‘Dat dieren heel zinvol zijn in behandeling, weten we al heel lang. Als je denkt aan een behandeling in een ziekenhuis, zie je daar niet zo snel een hond of een paard verschijnen. Boris Levinson was in de jaren ’60 psychiater in Amerika en hij ontdekte bij toeval dat als zijn hond in de spreekkamer was, kinderen veel rustiger waren en dat ze meer vertelden. Er zijn ook verhalen dat Freud een hond had. Dat is allemaal wat in de vergetelheid geraakt, maar het wordt nu weer steeds populairder in onderzoek en in praktijk. Sommige honden hebben van zichzelf al meer van een hulphond in zich, dat kun je kanaliseren door ze op te leiden. Verwachten dat een hond of ander dier vanzelf helpt, is niet realistisch1.’
Hulphonden
Dieren zijn niet de therapeuten of behandelaars, maar zij ondersteunen bij de behandeling2. Margot Swart is de eigenaar van CoHond en werkt met honden in haar praktijk: ‘Honden spiegelen sowieso al je gedrag, daar hebben ze geen opleiding voor nodig. Maar met dat spiegelen alleen kun je niet veel, daar is een therapeut bij nodig. Iedere hond met een bovengemiddelde basisgehoorzaamheid, stabiel in karakter, die op eigen poten kan staan en stressbestendig is, kan hulphond worden. Terriërs zijn bijvoorbeeld soms wat minder geschikt, die zijn vaak druk en reageren op van alles. De hond moet ook goed om kunnen gaan met prikkels en onverwachte gebeurtenissen.’
Welke therapie?
‘Er zijn weinig instanties die zich richten op welke therapie geschikt is voor welk kind, de meeste instanties stureneen kind door naar een psycholoog. Als je eerst kijkt naar of een kind wel geschikt is voor cognitieve praattherapie, dan maak je meteen al winst. De meerwaarde van een hond is dat het laagdrempelig is. Je ziet veel aan de hond, waardoor je meer over het kind te weten komt. Dan hoef je niet te gaan zitten en vragen te stellen over hoe het met het kind gaat en waar hulp nodig is. Dat is vaak veel te ingewikkeld om uit te leggen. Als een hond toenadering zoekt en je ziet dat die daarmee eigenlijk over de grens van het kind gaat, dan gun je dat kind wat meer weerbaarheid. Je kunt ook horen hoe het kind tegen de hond praat, durft die zijn stem te gebruiken? Durft het kind duidelijk het commando Blijf te zeggen of blijft het bij gefluister? Daar kun je wat mee. Een hond oordeelt niet, heeft geen mening en zegt ook niets.’
Onderzoek
Swart deed mee met een onderzoek van Van der Steen waarbij ze haar Herder-Rottweilerkruising meenam. ‘Mijn stagiaire die observeerde vertelde later dat Yindee, mijn hond, de spreekkamer nieuwsgierig inkeek, maar wel even aarzelde toen daar een jongen met het syndroom van Down en een Autismespectrum Stoornis zat. Ondanks dat de therapie prima ging, merkte ik dat de omgang met deze cliënt veel van haar vergde en daarom kon ik beter een andere hond inzetten. Daarin zit een stukje wat ik graag in de hond wil laten. Je kunt een hond wel zo gehoorzaam trainen dat die wel meewerkt, alleen weet je dan nooit of die hond dat zelf ook leuk vindt. Succeservaringen laten honden groeien, net zoals dat bij mensen gebeurt. Het lijkt misschien alsof ik kinderen leer omgaan met honden, maar daar zit zoveel meer in. Als een hond tegen ze opspringt, leer ik kinderen om zich om te draaien of een stapje opzij te gaan. Dat maakt ze sterker en geeft ze meer zelfvertrouwen. Het helpt ze om om te gaan met onverwachte situaties, vooruitkijken, plannen, observeren, hoe zie je aan de hond dat die tegen je op wil springen. Dat is al zoveel waarbij de hond nog niet eens iets gedaan heeft. Dan haal ik de hond erbij en dan weet het kind wat het moet doen, wat er verwacht wordt.’ 2-3
Referenties
Eerder verschenen in Topic Jeugd