Volgens de media en het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat onze mensenmaatschappij jaar in, jaar uit zwaar gebukt onder pesten. Kinderen jennen elkaar op school en online, werknemers en leidinggevenden treiteren elkaar op de werkvloer en bejaarden maken elkaar in verzorgingshuizen het leven zuur. Ziekmakend gesar kost de samenleving jaarlijks een paar miljard euro en soms vallen er zelfs doden bij.
Is dit weer zo’n typisch onhebbelijk mensendingetje? Nee. Pesten zit diep in onze genen, en ook dieren maken zich er in groten getale aan schuldig, op twee verschillende manieren. Sterkere dieren die een zwakkere pesten en het omgekeerde: zwakkeren die het op een sterkere hebben gemunt.
Pikken naar de indringer
Om met die laatste variant beginnen: het is je vast weleens opgevallen hoe kraaien in de lucht een buizerd lastig vielen. Een fenomeen dat in 1966 voor het eerst werd beschreven, door bioloog Konrad Lorenz. Hij noemde het ‘mobbing’. Agressief gedrag dat vooral voorkomt bij kleine vogels, die gezamenlijk uilen en andere roofvogels pesten.
Maar ook katten, vossen, slangen en zelfs mensen kunnen het slachtoffer worden van boze vogeltjes. Onder luid gekrijs voeren ze dan duikvluchten uit, hinderlijk rond hun slachtoffer fladderend, klappend en pikkend met hun snavels.
Kramsvogels, sterns en meeuwen vullen hun pestrepertoire zelfs nog aan met precisieen en -braken op het slachtoffer. Een roofvogel kan zelfs zó ongenadig worden ondergescheten, dat hij te zwaar en te plakkerig wordt om nog te kunnen opvliegen!
Kortom, met z’n allen sta je sterk. Daarom broeden veel vogels in kolonies. Soorten die in hun eentje niet kunnen of durven te mobben, nestelen graag in de buurt van vogels die dat juist wel doen en profiteren zo mee van de moed van hun buren.
Educatief stoer doen
Mobben heeft allerlei interessante functies: de belangrijkste is natuurlijk het beschermen van de jongen tegen roofdieren. Er wordt dan ook het vaakst en het fanatiekst gepest in het broedseizoen, vooral door vogels waarvan de jongen vaak worden opgegeten. Soms pesten de oudervogels als afleidingsmanoeuvre, zodat de roofvogel hun nest niet ontdekt en zelfs niet de kans krijgt om daar naar op zoek te gaan. Verder maakt mobben verrassingsaanvallen onmogelijk, omdat de vijand ineens in het middelpunt van de belangstelling staat. Een kraai die een mals meeuwenkuiken denkt te scoren in een meeuwenkolonie, komt meestal niet verder dan het afslaan van aanvallen.
Oudervogels proberen met hun pestgedrag meerdere vliegen in één klap te slaan: de indringer zodanig irriteren dat hij zich niet op de jacht kan concentreren, de indringer wegjagen, maar ook het waarschuwen van hun jongen dat er gevaar dreigt en hoe dat gevaar er precies uitziet. Mobben heeft dus tevens een educatief doel: zo leren jonge vogeltjes hun vijanden herkennen.
Verder is pesten een goede manier om aan roofdieren te laten zien hoe ongelooflijk fit en ongrijpbaar je bent, en tegelijkertijd maak je met je stoerdoenerij flink indruk op het andere geslacht, waardoor je meer succes hebt in de liefde. Dit laatste aspect blijkt ook voor menselijke pestkoppen een belangrijke beweegreden te zijn.
Pesten is tevens een prima manier om grotere vogels of zoogdieren weg te jagen bij een voedselbron: terwijl een paar raven etende wolven of vossen horendol maken, kan de rest gauw het voedsel wegkapen!
Laffe buren worden gestraft
Zowel voor als tijdens het pesten slaken vogels speciale mobbingkreten, bedoeld om soortgenoten op te trommelen. Deze aanvalskreten klinken anders dan alarmkreten, die alleen zijn bedoeld om een vluchtreactie op te roepen.
De mobbingroep van koolmezen bijvoorbeeld, heeft een frequentie van 4,5 kHz, waardoor het geluid grote afstanden kan overbruggen en alle koolmezen in de omgeving bereikt. Hun alarmroep heeft een hogere frequentie van 7 tot 8 kHz en is daardoor lastiger op te pikken door uilen en andere roofvogels, die niet precies kunnen horen waar het geluid vandaan komt.
Voor een vogel alléén is mobben te gevaarlijk, maar zodra hij het samen met anderen doet ‘verwatert’ het gevaar. Hoe meer pestkoppen, hoe sneller het roofdier zal vertrekken en hoe minder kostbare energie er wordt verspild.
Wie zijn buren meteen te hulp schiet bij een pestpartij, wordt zelf ook vaker geholpen. Types die op zo’n moment liever de andere kant op kijken, staan er later alleen voor wanneer zij zelf mobbinghulp nodig hebben. Vogels onthouden namelijk wie hen ooit heeft geholpen en wie niet: laffe buren die zelden te hulp schieten worden gestraft en betrouwbare buren worden beloond. Door zijn mobbende buren te helpen, verhoogt een vogel dus ook zijn eigen broedsucces en de veiligheid van zijn omgeving, want roofdieren verlaten een gebied sneller als plaaggeesten intensief samenwerken. Plekken waar ze vaak worden gepest, mijden ze liever!
Mobben komt het meest voor bij vogels, maar zijn er genoeg andere dieren die het ook doen, zoals dolfijnen, orca’s, sommige vissen, of bijen en wespen, die massaal in de aanval gaan als iemand hun nest verstoort. Vooral apen zijn beruchte mobbers: langoeren en bavianen schrikken er niet voor terug om luipaarden het leven flink zuur te maken en kapucijnapen breken onder angstaanjagend gekrijs boomtakken af, die ze naar het roofdier smijten.
