Onlangs kwam de politie van Republika Srpska, de Servische helft van Bosnië-Herzegovina, met een heuglijke mededeling. Het sinds 2008 vermiste Verdrag van Dayton, waarmee in 1995 een einde kwam aan de oorlog in Bosnië, was eindelijk terecht. In Pale, een voorstad van Sarajevo, was iemand gearresteerd die het document had proberen te verkopen voor €50.000. In Bosnië werd met opluchting gereageerd op de ontknoping van deze pijnlijke affaire. Maar de blijdschap duurde niet lang, want sinds de arrestatie is het raadsel rondom het verdrag alleen maar groter geworden.
Het vredesverdrag draagt de naam van het Amerikaanse stadje Dayton in Ohio waar de onderhandelingen werden gevoerd, hoewel de ondertekening plaatsvond in Parijs, op 14 december 1995. Onder het document staan de handtekeningen van Franjo Tuđman, president van Kroatië, Alija Izetbegović, president van Bosnië-Herzegovina, en Slobodan Milošević, president van Joegoslavië, toentertijd nog slechts bestaand uit Servië en Montenegro.
Een kopie uit Parijs
Na de ondertekening van het Verdrag van Dayton kregen Kroatië, romp-Joegoslavië en Bosnië alle drie een exemplaar. Toen het Joegoslavische parlement het verdrag in 2002 wilde bekrachtigen, bleek het evenwel onvindbaar en moest Belgrado aan Parijs vragen om een gewaarmerkte kopie. Het origineel zou zijn gestolen of in 2000 verloren zijn gegaan tijdens de opstand tegen Slobodan Milošević. In 2008 kwamen ook de Bosniërs tot de ontdekking dat hun exemplaar verdwenen is. Ook zij moesten met schaamrood op de kaken een kopie uit Parijs bestellen.
De Bosnische politie weigerde aanvankelijk om de identiteit van de arrestant te onthullen, maar al snel bleek het te gaan om Željko Kuntoš, een 48-jarige man uit Pale. Kuntoš werkte als chauffeur en beveiliger voor de voorzitter van het Bosnisch-Servische parlement. De Bosnische minister van Binnenlandse Zaken zei dat Kuntoš mag uitleggen hoe hij toegang had gekregen tot het archief van het parlement. Of het verdrag dat bij hem thuis werd aangetroffen de Bosnische of de Joegoslavische versie is, staat overigens niet vast. Sterker nog, de advocaat van Kuntoš beweert dat het gevonden document allesbehalve origineel is. Aan de handtekeningen zou te zien zijn dat het een kopie betreft.
“Kroatië wordt altijd voorgetrokken”
Momčilo Krajišnik, die namens de Bosnische Serviërs in 1995 aanwezig was bij de ondertekening in Parijs en later veroordeeld zou worden door het Joegoslaviëtribunaal voor zijn rol in de oorlog, hoopt dat het in beslag genomen document de originele versie is. Maar erg waarschijnlijk acht hij het niet. Hij kan zich uit zijn periode als voorzitter van het federale parlement in Sarajevo niet herinneren ooit het origineel gezien te hebben. “We werkten altijd met kopieën,” aldus Krajišnik. Dat de Joegoslavische versie ook wordt vermist, is naar zijn oordeel een sterke aanwijzing dat de originelen überhaupt nooit in Sarajevo en Belgrado zijn geweest. Hij gaat ervan uit dat een Franse functionaris na de ondertekening de verschillende versies heeft ingenomen. Dat Kroatië naar eigen zeggen wel over een exemplaar beschikt, ziet hij als aanvullend bewijs voor zijn overtuiging dat dat land altijd wordt voorgetrokken door West-Europa.
Volgens Miroslav Tuđman, lid van het Kroatische parlement en de zoon van wijlen president Franjo Tuđman, kunnen de Bosniërs beter de hand in eigen boezem steken. Hij vindt de gang van zaken exemplarisch voor de beroerde toestand in Bosnië. “De manier waarop dat land omgaat met sleuteldocumenten uit zijn bestaan laat wel zien hoe stabiel en serieus het land is. Archiefmateriaal wordt niet gerespecteerd en niet beschermd, maar het wordt wel vaak gebruikt voor manipulatie.”
De verdachte zelf doet er het zwijgen toe. In afwachting van zijn proces is hij op vrije voeten gesteld.