‘Het valt me alles mee, ze spelen over. Ik had pupillenvoetbal verwacht.’ De vader langs de lijn is positief verrast. Zijn dochter speelt voor het eerst mee bij de M011, de E-pupillen van SDW in Amsterdam-West. Inderdaad: de zeven meiden in het team rennen niet als een wolk achter de bal aan. Het is het resultaat van een seizoen lang twee keer per week trainen. Er is van tevoren besproken wie er ‘voor’ speelt en wie ‘achter’.
Ander vooroordeel: meisjes die voetballen, zijn meiden die liever een jongen zouden zijn. De tegenstandsters hebben fuchsiaroze kousen over hun scheenbeschermers getrokken en dragen zonder uitzondering hun haar in een paardenstaart. Als de keeper zich verveelt, maakt ze een radslag. In de rust strikt de spits de veters van haar roze voelbalschoenen en schikt haar Neymar-style haarband. Sommigen hebben een shirt met een naam en rugnummer. Een meisje speelt met de naam Abdullah op de rug.
Leonne Stentler (30) had ook een broer die voetbalde. ‘Als meisje op voetbal gaan, was toen nog niet zo heel gewoon. Sommigen mochten ook gewoon niet en gingen dan maar op turnen of hockey.’ Stentler mocht wel voetballen, en kwam in een jongensteam terecht. ‘Dan lachten de tegenstanders hun teamgenoot uit, omdat ze tegen een meisje stonden. Dat kregen die jongens tijdens die wedstrijd dan wel van mij terug. Zo dwong je respect af.’
Altijd one of the guys
Stentler was goed, en niet alleen maar goed ‘voor een meisje’. Ze speelde op hoog niveau: tot 3e Divisie landelijk bij de jeugd. Ze voelde zich in het jongensteam altijd one of the guys. ‘Sommige tegenstanders hadden ook een meisje in het team. Ik kon me er echt op verheugen om tegen die teams te spelen. Met zo’n meisje voelde ik een soort verwantschap.’ Op haar 19de moest Stentler overstappen. Dat was wennen. ‘Heel gezellig. Maar als vrouwen onderling een ding hebben, dan kan dat een heel seizoen doorzeuren.’ In jongensteams worden zaken direct afgehandeld, is haar ervaring. ‘Ze gaan er hard in, maar daarna geef je elkaar een hand en is het meteen over.’
Toen ze profvoetbal ging spelen, viel voor Stentler alles op zijn plek. “En het is heel leuk met elkaar, maar op het hoogste niveau ga je echt voor het winnen.” Leonne Stentler speelde in het Nederlands elftal, bij ADO Den Haag en later bij Ajax. Nederland heeft sinds 2007 een vrouwencompetitie betaald voetbal waaraan acht clubs meedoen.
Hoewel er in heel veel districten van de KNVB tegenwoordig meidencompetities zijn, stimuleert de voetbalbond voor toptalent dat meiden meespelen met jongensteams. ‘In een meidenteam kan het niveauverschil gewoon groot zijn. Heeft een meisje ambitie om goed te spelen, dan is ze bij jongens beter op haar plek,’ zegt Minke Booij, KNVB-manager vrouwenvoetbal. Maar om meer meisjes te laten voetballen, zijn meidenteams juist nodig om de sport aantrekkelijk te maken.
‘Bij voetbalclubs moeten vrouwen echt hun plek veroveren’
Dat lukt behoorlijk goed. Meidenvoetbal maakt een stormachtige groei door. Afgelopen seizoen alleen al groeide het aantal vrouwelijke leden van de KNVB met ruim zes procent. Nederland is met bijna 150.000 speelsters het op drie na grootste vrouwenvoetballand van Europa. ‘Het is een manier voor meiden om iets met elkaar te doen, en het is stoer,’ probeert KNVB-manager Vrouwenvoetbal Minke Booij de trend te verklaren. Bovendien: ‘Voetbal is laagdrempelig: je hebt er bijna niks voor nodig en iedereen kent het.’ Oud-hockey-international Booij was als kind zelf ook altijd buiten aan het voetballen, maar ging toch hockeyen. ‘Binnen hockeyclubs zijn vrouwen en mannen in aantal gelijk, dus is er binnen clubs evenveel aandacht voor allebei.’ Weliswaar hockeyen bijna evenveel vrouwen en meisjes als dat er voetballen, rond de 150.000, maar bij de KNVB zijn mannen met ruim een miljoen leden veruit in de meerderheid. Bij hockeyclubs is dat meer in evenwicht. ‘Bij voetbalclubs moeten vrouwen dus echt een plek veroveren,’ zegt Booij.
Ook televisiemakers Alieke van Saarloos en Sia Hermanides is het opgevallen hoe snel het meidenvoetbal is gegroeid. Zes jaar geleden moesten ze veel moeite doen om voetbalsters te vinden, die wilden meespelen in een pilot van een serie over twee meisjes op een voetbalclub met verschillende achtergronden, die verliefd op elkaar worden. Zes jaar later konden ze voor het vervolg van de pilot, de serie Voetbalmeisjes, op een castingdag kiezen uit vierhonderd meiden in de leeftijd van 13 tot 15 jaar. ‘Er bleken ineens veel meer meiden te voetballen,’ zegt Van Saarloos.
In Voetbalmeisjes, vertellen Van Saarloos en Hermanides de verhalen van elf meisjes in een voetbalteam. De serie was tot eind 2016 op televisie, maar is nu nog te zien via Uitzending Gemist. Het decor van een voetbalclub is niet voor niks gekozen. ‘Voetbalclubs zijn de enige plekken in Nederland waar alle culturen en lagen van de samenleving nog samenkomen.’
