Het is een warme zomer wanneer hij ‘s ochtends zijn bed uit drijft, boven de ovens van een bakkerij en onder een plat dak met de brandende zon. Wie maakt hier eigenlijk de dienst uit, vraagt hij zich af over het ongemak in zijn woning. Filosoof Arjen Kleinherenbrink realiseert zich dat die vraag samenhangt met het thema van zijn boek Alles is een machine. ‘Ik schreef het vanwege mijn fascinatie voor onze voortdurende objectgerichtheid. Ik loop rond met een telefoon in mijn hand en er staat een ventilator in de kamer. Ik stoot me steeds bijna aan een lamp die ik gisteren heb verhangen. We worden doorlopend geconfronteerd met dingen die meer invloed op ons leven hebben dan we beseffen. Toch betrokken we ze nooit fatsoenlijk in onze denkwereld.’
En daar wil de onderzoeker aan de Radboud Universiteit verandering in brengen. Metafysica of realiteitsleer verdient een plaats in de publieksfilosofie en ons reductionistisch denken moeten we terugdringen. Dat ambitieuze plan mondde uit in een intrigerend, toegankelijk boek over onze complexe relatie met de wereld.
Op schouders van reuzen ontwierp je een nieuwe blik op de werkelijkheid. Hebben we die nodig?
‘Nederland heeft te weinig aandacht voor fundamentele filosofische vragen, terwijl die de basis vormen van talloze maatschappelijke debatten. De publieksfilosofie draait vooral om politiek en psychologie. In Frankrijk en Duitsland bijvoorbeeld, speelt metafysica ook een rol. Mijn metafysische filosofie borduurt voort op onder meer die van de Franse Bruno Latour en Michel Serres. Ik pleit tegen reductionistisch denken waarbij een zwerm van entiteiten teruggebracht wordt tot één ding. Dat ene kun je met een hoofdletter schrijven. Dé natuur, hét volk, dé economie, God. Dan doe je alsof één grote machine een werkelijk bestaande groep objecten, mensen en gebeurtenissen aanstuurt.’
Is reduceren niet een menselijke eigenschap en van alle tijden, om de boel overzichtelijk te houden?
‘We kunnen inderdaad niet anders. We zouden krankzinnig worden als we een kamer binnenlopen en aan ieder detail evenveel aandacht moeten besteden. Maar reduceren wordt kwaadaardig wanneer je er de werkelijkheid mee verklaart en hiernaar gaat handelen. Je ziet mensen dan bijvoorbeeld enkel als leden van een land of religie. Of je behandelt water en grond louter als hulpbronnen voor de mens. ’
Wij en alle entiteiten om ons heen vormen volgens jou een dingenzwerm, een enorme hoeveelheid machines. Hoe gaan die met elkaar om?
‘Georganiseerd maar niet harmonieus, het is meer een kwestie van piepen en knarsen. Om een dam in bedwang te houden is kracht nodig en dit veroorzaakt slijtage. Ook het water tegen de dam zorgt voor de nodige effecten. In de menselijke variant kun je bijvoorbeeld van manipulatie spreken. Alle dingen hebben een eigen essentie of kern waarmee ze invloed uitoefenen. De kern is een verzameling vermogens. Jij bent niet het gesprek dat je nu voert maar wel, onder andere, het vermogen om te spreken. Die vermogens veranderen continue door interacties met andere dingen. Hoe, dat kunnen we nooit voorspellen. Het idee van individuele dingen met een eigen essentie is al ruim een eeuw impopulair, erg jammer. En alleen omdat men altijd dacht dat die essenties onveranderlijk zouden zijn. Wij kunnen er overigens slecht tegen wanneer dingen niet soepel op elkaar aansluiten. Als wezens met een beperkte hoeveelheid tijd en energie raken we soms gefrustreerd van een werkelijkheid vol processen die weinig van ons aantrekken.’
Wat zien we als we door de bril van jouw metafysica kijken?
‘Een wereld bestaande uit fysieke, sociale, chemische en mentale systemen die door elkaar heen krioelen en op elkaar inwerken. Ik hoop dat we de andere dingen zo beter leren kennen en er meer rekening mee houden. Dat we ecologischer gaan denken, voelen en handelen. Niet met respect voor de natuur met een grote N, maar met het besef dat niet-menselijke dingen net zo effectief of effectiever zijn dan wij. Op hele andere voorwaarden, zonder rekening te houden met onze wensen. Daarmee worden we nu geconfronteerd. Denk aan sluimerende crises zoals de stijging van de zeespiegel. Dit zogeheten realistische perspectief is in de Engelstalige wereld al zo’n vijftien jaar gangbaar. Daar wordt het de objectgeörienteerde filosofie genoemd of speculatief realisme. Het is eigenlijk een oude Verlichtingsgedachte. We doorbreken de illusie dat er een meesterentiteit is die alles bestiert en kijken eindelijk naar de dingen zelf. De Nederlandse dichter Lieke Marsman heeft een roman geschreven, Het tegenovergestelde van een mens. Zij put uit dezelfde bronnen als ik. Die kant moet het op.’
Je lijkt een moraal te impliceren.
‘Ik ben geen ethicus, maar het oude humanistische ideaal heeft afgedaan. De wereld draait niet om de mens. De politiek is een minder fraai voorbeeld van onze weigering dat te beseffen.’ Kleinherenbrink noemt het pleiten voor klimaatveranderingen, mits dat banen oplevert en het vertrouwen op de innovatieve kracht van het bedrijfsleven. Extra overheidsinspanningen liggen minder voor de hand. ‘Daaruit blijkt dat we de rest van de wereld alleen in overweging nemen als het ons uitkomt.’
Wat betekent dat voor ons als individu?
‘Onze planeet is een plek met entiteiten die je constant verrassen. Ze houden zich net zo vaak wel of niet aan de regels waarvan jij denkt dat ze bestaan. Dan is het handig een soort rugzak te hebben met capaciteiten, plannen en strategieën, en mensen om je heen waarop je een beroep kunt doen. Het is slim om te beschikken over een set van, zeg, tien dingen die je goed kunt. Nog beter is het om in staat te zijn dit arsenaal aan te passen in een nieuwe situatie. En dan zonder de illusie dat wij hier de dienst uitmaken. Supermoeilijk, maar de verstandigste manier van leven.’
Alles is een machine Arjen Kleinherenbrink (Boom) 260 blz. / € 24,90
Een vorige versie van dit interview werd eerder gepubliceerd in Filosofie Magazine.
Afbeelding van StockSnap via Pixabay