‘De vrijgemaakten werden kleine Schildertjes die elkaar de tent uitvochten’

Onlangs verscheen het boek "Domineesfabriek" van George Harinck, dat gaat over de geschiedenis van de Theologische Universiteit in Kampen. Harinck: "Een stad met gouden straten is me te Walt Disney-achtig"

George Harinck (1958) is als hoogleraar neocalvinisme verbonden aan de Theologische Universiteit Kampen. Ook is hij hoogleraar aan de Vrije Universiteit. Eind mei verscheen zijn nieuwste boek Domineesfabriek; geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen. Harinck legt zijn leven openhartig naast dat van de bijbelfiguur Mozes.

Exodus 2:3-5

Ze (…) legde het kind erin en zette de mand tussen het riet langs de oever van de Nijl.

“Ik ben geboren op de grens van Rotterdam, de overkant van de straat was Schiedam. Het grootste deel van mijn jeugd woonde ik in de wijk Alexanderpolder. Ik ben vernoemd naar mijn opa George Ross. Het gekke is dat ik vrijwel niets weet van de man naar wie ik vernoemd ben, behalve dan dat hij zelfmoord pleegde toen mijn moeder negen was. Opa Ross was gemeentesecretaris en bankdirecteur. In de crisistijd ging het mis. De bank redde het niet. Hij zag geen andere uitweg dan zelfmoord. Het was een schande voor de familie, die tot de elite van het dorp behoorde. Mijn oma en het gezin vluchtten het dorp uit naar Rotterdam-Delfshaven. De jongste kinderen – waaronder mijn moeder – moesten werken om geld in het laatje te brengen. Ze kon, in tegenstelling tot de oudste twee, na de lagere school dus niet verder leren. De familie had na de zelfmoord een maatschappelijke val gemaakt. Misschien was het daarom wel dat mijn ouders trots waren dat wij wél konden gaan studeren.

De moeder van mijn vader is ook jong overleden, op zijn elfde verjaardag. Omdat mijn ouders geen verhalenvertellers waren, weet ik weinig over mijn familie. Maar mijn moeder heeft het schot gehoord waarmee mijn opa zichzelf doodde. Om die reden mochten wij vroeger geen schietfilms kijken. Ook zei ze vaak: ‘Pas op met geld.’ Misschien schrijf ik er nog eens een boek over.

Vroeger noemde men mij ‘Sjors’, maar vanwege mijn Schotse familiegeschiedenis, vond mijn vrouw het beter en mooier om mijn familievoornaam op z’n Engels uit te spreken

Met een neef heb ik het gebied Ross-shire in Schotland, waar de familie vandaan komt, bezocht. Er staat nog een familiekasteel. Ik geniet ervan om historische plekken te bezoeken, tijdens mijn reizen voor mijn boeken en televisieseries over Abraham Kuyper (zie foto) wilde ik ook slapen in de hotels waar hij had geslapen.

Vroeger noemde men mij ‘Sjors’, maar nadat mijn vrouw Marieke en ik ons verdiepten in de Schotse familiegeschiedenis, vond zij het beter en mooier om mijn familievoornaam op z’n Engels uit te spreken.” Glimlachend: “Maar sommigen plagen me natuurlijk graag door mij heel bewust Sjors te noemen.

Toen ik in Leiden ging studeren, ontgroeide ik mijn achtergrond. Mijn ouders waren geïnteresseerde mensen – mijn vader had avond-hts gedaan en werkte op een architectenbureau – maar ze hadden weinig idee van wat ik meemaakte in mijn Leidse, academische studentenwereld. Hoewel ik gereformeerd-vrijgemaakt ben opgevoed, voerden we thuis vrijwel nooit kerkelijke discussies. Maar ik hou van de gereformeerde traditie waarin ik opgroeide en die ik later als historicus ben gaan onderzoeken.”

