De Eerste Wereldoorlog was een bestelling van keizer Wilhelm-II van Duitsland. De man was gek op oorlogsspelletjes en maakte, samen met zijn generale staf, aanvalsplannen voor oorlogen met Frankrijk, Engeland en Rusland. Maar om een ander land aan te vallen moet je een reden hebben, al was het maar voor de bühne. Een drogreden is dan goed genoeg en wat is er dan mooier dan een moordaanslag op een toekomstige collega? Want aartshertog Franz Ferdinand von Habsburg, die op 28 juni 1914 in Sarajevo werd vermoord, was de beoogde opvolger van keizer Franz Joseph-I van de ‘Dubbelmonarchie’ Oostenrijk-Hongarije. En Duitsland was per slot van rekening bondgenoot van dat land.
Uit de Oostenrijkse hoofdstad Wenen drong tot Berlijn de beschuldiging door dat het koninkrijk Servië achter de aanslag zat. Dat zou daartoe opdracht hebben gegeven aan de 19-jarige Bosnische student Gavrilo Princip. Keizer Wilhelm, die wist dat zijn Weense collega problemen met Servië had, riep deze onmiddellijk op om ‘de gouden kans’ te pakken en met dat land af te rekenen. Bij de uitvoering van deze ‘bestelling’ zou hij de geachte bondgenoot wel een handje helpen. Dat zou meteen ook een opening bieden door, om te beginnen, een oorlogsverklaring aan Frankrijk dat via een pact met Rusland bondgenoot van Servië was.
Slaven eisen autonomie
De 84-jarige keizer Franz Joseph had inderdaad een probleem met Servië, het enige land in Zuidoost-Europa dat, na 400 jaar Turkse bezetting, zelfstandig zijn vrijheid had bevochten. Het grensde aan alle kanten aan gebieden die onder Turks of Oostenrijks-Hongaars bestuur stonden. Gesteund door Rusland eisten de daar levende Slavische volken autonomie. En het vrije Servië was hun grote voorbeeld, tot ergernis van de machthebbers in Wenen en Budapest.
Gesteund door Rusland eisten de daar levende Slavische volken autonomie
Franz Joseph had na de aanslag in Sarajevo een aantal eisen aan Servië gesteld, aan de meeste waarvan dat land tegemoet wilde komen. Het had immers net twee uitputtende Balkanoorlogen achter de rug en aan een nieuwe confrontatie had het geen behoefte. De opjuttende telegrammen uit Berlijn deden echter de houding van Oostenrijk-Hongarije, toch al geïrriteerd door Servische successen tijdens de Balkanoorlogen, snel verharden.
De Wereldoorlog begint
Op 28 juli 1914, precies een maand na de aanslag in Sarajevo, opende het de aanval op Servië. De Duitse keizer had zijn zin en twee weken later waren de bondgenoten in oorlog met respectievelijk Servië, Rusland, Frankrijk, Engeland, België en Montenegro. De wereldoorlog was begonnen. Volgens de Weense propaganda, die nog tot op de dag van vandaag veel gehoor vindt, werd het startschot gegeven door ‘de Servische nationalist Princip’.
Zoals overal in de Oostenrijks-Hongaarse ‘Slavische landen’ was ook op de Balkan een beweging voor autonomie ontstaan. Daar streefde men naar eenheid van alle Zuidslavische volken, zij het onder de paraplu van Wenen. Motor achter die beweging was de Kroatische bisschop, en rector van de Universiteit van Zagreb, Jozef Strossmayer. In Bosnië, dat nog steeds onder Turks bestuur stond, zochten velen eveneens Zuidslavische eenheid. Maar dan wel in een onafhankelijke, rond Servië geprojecteerde, Joegoslavische staat.
Turken verlaten Bosnië
Dat ideaal was al een stuk naderbij gekomen door het Congres van Berlijn (1878). Op dat Congres, bedoeld om na een serie oorlogen weer orde in Europa te scheppen, werd een flink stuk van Europees Turkije ontmanteld. Zo werden de Turken gedwongen om Bosnië, waar in vier eeuwen Turkse overheersing een belangrijk deel van de bevolking geïslamiseerd was, weer te verlaten.
