Over kinderen krijgen
Firas: “Onze Mark is nu zeven maanden. Hij is in Nederland geboren, in het ziekenhuis in Harderwijk. In Syrië bevalt namelijk iedereen in het ziekenhuis, dat is daar de gewoonte.”
Christeen: “Ja sorry, ik durfde écht niet thuis te bevallen… Ik weet dat de meeste Nederlandse vrouwen dat wel doen. Maar ik voelde me veiliger bij een ziekenhuisbevalling.”
Firas: “Als het jou een veilig gevoel geeft en de verzekering het betaalt, waarom niet?”
Christeen: “Ik moest na de bevalling nog drie dagen in het ziekenhuis blijven. Mark is geboren met een vacuümextractie en daar had ik een grote wond aan overgehouden, die ook nog ging ontsteken. Op dat moment miste ik mijn familie vreselijk. Gelukkig waren de verpleegkundigen allemaal heel aardig.”
Firas: “Mark had eerst ook een raar gevormd achterhoofd na die bevalling. Dat kwam door die vacuümpomp. Uiteindelijk bleek dat niets voor te stellen, maar we waren wel even heel bang.”
Over de taal
Mark (stralend): “Eeh! Ieieie…!
Firas (lacht mee): “Mark ziet graag allerlei mensen. Hij vindt het gezellig als er visite is.”
Christeen: “We willen hem tweetalig opvoeden. We praten nu nog Arabisch tegen hem. Maar straks wordt zijn eerste taal natuurlijk Nederlands.”
Firas: “Mark moet sowieso ook Arabisch leren, want hij moet straks toch met opa en oma in Syrië kunnen praten? We hebben namelijk wel regelmatig contact met onze familie, via Skype, Facebook en Whatsapp. Nou ja, dat wil zeggen: als het internet in Syrië het doet. Vaak is er geen elektriciteit.”
Christeen: “Firas en ik gaan drie dagen per week in Harderwijk naar school. Op die dagen is Mark bij een gastgezin. Ik heb wel wat achterstand opgelopen, doordat ik vier maanden moest stoppen vanwege de zwangerschap en de bevalling.”
Firas: “Kijk, het West-Europese alfabet is voor ons het probleem niet. Daaraan waren we in Syrië al gewend, door het Engels op school en op de universiteit. Maar Nederlands is een moeilijke taal, echt…! Wat ik erg jammer vond, is dat we in een azc niet meteen taalles kregen. Je kon alleen Arabisch praten met de anderen. Oké, ik spreek nog steeds niet perfect Nederlands. Maar ik kan nu tenminste met Nederlanders communiceren. Tegenwoordig kijk ik ook bewust alleen naar Nederlandstalige tv-zenders. En ja, ik merk wel dat mijn Nederlands geleidelijk beter wordt.”
Over het werk
Firas: “Ik ben tandarts, maar mijn diploma van de Syrische universiteit is hier niet geldig. Als ik me wil inschrijven in het BIG-register, moet ik eerst een examen Nederlands op niveau B2 halen (het niveau van de inburgeringscursus is A, MC) en een Algemene Kennis- en Vaardighedentoets voor medische beroepen, plus nog een paar toetsen bij het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam. Ik loop nu een soort ‘taalstage’ in een tandartsenpraktijk. Maar die bestaat alleen uit meekijken, omdat ik nog niet de juiste Nederlandse papieren heb. Ik mag niets doen, ik heb immers geen beroepsaansprakelijkheidsverzekering. Maar ik wil wel graag in de tandheelkunde blijven werken. Ik hou van mijn vak.”
Christeen: “Ik zou straks ook graag weer als lerares werken. Maar ja, ik heb eveneens een niet-Europees bachelor-diploma. Momenteel sta ik op de wachtlijst voor een intakegesprek met het UAF.”
Firas: “Het is een lange weg… We krijgen nu een uitkering van de gemeente. Maar zodra we werken, verdienen we ons eigen geld én we betalen belasting. Dat is voor Nederland toch ook veel beter?”
Over godsdienst
Christeen: “Wij zijn christenen. Het dorp Maharda, waar we vandaan komen, is een christelijke gemeenschap.”
Firas: “Van huis uit zijn we Syrisch-Orthodox. In Nederland bezoeken we af en toe een Syrisch-Orthodoxe kerkdienst in Amersfoort. Maar hier op de Veluwe horen we nu bij een protestants-christelijke geloofsgemeenschap. En ja, dat is wel een beetje anders. Syrisch-Orthodoxen houden van iconen, kaarsen en wierook. De protestantse liturgie is veel soberder. Maar ach, het gaat allemaal om dezelfde God, dezelfde Christus. Dus die verschillen zijn voor ons geen probleem. Mark is ook in deze protestantse kerk gedoopt.”
Christeen: “Iemand zei mij eens dat Veluwenaren afstandelijk zijn, maar daar ben ik het niet mee eens. Want toen Mark net geboren was, kwamen allerlei mensen van deze kerk mij opzoeken. Ook mensen die ik nog nooit eerder had gezien. Iedereen was zó meelevend en hartelijk.”
Firas: “Ja, het zijn heel lieve mensen. We voelden ons op dat moment echt thuis.”
Christeen: “Het buurtleven in Nederland is wel anders. In Syrië ben je als buren veel hechter, je gaat gewoon dagelijks met elkaar om. In Nederland zeg je alleen ‘Hallo’, ‘Goeiemorgen’ en ‘Goeienavond’; veel verder gaat het meestal niet. Maar met drie buren hebben we gelukkig een goed contact. Eén buurvrouw nodigde ons zelfs voor haar bruiloft.”
Firas: “Toch merken we weleens dat mensen een beetje vreemd tegen ons aankijken, in de supermarkt bijvoorbeeld. Sommige mensen praten ook niet met ons. Misschien is het verlegenheid, misschien hebben ze vooroordelen, ik weet het niet. Maar tot dusver is niemand echt grof tegen ons geweest.”
Over heimwee
Firas: “De Veluwe is een rustige en veilige plek om te leven. We hebben het hier goed. Maar ja, Syrië blijft wel ons moederland. Natuurlijk hebben we heimwee, natuurlijk missen we onze familie en vrienden daar. Maar op korte termijn zien wij geen oplossing voor de burgeroorlog. Daarom proberen we er maar zo min mogelijk mee bezig te zijn. Als je je elke dag afvraagt: ‘Wanneer zouden we terug kunnen naar Syrië?’, dan word je depressief. Daarom willen we ons zoveel mogelijk op het heden richten: op onze zoon, op de taal, op onze diploma’s. Want misschien duurt het nog wel tien jaar voordat Syrië weer veilig is. En in die tijd willen we ons best doen om in Nederland succesvol te zijn. Ook voor Mark. Hij moet hier alvast een goede basis krijgen.”