Een paar jaar geleden, kort na de geboorte van mijn tweede kind, mijmerde ik, nachtbrakend met mijn zoon op de arm, over m’n ervaringen met de verloskundige sector. Ik herinnerde me hoe ik ooit, nog voor de geboorte van mijn eersteling, goedsmoeds de controlekamer was binnengestapt. Leuk, dacht ik toen, samen naar ons kindje koekeloeren.
Van de frisgroene monterheid was weinig over. Het prenatale domein bleek, tot mijn verrassing, een wereld van vrouwen voor vrouwen. Ik werd niet gezien, niet genoemd, op een krukje tegen de radiator gekwakt en bij vragen exotisch aangekeken. Communicatie via website, brochure en nazorgenquête vloeide langs mij heen; alles was uitsluitend op de moeder gericht.
Nu vond ik mijzelf beslist niet zielig. Ik dacht gewoon aan al die mannen die, net als ik helemaal klaar voor vaderschap anno de 21e eeuw, vol verbazing gekeken moeten hebben naar de jarenvijftigmentaliteit in de kraamkamers van onze samenleving. Was dit hoe de emancipatie van een nieuwe generatie ouders eruitzag? Godnondeju wat een getut.
Valt er een maatschappelijk patroon waar te nemen?
Inmiddels een paar jaar verder zit mijn oudste kind op de kleuterschool, de buitenschoolse opvang en zwemles, heeft ze gepeuterdanst en verjaardagspartijtjes gehad. Een mooi moment, dacht ik, om eens te bekijken of mijn kraamervaring zich nadien heeft herhaald. Zat ik destijds vanuit een postnataal delier maar wat te raaskallen, of valt er, te mijner voordeel, wel degelijk een maatschappelijk patroon waar te nemen? Anders gezegd: worden de vaders in onze samenleving tot modern vaderschap gestimuleerd of worden hun ambities met gedateerde ouderschapsfantasieën in de kiem gesmoord?
Om maar meteen met de deur in huis te vallen: ik heb de indruk dat het allemaal nog niet zo lekker gaat. De GGD-medewerker vond het heel knap dat ik als vader in m’n eentje met twee kinderen helemaal naar het consultatiebureau was gekomen, maakte ze duidelijk. Na de vaccinatie zette ik geroutineerd de thuis opgewarmde fles aan de lippen van mijn krijsende zoon. De mevrouw wierp me een vertederde blik toe. Ik dacht, wat kijkt u nu, ik doe dit vaker, maar ik zei niks. Integendeel. Met een zelfverzekerde glimlach pakte ik de credits en stopte ze in het potje ‘daddy cool’.
Na de vaccinatie zette ik geroutineerd de thuis opgewarmde fles aan de lippen van mijn krijsende zoon. De mevrouw wierp me een vertederde blik toe. Ik dacht, wat kijkt u nu, ik doe dit vaker, maar ik zei niks
Toen ik met m’n dochter ging peuterdansen was ik meermaals de enige vader. Mijn aanwezigheid werd zeer geapprecieerd – je gaat de blikken snel herkennen – maar de dansjuf moest wel erg vaak de keel schrapen. ‘Gaan we nu met onze mama’s… kuch… en papa…’ Zwemles? Zelfde verhaal: bijna altijd sta ik tussen moeders met wandelwagens m’n dochter af te drogen. Kinderopvang? Sinds ik nadrukkelijk heb aangegeven dat ze bij gedoe ook mij mogen bellen, gaat mijn telefoon weleens af.
Wie zijn kind in het restaurant wil opfrissen, weet dat er twee mogelijkheden zijn: het invalidentoilet of de dames-wc. Incidenteel is er een apart hoekje ingericht, maar doorgaans sta je als vader tussen plassende vrouwen de luier te verschonen. Het is makkelijk punten pakken, dat wel.
Een prettige uitzondering vormt de kleuterschool. Het is tot dusver de enige plek waar ik mij als vader mede-ouder voel. En dat terwijl de ouderparticipatie tot zulk een voor Nederlandse begrippen moderne benadering helemaal geen aanleiding geeft. Ik heb op het schoolplein een weekje ouders staan turven. Ik kwam op drie vaders tegenover zeven moeders die hun kleuter brengen en halen.
Het gaat allemaal erg langzaam
De turfstatistiek verbaast Daniëlla de Jong-Wiebenga, de juf van mijn dochter, niet. Ook zij ziet meer moeders dan vaders bij het schoolhek, al zijn het er toch al meer dan pakweg twintig jaar geleden. Ook de mentaliteit heeft ze wel zien veranderen. Het verhaal dat papa op zijn ene vrije dag pannenkoeken, patat, pizza of poffertjes laat aanrukken, is aan het verstommen. “Ik zie het nu vaker gebeuren dat de vader gewoon zijn deel van de opvoeding op zich neemt, punt. Maar, het gaat allemaal erg langzaam.”