Een deel van de Bosnische bevolking beschouwde Servië als haar natuurlijke moederland
Wenen vreesde echter dat een vrij Bosnië zich uit eigen beweging zou aansluiten bij Servië. Een deel van de Bosnische bevolking beschouwde Servië als haar natuurlijke moederland. Dat gold ook voor veel moslims die niet waren vergeten dat hun voorouders Serven waren. Verenigd met Bosnië zou de magneetwerking, die Servië op de Slavische volken binnen het keizerrijk had, alleen maar toenemen en daarmee ook de onrust.
Militair bestuur over Bosnië
Om de Servische ambities bij voorbaat de kop in te drukken kreeg Oostenrijk-Hongarije met steun van de Duitse keizer- ook toen al bondgenoot- voor 30 jaar militair bestuur over Bosnië. Weliswaar formeel in een gedeelde soevereiniteit met Turkije maar dat land had nog maar weinig in de melk te brokkelen. Servië, dat in 1876 en 1877 nog twee uitputtende oorlogen met Turkije had gevoerd, kreeg tijdens het Congres niet eens het woord.
Het Oostenrijks-Hongaarse beheer over Bosnië riep niet alleen de gramschap op van Servië, maar ook van veel Bosniërs die de Oostenrijkers en Hongaren als vijanden beschouwden. Op de binnentrekkende soldaten werden talrijke aanslagen gepleegd en daarbij vielen ook doden. Bosnische Moslims die, omdat ze geen andere nationaliteit ‘voelden’, zichzelf als Turken beschouwden emigreerden naar Turkije.
Turks machtsherstel
Een staatsgreep in Istanbul, in juli 1908, van jonge Turkse officieren en hoge ambtenaren, werd in Europa gezien als een mogelijke voorbode van Turks machtsherstel. Met name Habsburg vreesde een terugkeer van Turkije naar Bosnië. In 1908 liep immers ook het dertigjarig mandaat over Bosnië af en het Oostenrijks-Hongaarse leger zou zich uit Bosnië moeten terugtrekken. De Turken, die formeel de macht in Bosnië nog steeds deelden met het keizerrijk, zouden in rechte hun oude posities weer kunnen innemen.
Opnieuw gesteund door Duitsland besloot Wenen daar een stokje voor te steken door Bosnië simpelweg te annexeren. Maar deze keer haalde het zich niet alleen de woede van Servië en de Bosniërs op de hals. Frankrijk, Engeland en Rusland zagen in de annexatie een verstoring van het toch al wankele machtsevenwicht in Europa.
‘Jong Bosnië’ wil steun van Servië
In Bosnië zelf organiseerden voorstanders van Zuidslavische eenheid, verenigd in organisatie ‘Jong Bosnië’, grote demonstraties. Daarbij werden Oostenrijkse en Hongaarse vlaggen verbrand. Het aantal aanslagen op vertegenwoordigers van wat als een bezettingsmacht werd gezien nam hand over hand toe.
Aanhangers van ‘Jong Bosnië’, onder wie de negentienjarige Gavrilo Princip, vroegen en kregen de steun van officieren van het Servische leger. Deze hadden binnen dat leger een geheime organisatie gevormd, ‘de Zwarte Hand’. Zij streefden eveneens naar een Zuidslavische staat – maar dan wel onder leiding van Servië en met de Servische koning als vorst. In 1903 hadden zij de toenmalige koning Aleksandar Obrenovic en zijn echtgenote omgebracht en wisten hoe je samenzweringen moest organiseren.
‘Zuidslavische nationalist’
In tegenstelling tot wat Wenen beweerde ging het initiatief tot de aanslag in Sarajevo uit van de ‘Jonge Bosniërs’ en niet van de Zwarte Hand. Gavrilo Princip loste het dodelijke schot in naam van een toekomstige Zuidslavische staat die een andere was dan de Zwarte Hand voor ogen stond. Over de inrichting van die staat bestonden bij de Bosniërs nog geen vastomlijnde ideeën.
Gavrilo Princip loste het dodelijke schot in naam van een toekomstige Zuidslavische staat
Zoals Princip het tijdens zijn proces in Sarajevo formuleerde: ‘Ik ben een Zuidslavische nationalist en ik streef naar vereniging van alle Zuidslaven, in wat voor staatkundige vorm dan ook, en naar bevrijding van de bezetting door Oostenrijk’. Op een vraag van de advocaat van een medeverdachte antwoordde hij vervolgens: ‘Natuurlijk heeft Servië, als het reeds bevrijde deel van Zuidslavië, de morele plicht om te helpen die vereniging tot stand te brengen. Om te zijn wat Piëmonte was voor de vereniging van Italië…”