Dit is waarom onze overheid er niet in slaagt armoede uit te roeien. ‘Ons wordt nooit gevraagd wat we nodig hebben’

Dat onze overheid armoede niet definitief weet uit te bannen, heeft alles te maken met de kloof tussen beleidsmakers en mensen in armoede, betoogt Jasper van den Bovenkamp. Men kent die mensen niet, weet niet hoe ze leven en vraagt niet wat ze nodig hebben. Hoe kan dat ooit uitmonden in deugdelijk beleid?

Op veel gebieden zouden we het onbestaanbaar vinden. Een auto die zonder crashtest de weg opgaat. Een schoonmaker die tussendoor een hartoperatie leidt. Een kleuter in de cockpit.

Gaat het over de fundamentele bescherming van kwetsbare burgers, de belangrijkste taak van onze overheid, dan lijken we de broodnodige ervaring en kennis een stuk minder belangrijk te vinden. Ik doel op beleidsmakers die mogen voorschrijven hoe mensen in armoede moeten leven, zonder die mensen zelf te kennen en te weten waar ze behoefte aan hebben. 

Al een paar jaar houd ik me als journalist en schrijver met de armoedeproblematiek in Nederland bezig. Ik spreek met mensen in armoede, bezoek bijeenkomsten, organiseerde zelf een conferentie en schreef een boek over de problematiek.

Deelarmoede bestaat niet. Wie z’n tramkaartje niet kan betalen, heeft ook geen geld voor tampons. Armoede is armoede

Opvallend vaak gaan de gesprekken met mensen in armoede over de moeizame relatie die ze hebben met de overheid. Preciezer: de kloof tussen die twee. De overheid, vertellen ze, ontpopt zich op de meest penibele momenten niet zozeer als een beschermer, maar eerder als een onwetend, onwillig, emotieloos en bij tijden amoreel moloch waarvan geen enkele hulp te verwachten valt. Ze zorgt vooral voor stress, vernedering en schaamte.

De mensen die ik spreek, wijzen veelal naar dezelfde oorzaak. ‘Er is ons nooit gevraagd wat we nodig hebben. Dat heeft de overheid altijd voor ons bepaald.’ Keer op keer zien ze wetgeving, hulpverlening en allerhande – soms ook goedbedoelde – initiatieven hun doel missen. Logisch, vinden ze. Op een niet gestelde vraag bestaat immers geen goed antwoord.

Gaandeweg ontdek ik meer patronen in de kritiek. Eigenlijk komt het telkens op hetzelfde neer: mensen voelen zich chronisch niet gekend, niet gezien, niet gehoord. Dat gevoel maakt hen moedeloos, en in het slechtste geval hopeloos. Is er wel een exit uit de armoedehel?, vragen ze zich steeds vaker af.

Geen armen in de familiekring
Een opvallende observatie deelde ik al: ambtenaren die beleid schrijven voor mensen in armoede terwijl ze deze mensen zelf niet kennen. In hun familie- en kennissenkring komen kennelijk geen armen voor, maar ook ambtshalve blijken ze weinig moeite te doen die mensen te leren kennen.

Dat ze elkaar op straat niet tegenkomen valt nog te verklaren; in onze gesegregeerde samenleving bewegen de werelden van arm en rijk steeds verder uit elkaar. Lastiger uit te leggen is het gegeven dat ambtenaren bij de totstandkoming van sociaal beleid nauwelijks ‘veldonderzoek’ blijken te plegen.

Theoretisch probleem
Hoe kan dat in goed beleid uitmonden? Achter de schrijftafel blijft armoede immers gemakkelijk een theoretisch probleem. De officiële armoededefinitie van het SCP die men er als vertrekpunt neemt – over een langere periode niet de middelen hebben om te kunnen beschikken over de goederen en voorzieningen die in hun samenleving als minimaal noodzakelijk gelden – klinkt als een klok. Maar doet ze ook recht aan de praktijk?