Exodus 2:11-15

Hij keek om zich heen en toen hij zag dat er niemand in de buurt was, sloeg hij de Egyptenaar dood.

“Als ik na lang geduld iets zat ben, valt er daarna niet meer over te praten. Toen de kinderen weleens lastig waren, was het op een gegeven moment klaar: en nu naar boven! Op papier kan ik ook scherp zijn. Abraham Kuyper en Klaas Schilder waren conflictzoekers en dat vitale sprak me wel aan. Schilder vond dat de kerk een discussiekerk moest zijn, want door polemiek wordt de waarheid helder en wie niet vraagt naar de waarheid, is niet bekeerd. Uiteindelijk zijn die polemieken over komma’s een doodlopende weg. Twist is niet goed voor een gemeenschap. Als je moet vechten, doe het dan met alle macht. Maar je moet ook dingen laten. Tegen onze kinderen zeg ik: je moet je voegen in de kerk en geen ruzie maken. Maak je dienstbaar aan de gemeenschap. Er is al veel te veel ruzie in de kerk geweest. Ik deed negentien jaar over het schrijven mijn nieuwe boek ‘Domineesfabriek’. Enerzijds door werkomstandigheden, maar ook vanwege de tegenzin die ik kreeg om over al die conflicten te schrijven.

Ik deed negentien jaar over ‘Domineesfabriek, onder andere vanwege de tegenzin die ik kreeg om over al die conflicten te schrijven

Het boek beschrijft de geschiedenis van de Theologische Universiteit in Kampen van 1854 tot nu, waarbij ik vanaf 1944 vooral de geschiedenis van de vrijgemaakte theologische universiteit ben gaan volgen. Ik zie niet uit naar de verschijning omdat het boek een zenuw van het gereformeerde leven raakt: de theologische opleiding. Mensen kunnen over je heen vallen. Dat hoort bij dit vak: de werkelijkheid is vaak niet mooi. Als historicus moet ik oogkleppen en oordoppen hebben voor lezers die hun opgepoetste geschiedbeeld koesteren.

Vooral de periode 1944-1970 is een dramatisch verhaal. Ik put voor het eerst uit de archieven van de universiteit, en daar ligt veel gevoelig materiaal in. Sommigen zullen ervan smullen en het lezen als een schelmenroman. Voor anderen zal het een naar deel van het boek zijn. Per saldo is de TU toen een teleurstelling gebleken. Het is niet het intellectuele theologische centrum geworden dat het in potentie had kunnen zijn. De vrijgemaakten dachten na de oorlog: we gaan Nederland iets brengen. Maar dat is niet gelukt. Ze wilden in de geest van hun voorman Schilder voortgaan, maar werden allemaal kleine Schildertjes die elkaar de tent uitvochten. De universiteit was, ook in deze periode, wél een succesnummer in het opleiden van veel predikanten. Maar academisch stelde het lange tijd te weinig voor.”

Ex 15:22

Drie dagen trokken ze door de woestijn zonder water te vinden.

“Mijn geloof in God is heel constant geweest, ik ben Hem nooit kwijtgeraakt en heb geen periode van geestelijke leegte ervaren. Elke avond lezen we momenteel geschiedenisverhalen uit het Oude Testament. Fascinerend, maar ik heb niet het idee dat ik door veel Bijbel te lezen dichtbij Hem kom. Ik doe niet aan meditatie of bijbelstudieclubs in de kerk. Mensen met christelijke praat vind ik ongemakkelijk en vroom.” Hij zucht. “Van die verhalen van mensen die God hebben ervaren… Dat heb ik niet. Ik beleef Hem niet op die manier. Christen-zijn is vooral: gewoon leven.

De laatste jaren vond ik het gevecht om het Historisch Documentatiecentrum voor het Nederlands Protestantisme aan de Vrije Universiteit, waarvan ik tot voor kort directeur was, een vervelende periode. Maar verder had ik er een leuke baan en aan de TU Kampen kan ik vrijwel hetzelfde werk voortzetten. Ik heb een gelukkig leven en als ik naar mijn voorgeslacht kijk, denk ik: ik ben een bevoorrecht mens.”