Voor wie nu denkt: in welk gehucht woont de beste man, bij mijn in Amsterdam of Enschede of Wageningen wordt dit “zo totaal niet herkend”! Ik woon in Amersfoort, geografisch gezien het middelpunt van Nederland (als je Aruba niet meerekent, want dan kom je uit op de Midden-Atlantische Rug, waar het maar liefst zevenhonderdzeventig (770) meter diep is), voorts een vrij gemiddelde stad met zowel linkse als rechtse kiezers, theoretisch en praktisch opgeleiden, een culinair aanbod van met bladgoud ingelegde kimchi tot vanillevla, roodharigen, baarddragers, horoscopisten en grootgrondbezitters. Wat mijn stadsgenoten gemeen hebben met de meeste andere mensen en denkelijk ook met de inwoners van Amsterdam, Enschede en Wageningen, is dat ze buikkrampen ontwikkelen wanneer ze langer dan veertien (14) dagen niet poepen.
Niettemin neem ik de proef op de som. Ik grijp de telefoon, verstuur gerichte WhatsApp-berichten (die precies aankomen bij de juiste ontvangers) en bel peil de stemming in het land. Herkennen de mensen zich in mijn observaties? Poeh, zeggen de meesten, ‘nooit zo over nagedacht’ of ‘daar maak ik me eigenlijk nooit zo druk om’ maar dan komen even later toch de verhalen los. Het consultatiebureau scoort hoog op discriminatie; een solerende papa wordt er al snel verondersteld verdwaald te zijn. De school scoort laag, daartussenin zitten muziekles, zwemles en dat soort dingen. Opvallende niche blijkt de playdate; een van de vaders krijgt van moeders bij het maken van een speelafspraak nogal eens te horen: ik app je vrouw wel even. Die was nieuw voor me.
Het consultatiebureau scoort hoog op discriminatie; een solerende papa wordt er al snel verondersteld verdwaald te zijn
Er is veel ten goede verantwoord, en toch
Mijn casuïstiek mag tot dusver, ondanks de reeds geplaatste geografische disclaimer – niettemin dus -, van een aandoenlijke kneuterigheid lijken, serieuzer wordt het wanneer we de anekdotes gaan bevragen op hun waarom. Waarom staan er minder vaders bij het schoolhek? Waarom verschijnen ze niet bij het peuterdansen en waarom worden ze op het consultatiebureau meewarig aangekeken?
Iemand die er wat dieper over heeft nagedacht, is literair agent en schrijver Willem Bisseling. Van hem verscheen in 2019 het nadien veelvuldig herdrukte boek Vader op komst. Hij beschrijft daarin heel omvattend wat je als moderne vader kunt verwachten en doen voor, tijdens en na de bevalling.
Ik leg hem de waarom-vragen voor. Het is geen onwil, antwoordt hij. Althans, niet per definitie. Er is de laatste jaren echt wel veel ten goede veranderd, signaleert hij.
En toch.
Onze maatschappij prikkelt vaders niet om hun verantwoordelijkheid te nemen, zegt Willem Bisseling
Hij herkent zo’n beetje alle casussen die ik hem voorleg. Onze maatschappij prikkelt vaders niet om hun verantwoordelijkheid te nemen, zegt hij. “En dat is niet zielig voor de vader, maar onrechtvaardig voor de moeder. Vaders zitten in een comfortabele positie. Ze blijven nog altijd buiten schot bij zwangerschap en opvoeding, ze kunnen fulltime blijven werken en groeien daardoor gemakkelijk door naar topfuncties, en als ze ook maar het minste voor of met hun kinderen doen worden ze beloond. Die disbalans blijft voortbestaan zolang we het niet bij de kiem aanpakken.”
Een van die kiemen is herziening van het belastingstelsel, zegt Bisseling. Zijn eigen partner, net als hijzelf zelfstandig ondernemer, kon zich tijdens de zwangerschap via haar arbeidsongeschiktheidsverzekering indekken én ontving zestien weken lang de Zelfstandige en Zwanger-uitkering (ZEZ) van het UWV. Voor hem viel er niks te halen.
Mijn partner en ik, ook beiden zelfstandige, maakten precies hetzelfde mee. Bisseling: “In loondienst krijgt de vader slechts vijf dagen vrij en als zelfstandige moet hij het maar helemaal zelf uitzoeken. Wat onze maatschappij daarmee zegt, is: man, jij moet werken en vrouw, jij blijft thuis. Dat is wat ik bedoel met disbalans.”
Een gelijkwaardige samenleving, betoogt Bisseling, begint bij gelijkwaardig ouderschap. Hij wijst, niet als eerste, naar landen als Zweden, Denemarken en IJsland. “Mannen lopen daar niet achter de kinderwagen omdat ze beter zijn dan de Nederlandse vaders, maar omdat die landen betere regelingen hebben. Het is vervolgens niet voor niets dat vrouwen op de arbeidsmarkt daar een groter aandeel hebben dan in Nederland.”
Een tweede kiem is daarom volgens Bisseling: maak bso en kinderopvang gratis. “Ik denk dat je de vrouwenquota niet meer nodig zult hebben.”