Voor mensen in armoede is het een retorische vraag. Hun antwoord op de armoedevraag is een dikke wijsvinger naar de dagelijkse praktijk: schimmel in de kozijnen, een kapotte wc-bril, depressie, met honger naar school, stress, angst voor blauwe enveloppen. Dát, zeggen zij, is armoede.

Toch is het sociaal beleid van de voorbije decennia evident gebaseerd op definities, veel meer dan op die concrete betekenis. De stem van de arme – wat betekent het om mij te zijn? – is er nauwelijks in tot klinken gebracht.

De Toeslagenaffaire heeft laten zien hoe zoiets uit de hand kan lopen. Het is goed om te bedenken dat deze affaire niet op zichzelf staat. Het sociaal beleid van de laatste jaren, zo blijkt uit de talloze getuigenissen van mensen in armoede zelf, heeft hen opgejaagd, vernederd en dieper in de schulden gebracht. Er was geen sociaal vangnet maar vooral een steeds diepere put. Voor velen bleek het met de beste wil van de wereld onmogelijk daaruit te klimmen.

Academische benadering
Een andere observatie, die deels uit de vorige voortvloeit, betreft het verschil in opleidingsniveau tussen beleidsmakers (allemaal hoogopgeleid) en mensen in armoede (relatief vaak lager opgeleid). Dat verschil openbaart zich in het sociaal beleid onder andere in de volstrekt academische benadering van het armoedeprobleem.

Een voorbeeld daarvan is de scriptie-achtige manier waarop beleidsmakers het hoofdprobleem (armoede) in deelproblemen opsplitsen. Men bedenkt termen als mobiliteitsarmoede, energiearmoede, kinderarmoede en zelfs menstruatiearmoede.

Fantastisch, een vrijkaart voor het pretpark, maar met honger in je buik is zo’n looping eigenlijk niet echt leuk

Een scriptiebeoordelaar zal de spitsvondigheid wellicht met een voldoende belonen; mensen in armoede sturen de bedenker van zulke nonsens onverwijld huiswaarts. Fantastisch, zeggen ze, een vrijkaart voor het pretpark, maar met honger in je buik is zo’n looping eigenlijk niet echt leuk.

Anders gezegd: deelarmoede bestaat niet. Wie z’n tramkaartje niet kan betalen, heeft ook geen geld voor tampons. Armoede is armoede.

Masterdiploma op zak
Een ander voorbeeld is de overheidscommunicatie. Die leunt wel erg nadrukkelijk op de veronderstelling dat de ontvanger ten minste een masterdiploma op zak heeft. Onder mensen in armoede is dat echter relatief weinig aan de orde.

Complexe regelgeving blijkt vormgegeven in al even ondoorgrondelijke taal. Aanvraagformulieren voor toeslagen maar ook deurwaardersexploten zijn technisch-inhoudelijk erg ingewikkeld. Saillant detail: er zijn voorbeelden van hoogopgeleiden die probeerden mensen uit de bijstand te krijgen: game over.

Als hoger opgeleiden al niet weten te ontsnappen, hoe zullen lager opgeleiden of laaggeletterden de codes kraken?

Al even ironisch zijn verhalen van ambtenaren en doorgewinterde bestuurders die een zogenoemde serious game speelden, waarin ze één uur lang konden ervaren hoe het is om in de bijstand te leven. Ze ontdekten voor het eerst hoe hermetisch gesloten die escape room was en raakten gefrustreerd omdat ze de uitgang niet konden vinden. Het roept de vraag op: als hoger opgeleiden al niet weten te ontsnappen, hoe zullen lager opgeleiden of laaggeletterden de codes kraken?

Junkfoodrestaurants
Iets soortgelijks als met de kloof tussen hoog- en laagopgeleid speelt op het vlak van mentale en fysieke gezondheid. Wie langdurig in armoede leeft, wordt bovenmatig blootgesteld aan het risico op stress, eenzaamheid, depressie, ziekte, relatieproblemen en echtscheiding. Men kampt vaker met rugpijn, overgewicht, obesitas en (rook)verslaving. Door alle lichamelijke en mentale klachten maakt men vaker ongezonde keuzes en is men bovengemiddeld vaak zorgmijdend. Daar komt bij dat achterstandswijken, waar armoede hoogtij viert, een goed vestigingsklimaat blijken voor junkfoodrestaurants, wat de ongezonde keuzes alleen maar aanmoedigt.