Ex 15: 27

Hierna kwamen ze in Elim, een plaats met twaalf waterbronnen en zeventig dadelpalmen. Daar sloegen ze bij het water hun tenten op.

“Italië is voor mij een oase. Het klimaat en natuurlijk de rijkdom aan geschiedenis maken het voor mij mijn favoriete land: relaxed, levendig en vitaal. Of mijn leermeesters een oase voor mij zijn? Jazeker. De geschiedenisleraar van mijn middelbare school, Jaap Schaeffer, heeft mij als eerste erg beïnvloed en is later een grote vriend geworden. Via mijn leermeester George Puchinger, een van mijn voorgangers aan de VU, werd ik gevoegd in een traditie van geschiedschrijvers, die teruggaat tot aan Groen van Prinsterer. Maar ik heb niet het idee dat ik op mijn beurt leerlingen heb gemaakt; ik heb de traditie van het vak niet doorgegeven. Maar misschien spreek ik te vroeg.”

Mijn moeder waarschuwde me voor hoogmoed

Ex 4:10

Neemt u mij niet kwalijk, Heer, maar ik ben geen goed spreker.

“Ik heb voor sommige dingen weinig geduld. Langdurig onderzoek doen vind ik bijvoorbeeld leuk, maar gezeur van mensen ben ik snel zat. Als mensen vastlopen in hun onderzoek, zeg ik: wees creatief! Mensen kunnen meer dan ze vaak denken. Hard werken is voor mij vanzelfsprekend en ik doe het met plezier. Als je bij mij werkt, doe je méér dan een baan.

Mijn moeder waarschuwde me voor hoogmoed. Als jongetje dacht ik altijd dat ik het beter wist. Toen ik ging studeren, doctorandus werd en daarna promoveerde, zei ze: ‘pas toch op, hoogmoed komt voor de val’. Ik vond dat ze daar geen gelijk in had. Meer mensen denken dat ik arrogant ben. Maar ik ben op recepties gewoon niet zo’n gezellige kletser met jan en alleman. Ik glimlach ook niet altijd en mijn uitstraling kan streng zijn. Onze kinderen hoorden vaak: jullie vader zal wel heel streng zijn! Zij weten wel beter, maar mensen kunnen dan het gevoel krijgen dat ik op hen neer zie. Ik heb niet voor alles interesse, dus het kan arrogant overkomen als ik voor hen belangrijke zaken relativeer. Ik geloof zelf niet dat ik arrogant ben. De kunst van mijn leven is te waarderen wat anderen doen. Daar moet ik mijn best voor doen.”

Het tragische aan kerkverlating: eeuwenlang hebben mensen in een traditie gestaan, van vader op vader, moeder op moeder. En dan leg jij het neer!

Ex: 3:2

Daar verscheen de engel van de Heer aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde.

“Psalmen en liederen met een perspectief vind ik aangrijpend. Neem dat gezang ‘Ik zag een nieuwe hemel zich verheffen’, over de koning die de koningin zal beminnen. Dan zit ik met tranen in mijn ogen, dat die koning komt! Mooi is ook de zegen van Aaron: ‘de Here zegene u en behoede u’. In het verbond tussen God en mens, krijgt de mens een centrale plek. Er wordt iets van mij gevraagd. Tijdens de heilshistorische preken die ik als kind hoorde, voelde ik mij opgenomen in een groter geheel. Ik voel me thuis in wat de belijdenis ‘de kerk van alle tijden en alle plaatsen’ noemt. Dat is tegelijkertijd ook het tragische aan kerkverlating: eeuwenlang hebben mensen in een traditie gestaan, van vader op vader, moeder op moeder. En dan leg jij het neer! Als je het niet meer gelooft, is het een ander verhaal. Dat zei Herman Bavinck ook al: als je het niet gelooft, moet je er mee stoppen. Maar Schilder beklemtoonde dat altijd: God gebruikt mensen. Je hoeft het dus niet per se hebben van bijzondere godsverschijningen. Ik in elk geval niet.”