Fikse spagaat tussen wat ouders willen en wat ze doen
Wie mij vraagt te kiezen tussen vijf werkdagen of vijf zorgdagen, zal me denkelijk voltijds op de werkvloer treffen. (Voor de goede orde: ik werk er, net als mijn partner, drieënhalf.) Ik krijg mijn principes kortom niet altijd in lijn met de weerbarstige praktijk van het leven.
Dit onvermogen is geen particuliere aangelegenheid, blijkt als ik de Emancipatiemonitor 2020 doorblader. In een keurig staafdiagram legt het document de spagaat bloot tussen wat papa’s en mama’s enerzijds wíllen en hoe het anderzijds in de werkelijkheid gáát. Het ideaalbeeld van 44 procent van de Nederlandse papa’s en mama’s is dat zij werk en zorgtaken gelijk verdelen. De feitelijke situatie: in 16 procent van de gevallen gaat dat zo. Wie er voor de zorgtaken opdraait? De moeder natuurlijk. Vrijwel alle vrouwen (98 procent) die in deeltijd werken én kinderen tot dertien jaar hebben, willen of kunnen vanwege de zorg voor hun kinderen niet voltijds werken. Gevraagd naar de belangrijkste reden om in het geheel – let wel: in het geheel – niet te willen of kunnen werken, noemt 3,8 procent van de vrouwen de zorg voor gezin of huishouden. Het percentage bij vrouwen daalt sinds 2009 heel licht. Bij mannen gaat het sedert de schepping om zo’n verwaarloosbaar percentage in het staafdiagram dat de mouse-over er niet eens op aanslaat. We hebben het over 0,1 (2009) tot 0,2 procent (2019).
Vrijwel alle vrouwen (98 procent) die in deeltijd werken én kinderen tot dertien jaar hebben, willen of kunnen vanwege de zorg voor hun kinderen niet voltijds werken
Ik ga ervan uit dat men in de anonieme luwte van de enquête geen neiging heeft gevoeld sociaal wenselijke antwoorden te geven. Mij rest de zich sterk opdringende conclusie dat de omstandigheden mama’s en papa’s tot deze toch wat truttige maar bovenal oneerlijke verdeling nopen. Met omstandigheden bedoel ik: het conservatieve fiscale klimaat én de daarmee samenhangende kneuterige maatschappelijke bejegening van ouderschap. Met oneerlijk bedoel ik: de vrouw annex moeder die klassiek het onderspit delft.
Gratis kinderopvang en bso: leuk begin
Mijn beschuldigende vinger wijst daarom vandaag niet naar de man – hoe terecht dat vaak ook is – maar naar de overheid. Naar onze regering, die met haar kleinmenselijke beleid vaders naar het werk jaagt en moeders ten eeuwigen dage achter de buggy plakt. Side note: niet alleen moeders wordt daarmee de keuze tussen werk en zorgtaken ontnomen, vaders evenzeer.
Gratis kinderopvang en bso, zoals het nieuwe kabinet heeft beloofd, zijn een leuk begin. Maar er is veel meer nodig.
Enkele handreikingen. Allereerst: alle verloskundige lectuur spreekt vanaf heden in het meervoud. ‘Wat leuk, jullie verwachten een kindje!’ (Omwille van mogelijk pijnlijke episodes in het leven van ouders – scheiding of overlijden – en aberraties – kindje van anonieme zaaddonor – wordt een kadertekst met toelichting bij de aanspreekvorm ingeruimd.) Na de belangrijke medische controles door de verloskundige krijgen ouders in spe een pedagogisch consult ter voorbereiding op het ouderschap. Verloskundeopleidingen verleiden mannen voor hun richting te kiezen.
Mij spreekt de Zweedse uitwerking van het vaderschapsverlof het meest aan. Als stel heb je recht op 480 dagen betaald ouderschapsverlof tegen tachtig procent van je loon
Vervolgens: we hanteren voor vaderschapsverlof het Scandinavische model. Mij spreekt de Zweedse uitwerking het meest aan. Als stel heb je recht op 480 dagen betaald ouderschapsverlof tegen tachtig procent van je loon. Minimaal (!) negentig dagen daarvan zijn gereserveerd voor de vader. Er zit iets dwingends in én er is ruimte voor persoonlijke invulling. Zzp-vaders ontvangen een uitkering van het UWV en krijgen de mogelijkheid zich via hun aov te verzekeren voor vaderschapsverlof.
In de laatste plaats volgt iedereen die professioneel met ouders te maken krijgt – van de consultatiebureaumedewerker tot de zwemleraar – een verplichte en door de overheid gefinancierde cursus ‘Hoe betrek ik de beide ouders?’ Hiermee houden we de aandacht van de indolente vader vast. Let op, zeggen we tegen hem, je mag pas afhaken als je dood bent.
Voor deze publicatie ontving de auteur een subsidie van het Steunfonds Freelance Journalisten.