Pikorde: moet dat nou?
Maar hoe zit het als de rollen worden omgedraaid en sterkere dieren een zwakkere soortgenoot pesten? Neem bijvoorbeeld kippen en hun pikorde: elke kip mag alle kippen die onder haar staan straffeloos pikken, maar ondergaat het ook gedwee als zijzelf door een hoger geplaatste kip wordt gepikt. Precies hetzelfde geldt voor hyena’s en ook de laagst geplaatste omega wolf in een wolvenroedel is altijd de sjaak. Waar is dat nou voor nodig?
Gek genoeg zorgt een pikorde voor stabiliteit en minder zinloos geweld. Wat dieren met een pikorde met elkaar gemeen hebben, is een lineair rangensysteem: elk lid van de groep is ofwel boven je geplaatst, ofwel onder je. Als iedereen gelijk was, dan zouden alle groepsleden de hele tijd met elkaar vechten om voedsel, lekkere slaapplekjes of sekspartners, waardoor er veel te veel tijd en energie wordt verspild en er ook meer gewonden vallen. Dus in feite voorkòmt een pikorde juist agressie.
Voor een amerikaanse bosmarmot pakt het trouwens best voordelig uit om gepest te worden. Hij staat daardoor even middenin het centrum van de belangstelling, en dat levert hem voordelen op die de nadelen van het pesten verre overtreffen. Het is zelfs zo dat slachtofferschap erfelijk is bij deze diersoort, en daderschap gek genoeg niet! Sociaal incasseringsvermogen is belangrijk voor marmotten en negatief in de belangstelling staan heeft grote voordelen binnen hun sociale netwerk. Ongeveer zoals negatieve publiciteit in onze mensenwereld juist meer bezoekers oplevert voor een omstreden film… Sociaal actieve marmotten doen het heel erg goed binnen de groep, maar lopen daardoor dus meer risico op negatieve reacties van anderen. Dat nemen ze maar wat graag voor lief.
Het vermogen om agressie van anderen te verdragen in plaats van je angstig terug te trekken uit mogelijke conflictsituaties zou in evolutionair opzicht inderdaad wel eens een winnende strategie kunnen zijn, en daarom erfelijk. Gepeste marmotten hebben in ieder geval veel vrienden. Want voor hen is goed kunnen verliezen minstens zo belangrijk en bewonderenswaardig als goed kunnen winnen. Dat geeft meer stabiliteit binnen een groep dan wanneer iedereen de sterkste wil zijn.
Een einde aan pesten
Als er binnen een groep wordt gepest, dan is ook de rol van de omstanders belangrijk. Dat blijkt overduidelijk uit een opmerkelijke gebeurtenis onder bavianen in Afrika. Zo’n dikke twintig jaar geleden gingen bij een groep van 62 bavianen ineens alle dominante mannetjes dood, omdat ze bij een lodge afvalvlees hadden gegeten dat besmet was met rundertuberculose.
Alleen de ondergeschikte mannetjes en de vrouwtjes met hun jongen werden niet ziek, omdat zij niet mee waren geweest op deze voedselstrooptocht voor echte kerels. Nadat alle alfamannetjes waren overleden, gingen de overlevers zich ineens opvallend vreedzaam gedragen tegenover elkaar. Er werd amper nog geruzied, laat staan gevochten, en er werd veel meer gevlooid.
En nu, twintig jaar jaar later, is dat nog steeds zo! Al zijn de apen van toen inmiddels allemaal al dood, en vervangen door nieuwe mannen van buiten de groep. Normaalgesproken staat hufterigheid helaas in de taakomschrijving van gewone mannetjesbavianen: het treiteren en aanvallen van vrouwtjes die de helft kleiner zijn is zo’n beetje hun grootste hobby. Ook terroriseren ze graag lager geplaatste mannetjes, waarvan ze weten dat die niet terugbijten. Deze hufterigheid moet je zien als een bijwerking van de agressiviteit die alfamannen nodig hebben om met hun gevaarlijkste vijand, het luipaard, te kunnen vechten.
Het kan haast niet anders, of de nieuwe bavianenmannen hadden instructies gekregen over de nieuwe ongebruikelijke omgangsvormen binnen deze groep. ‘Hoe, dat weten we niet precies,’ aldus onderzoeker Robert Sapolsky, ‘maar het is overduidelijk dat mannelijke nieuwkomers les kregen in ‘sarren en bijten, dat doen wij hier dus niet’. Deze nieuwe gedragsnormen doen de bavianen zichtbaar goed: uit hormoontesten blijkt dat zelfs de laagst geplaatste groepsleden aanzienlijk minder last van stress hebben dan hun buren uit twee andere groepen in de omgeving.
Nu is in de ‘vreedzame’ groep ook niet altijd alles pais en vree, maar de huidige dominante mannen botvieren hun korte lontje nooit op vrouwtjes of ondergeschikten. Als ze echt even hun agressie kwijt moeten, zoeken ze iemand van hun eigen postuur en rang. In deze bavianengroep worden veel meer gevechten tussen ongeveer even sterke mannetjes gerapporteerd dan in andere groepen, waar agressieve mannetjes liever gemakkelijker slachtoffers zoeken.
Het moge duidelijk zijn dat pesten zó diep in onze genen zit, dat we het waarschijnlijk nooit helemaal kunnen uitbannen. Dat neemt niet weg dat elke situatie drastisch kan verbeteren. Want wat bavianen kunnen, dat kunnen wij natuurlijk ook.