Hoger opgeleiden, waaronder dus beleidsmakers, geven aan redelijk tevreden te zijn over hun gezondheid en de algemene kwaliteit van hun leven.

Teksten en campagnes gaan uit van een uitstekende mentale en fysieke conditie. Spoiler alert: de mensen voelen zich nogal belabberd

In de vertaling naar armoedebeleid treedt ongeveer hetzelfde mechanisme in werking als bij de overheidscommunicatie. De teksten en campagnes gaan uit van een uitstekende mentale en fysieke conditie. Spoiler alert: de mensen voelen zich nogal belabberd.

Maar daar heeft de overheid geen oren naar. Wie een bijstandsuitkering wil aanvragen, belandt pardoes in een door beleidsmakers opgetuigde apenkooi. Met als leukste hindernissen: zevenhonderd verschillende loketten, de onverbiddelijke afdeling ‘bewijsstukken niet ontvangen’ en om de twee matten een pootjehakende ambtenaar. Ondertussen moeten deelnemers de verwarming een graadje lager zien te zetten en een stronkje broccoli verorberen. Amper halverwege het indrukwekkende parcours liggen de meeste aanvragers al op apegapen langs de kant.

Voor de volhouders zijn er in het daadwerkelijke armoedebestaan nog extra uitdagingen. Willen ze een gesprek met een gemeenteambtenaar, armoedebestrijder of coach? Dan mogen ze vanuit de buitenwijk per fiets (die stuk is) of met het ov (dat te duur is) naar het centrum van de stad komen, waar ze precies op tijd moeten zijn want anders gaat hun beurt naar de volgende patiënt.

Als u echt wilt, kunt u een prima leven hebben

Het ambtelijk procedé put mensen uit. Murw gebeukt belanden ze op bed. Een lekkend plafond als voorlopig vergezicht, dat is wel de metafoor waar het vroeg of laat op uitdraait. Onverwacht komt de overheid nog even op bezoek. Ze gaat niet op de rand van het bed zitten, maar blijft in de deuropening staan. ‘Dag mevrouw, dag meneer’, zegt ze, ‘u kiest er nu voor om niets te doen. Dat mag, we leven in een vrij land. Maar ik wijs u graag nogmaals op onze talrijke regelingen en toeslagen, onze loketten en cursussen, de Voedselbank, de Kredietbank, de armoedebestrijders en coaches. Als u echt wilt, kunt u een prima leven hebben.’

Etterende wond
En daar kom ik aan bij de laatste observatie. De overheid is ‘van mening’ dat ze voldoende doet. Mensen in armoede zien dat anders. Zij zeggen ten minste vier dingen. Eén: al die regelingen zijn pleisters op een etterende wond. Twee: ze zijn hoogdrempelig. Drie: ze beroven je van autonomie en regie. Vier: de oplossingen komen te laat.

Het gaat bijvoorbeeld zo. Iemand heeft niet genoeg geld om het sportabonnement van z’n kind te betalen. Hij kan aanspraak maken op een gemeentelijke regeling. Na lang zoeken vindt hij de goede internetpagina. Daar moet hij vervolgens z’n hele hebben en houden uploaden, inclusief bewijsstukken die onderbouwen dat er écht te weinig geld is. Dan gaat de administratieve molen draaien. Na maanden wachten is er de uitslag. Positief! Het kind is helaas inmiddels uit huis geplaatst.

Helpen bij de Voedselbank
Maar hoe moet het dan wel? Uit de kritiek die mensen in armoede zelf leveren, vallen wel wat suggesties en aanbevelingen voor het ambtelijk apparaat te destilleren. Om te beginnen, zeggen zij, zou het goed zijn dat ambtenaren zich gedegen informeren. Laat ze bijvoorbeeld gedurende een langere periode bij de Voedselbank helpen of gewoon bij mensen op bezoek gaan.