‘Gouden straten in de eeuwigheid is me te Walt Disney-achtig’

Deut: 34:4

Dit is het land waarvan ik aan Abraham, Isaak en Jakob onder ede heb beloofd dat ik het aan hun nakomelingen zou geven. Ik laat het je nu zien, maar erheen- oversteken zul je niet.

“In het geloof is de belofte van de toekomst belangrijk. Ik weet mij opgenomen in de grote geschiedenis: van schepping tot wederkomst. Een gedicht van Jan Willem Schulte Nordholt over de nieuwe aarde kan mij ontroeren. ‘De nieuwe aarde, dat is je eigen oude land’ schrijft hij. Dan blijkt de nieuwe aarde bijvoorbeeld gewoon Amersfoort te zijn. Of neem het lied ‘Dit is de wereld, de wereld waar ik woon; hier zijn de treden te zien van Gods troon’. Het eeuwige leven kan de straat zijn waar ik nu woon. Ik denk dus niet aan gouden straten, dat is me te Walt Disney-achtig.

Ik word binnenkort zestig, maar ben niet bezig met mijn eigen sterven. Omdat ik het idee heb dat mijn leven daar interessant genoeg voor is, heb ik het plan nog eens een autobiografie schrijven. Ik ontmoet immers een hoop mensen met interessante posities. Boven staan veertig archiefdozen vol persoonlijk materiaal. Hoe ik herinnerd wil worden? Ik schrijf niet alleen voor nu, maar hoop dat ik ook na mijn dood nog gelezen wordt. Hopelijk beoordelen ze mij als een historicus die een verhaal wist te vertellen. Maar ik hoef geen standbeeld.” Lacht: “Dat zou hoogmoed zijn, zou mijn moeder zeggen. Onze kleindochter Sarah is naar haar vernoemd. Ik vind het een mooi eerbetoon aan mijn moeder, die onze kinderen wel getast heeft, maar vanwege haar blindheid nauwelijks gezien heeft.

Als ik er niet meer ben, hoop ik dat mijn geliefden weten dat ik van ze hield. Voordat ik sterf, hoop ik dat ik met mijn vrouw en kinderen heb kunnen spreken. En dat ik ze nog kan zien en kan aanraken.”

***

Naar aanleiding van: George Harinck en Wim Berkelaar: Domineesfabriek; geschiedenis van de Theologische Universiteit Kampen. Uitgeverij Prometheus.
Beeld: Martin Maat en Hans Hermans / EO
Dit was een interview van Sjoerd Wielenga. Lees ook de Mozes-interviews met Inez van Oord (Happinez): ‘De Bijbel mág weer’ , Marianne Thieme: ‘Ik ben een vreemde eend in Den Haag’ en Gert-Jan Segers (ChristenUnie): ‘Ik lag wakker en dacht: hoe écht is het wat ik allemaal vertel?’.
Of lees zijn interviews met Ahmed Aboutaleb: ‘Ik hardloop op Koranverzen’, Katja Schuurman: ‘Ik laat mezelf invriezen’, Joris Luyendijk: ‘God is dood, ieder voor zich, dat werkt niet’ , schipbreukeling Els Visser (‘Ik dacht: nu ga ik sterven’) en Daan Roosegaarde: ‘Ik wil de wereld een update geven’.

Mijn gekozen waardering € -

Sjoerd Wielenga (Rotterdam, 1980) is zelfstandig journalist, tekstschrijver, eindredacteur en bladenmaker. Hij werkt(e) onder meer voor de EO, NRC, Trouw, de Volkskrant en opinieblad De Nieuwe Koers.