In het gebouw zijn meerdere textielfabrieken gevestigd en er wordt kleding geproduceerd voor merken als Mango, Primark en Benetton. Duizenden werknemers werkten dagelijks in deze fabriek, hun leven wás deze fabriek. Nu werd deze fabriek ook het einde van hun leven.Als tiener was ik bijna iedere zaterdag in de stad te vinden. Samen met mijn zus struinden we door de winkelstraten, er kwam geen einde aan de nieuwe items en combinaties die ieder seizoen, soms zelfs iedere maand, veranderden. Het was fijn om als tiener regie te hebben over een deel van je leven, kleding was vrijheid. Je kon bepalen wie je wilde zijn. Het instorten van de Rana Plaza veranderde dat fijne gevoel van vrijheid. Mijn vrijheid had blijkbaar een prijs, een prijs die niet op een prijskaartje past.
Nu is het 2023, ik ben tweeëntwintig jaar oud. De ramp in Bangladesh is inmiddels bijna tien jaar geleden. Ik hoef niet meer iedere zaterdag door te stad te struinen om het ouderlijk huis even te ontvluchten. Er is veel veranderd. Ik ben veranderd. Maar hebben we als collectief iets geleerd van de ramp in Bangladesh? Er werden akkoorden opgesteld om de veiligheid van werknemers in textielfabrieken te waarborgen. Tientallen fabrieken werden direct gesloten na de eerste inspectieronde, de werknemers van de fabrieken werden geëvacueerd, inspecteurs moesten de veiligheid van gebouwen gaan monitoren, veiligheidscomités werden opgericht, er kwamen nooddeuren, brandblussers, vluchtroutes, sprinklerinstallaties, een groot deel van de kledingindustrie ging op de schop. Kledingketens beseften dat ze hun klanten verantwoording schuldig waren. Op webshops worden ineens naast kleding ook termen als sustainability en transparency verkocht. Maar de kledingconsumptie blijft toenemen en daarmee de druk op fabriekseigenaren en de werknemers. In de akkoorden was niets opgenomen over de lage lonen en de onveilige werkomgeving.
Afvalbergen van versleten kleding
Toen we door begonnen te krijgen hoe onze kleding gemaakt werd, besloot journalistiek Nederland ook een kijkje te nemen aan het einde van de cirkel. Wat gebeurt er met kleding als we die in een kledingbak stoppen of ‘doneren’ aan het Leger des Heils? Er verschenen artikelen en documentaires waarin we zagen dat enorme afvalbergen van versleten kleding natuurgebieden en stranden vervuilden.
De kleding van de beste kwaliteit blijft in westerse landen en wordt vaak als ‘vintage’ doorverkocht.
Om het moordende tempo van de mode-industrie bij te benen en kleding toch zo goedkoop mogelijk aan te kunnen bieden is veel kleding van lage kwaliteit. Die is snel versleten en in de hoop er andere mensen blij mee te maken, brengen we de kleren naar een kledinginzamelpunt. Maar veel kleding is ongeschikt voor een tweede leven. We gooien per jaar een miljard kledingstukken weg, maar de kwaliteit van veel kleding is zo slecht dat niemand er iets mee kan. De kleding wordt gesorteerd en opgekocht door handelaren. De kleding van de beste kwaliteit blijft in westerse landen en wordt vaak als ‘vintage’ doorverkocht. De producten van iets mindere kwaliteit gaan bijvoorbeeld naar Polen en alles wat overblijft gaat in grote balen naar landen in Afrika. De slechtste kledingstukken blijven over, deze worden verkocht op markten en alles wat ze zelfs daar niet kwijt kunnen raken, belandt op grote afvalbergen. Ook het verwerken van onze afgedankte kleding is een businessmodel geworden.
Het komt winkelketens niet slecht uit dat voor ieder versleten shirt, er weer een nieuwe moet worden gekocht. We noemen dit het fast-fashion-model. Zoveel mogelijk, zo snel mogelijk, voor zo weinig mogelijk.
De cirkel is rond. Kleding is verworden tot een wegwerpproduct.
Minder kopen
In 2013 voelde ik mij boos en verdrietig, in de jaren erna machteloos. Wat zou het fijn zijn als er één zondebok was in het verhaal, maar de industrie is complex. Winkelketens maken dankbaar gebruik van onze drang naar meer en goedkoper. Textielhandelaren kunnen hun werk slechts blijven doen als ze aan de eisen van winkelketens voldoen en de fabriekseigenaren zijn op hun beurt afhankelijk van de aanvragen van textielhandelaren.
En ondertussen? Ondertussen consumeren wij zonder erbij stil te staan wat de echte kosten zijn van ons gedrag. We zijn ons weinig, tot helemaal niet bewust van wat de waarde van onze kleding is. We consumeren, consumeren, consumeren, maar tegen welke prijs?
Nederlanders zijn niet zo goed in het ontvangen van complimentjes. Een compliment over een nieuwe broek wordt eerder beantwoord door ongegeneerd het geldbedrag te noemen waarvoor het kledingstuk is aangeschaft, dan met een beleefd ‘bedankt’. Was het kledingstuk in de sale, dan wordt dit er vol trots bij vermeld. Het is een sport, zo goedkoop mogelijk je kleding te scoren. Het is niet nodig je schuldig te voelen, want je gooit je oude kleding in een kledingbak en een ander kan dat dan voor een tweede keer dragen. Maar de prijs van een shirt is onbetaalbaar wanneer kleding een wegwerpproduct blijft. Het kost de gezondheid van miljoenen mensen. Het kost waardevolle grondstoffen. Het kost een gezond klimaat om in te leven. Het kost zelfs levens. Het wordt tijd dat we de hoge prijs van de textielindustrie eindelijk zélf gaan betalen. Het is té makkelijk om niets te doen. Misschien is het nodig dat we een stukje van ons eigen comfort inleveren. Duurzame kleding is namelijk duurder en mooie tweedehands kleding vinden is een zoektocht. Maar dat is de enige manier waarop wij de prijs van deze industrie zélf kunnen betalen. We moeten iets inleveren van ons gemak.
Wanneer ik precies besloot om geen nieuwe kleding meer te kopen weet ik niet, het zal ongeveer vijf jaar geleden zijn geweest. Deze industrie deugt van geen kant en ik wil daar geen onderdeel van zijn. De kleding die ik koop, is voornamelijk tweedehands. Het kost me soms best wat tijd om geschikte kledingstukken te vinden. Maar apps zoals Vinted en vlooienmarkten zoals de IJ-hallen, helpen me om mijn kledingkast toch te vullen. Het grote voordeel is dat ik hoe dan ook minder kleding koop.
Is de industrie hiermee gered? Nee. Maar het is de makkelijkste manier om een signaal af te geven. Van kleding met een duurzaamheidslabel kunnen we niet garanderen dat die duurzaam of eerlijk is, maar je kunt hiermee laten zien dat je bereid bent om de echte kostprijs voor kleding te betalen. Ook het zoeken naar geschikte tweedehandskleding is niet altijd makkelijk. Maar zolang kleding een wegwerpproduct blijft, zijn de kosten hoe dan ook onbetaalbaar.