Meteen alvast wat tips voor de juiste vragen. Niet handig: ‘Wat is het effect van financiële stress op uw gezondheid?’ of ‘Wat betekent dat voor uw beslisvermogen?’ Beter is: ‘Hoe ziet uw leven eruit?’ ‘Waar loopt u tegenaan?’ ‘Wat hebt u van ons nodig?’ Terug achter het bureau verweeft de beleidsmaker de ervaringskennis in het beleid.

Mbo- en hbo-studenten voegen met een eigen (veelal minder analytische en meer praktische) kijk op de samenleving iets waardevols toe

In het verlengde daarvan, opperen mensen in armoede, zou het raadzaam zijn meer streetwise beleidsmakers aan te trekken: mensen die het leven in armoede van binnenuit kennen. Ook mbo- en hbo-studenten zouden veel actiever moeten worden geworven. Zij voegen met een eigen (veelal minder analytische en meer praktische) kijk op de samenleving iets waardevols toe.

Ter bevordering van de mentale en fysieke gezondheid van mensen in armoede, kan vervolgens worden gedacht aan het opschonen van de publieke ruimte. Om te beginnen kunnen alle langs de snelweg zwevende M’s worden verwijderd en junkfoodclusters worden verplaatst van achterstandswijken naar welgestelde buurten. Om zorgmijdend gedrag te voorkomen, zou het helpen als het armoedespreekuur in stadscentra wordt vervangen door logistiek in tegenovergestelde richting: zorg- en hulpverleners en coaches gaan zelf naar de mensen toe. De oplossing voor fysiek en mentaal ongerief zou juist weer niet bij de mensen zelf gezocht moeten worden, maar veeleer bij de instituten, systemen en wetten die ze veroorzaken en in stand houden.

Miljarden euro’s en duizenden uren vrijwilligerswerk
Die laatste aanbeveling roept als vanzelf de vraag op waarom de overheid zo’n wirwar aan kostbare regelingen en procedures zou optuigen. De huidige aanpak kost de samenleving jaarlijks alleen al miljarden aan de bestrijding van de schuldenproblematiek. Daar bovenop komen nog honderdduizenden uren vrijwilligerswerk en miljoenen euro’s voor vastgoed- en logistieke kosten, alleen al voor de 172 voedselbanken in het land, om mensen een pakketje ter waarde van misschien dertig euro uit te reiken.

In plaats van telkens opnieuw zwaargehavende mensen op te lappen, kan de overheid haar kwetsbare burgers beter aan de voorkant helpen

Aan het eind van de rit ervaren mensen in armoede de steun en hulp ook nog eens als hoogdrempelig, “pleisters op een etterende wond”, too little too late.

Perspectief en hoop
In plaats van telkens opnieuw zwaargehavende mensen op te lappen, kan de overheid haar kwetsbare burgers beter aan de voorkant helpen. Hoe dan? Met een cliché van jewelste: door perspectief en hoop te bieden.

Het vervangen van de kluwen aan toeslagen – die allemaal achteraf berekend worden – door een basisbedrag vooraf, zou daarvan een heel concrete uitwerking zijn. Daarmee komen een goedgevulde en gezonde boodschappentas, fatsoenlijk onderdak en een schuldenvrij bestaan voor iedereen binnen handbereik. Ook een Europees minimumloon, zoals dat in de maak is, zou helpen. Dat zou neerkomen op veertien euro, in plaats de elf euro en zestien cent die Nederland nu nog als ondergrens hanteert.

Met een paar relatief eenvoudige ingrepen zal iedereen zichzelf in de basisbehoeften kunnen voorzien. De hele mikmak aan armoederegelingen kan bovendien pardoes de prullenbak in. Men spreekt ook wel van een win-winsituatie.

Voor dit artikel sprak de auteur uitvoerig met armoedeactivist Vanessa Umboh en Tim ’S Jongers, directeur van de Wiardi Beckmanstichting (wetenschappelijk bureau van de PvdA), die beiden in grote armoede hebben geleefd. 

Voor deze publicatie ontving de auteur een subsidie van het Steunfonds Freelance Journalisten.

Mijn gekozen waardering € -