Ook komen de vooroordelen tegen vrouwenvoetbal aan de orde. Zoals van het hoofdveld gestuurd worden omdat een ‘belangrijker’ (lees: jongensteam) daar moet spelen. Ook worden ze langs de lijn uitgelachen. ‘Wij moeten ook rokjes gaan dragen,’ oppert een van de speelsters van FC Athena als ze ziet dat een hockeywedstrijd wel serieus publiek trekt. Als ze er bij een volgende wedstrijd uitzien alsof ze een avondje gaan stappen, gaat het uiteraard mis: de rokjes kruipen op en de lachers langs de lijn lachen nog harder.
Het stoere voetbalmeisje is inmiddels niet meer alleen op de voetbalvelden te zien. Ze is gemeengoed aan het worden. In een reclame voor Peijnenburg ontbijtkoek ploetert een dochter zich in voetbaltenue door de regen. ‘Afgelast’, zegt ze teleurgesteld als haar vader een plakje koek voor haar afsnijdt. In de ‘Effies’ kinderboekenserie voor beginnende lezertjes van Vivian den Hollander, waarin voorheen jongensvoetbal, meidenhockey, een balletmeisje en een paardenmeisje de hoofdrol speelden, komt er nu een meidenvoetbalserie ‘Meiden aan de bal’.
‘Strakke truitjes en rokjes gaan te ver voor voetbalsters’
Maar toch lopen iedere zaterdag op de Nederlandse voetbalvelden meiden rond alsof ze de kleding van hun broer hebben geleend. Shirts reiken tot aan de ellebogen en worden om nog een schijn van taille te wekken, in de broek gepropt. Die voetbalbroeken hebben weliswaar een binnenbroek, maar daarvan is de functie Leonne Stentler altijd ontgaan. De communicatiewetenschapper hing na een langdurige blessure haar voetbalcarrière aan de wilgen en kwam mensen tegen die een markt zagen in die 150.000 voetbalsters in Nederland. Een ervan is eigenaar van het zwangerschapskledingmerk Noppies. Samen maakten ze outfits waarin vrouwen wel comfortabel kunnen voetballen: Liona soccer, met kortere, strakke mouwtjes en een vrouwelijke v-hals. Stentler en haar compagnons keken met een schuin oog naar de outfits van hockeyvrouwen. ‘Strakke truitjes en rokjes gaan te ver voor voetbalsters,’ lacht de oud-international. Maar de broekjes hebben daaronder, net als hockeyrokjes, een strakke slidingbroek. Een vrouwenvoetbalbroek heeft bovendien een bredere tailleband, die beter afkleedt en bij het ingooien de buik niet blootgeeft. Sinds de lancering in mei lopen de profspeelsters van Telstar en Twente al in de Liona-tenues en is er op verzoek van een klant ook een scheidsrechterpak op de markt gebracht. Leonne Stentler vindt het ‘bijna niet te geloven’ dat dat er nog niet was. De droom: ‘Dat een nationaal team in een tenue van ons gaat spelen.’
‘Zelfs bij Ajax ontbreekt nog steeds een infrastructuur voor getalenteerde voetbalsters’
Ajax staat met nog een wedstrijd te gaan, bovenaan in de Eredivisie vrouwen. Terwijl sterspeelsters Daphne Koster en Anouk Hoogendijk de kantine op Sportpark De Toekomst binnen komen lopen voor de thuiswedstrijd, vertelt manager Marleen Molenaar over de onlangs gehouden talentendagen voor meisjes. De belangstelling was enorm, zo vertelt de oud-international die eerst bij AZ het vrouwenvoetbal op de kaart zette. Na het verdwijnen van het vrouwenteam daar, stapte ze over naar Ajax.
Afgelopen oktober organiseerde de Amsterdamse club talentendagen voor meisjes van 7, 8 en 9 jaar. Een jeugdopleiding zoals bij de jongens kan de club niet bieden, maar wel een serie trainingen door de speelsters van Ajax Vrouwen en advies aan ouders en meiden wat te doen met het talent. Molenaar vindt dat talentvolle meisjes nog steeds beter af zijn in een jongensteam. Want zelfs bij Ajax ontbreekt nog steeds een infrastructuur voor getalenteerde voetbalsters. ‘Het zou heel mooi zijn, een beloftenteam voor de Ajax Vrouwen,’ zegt Molenaar. ‘Maar nu is de capaciteit er nog niet.’ De club is er nog niet klaar voor. ‘Als Ajax zoiets doet, dan moet het ook goed gebeuren.’
Alle speelsters hebben nu een contract, maar daarmee verdienen de voetbalsters volgens Marleen Molenaar niet genoeg om zichzelf van te onderhouden. Wel levert het wel genoeg op om zich te kunnen veroorloven de ochtenden te komen trainen, in plaats van ’s avonds na het werk of de studie. Dat ‘haar’ vrouwen van voetbal hun beroep kunnen maken, zou een wens zijn van teammanager Molenaar. Molenaar snapt dat vrouwen een ander inkomen hebben dan de vrouwen.
Hoofdveld
Spelen op het hoofdveld in de ArenA is geen optie. Maar Molenaar hoopt wel op een plek op het hoofdveld van De Toekomst, de opleidingsplek van Ajax naast de ArenA. Dat biedt plek aan meer toeschouwers op een overdekte tribune, zodat het aantrekkelijk wordt voor toeschouwers om te komen kijken. Maar op het hoofdveld zijn Jong Ajax en de A1 en B1 al geprogrammeerd. Drie teams is voorlopig het maximale dat het veld aankan. Vandaar dat de vrouwen voor hun Eredivisiewedstrijden op het naastgelegen kunstgrasveld zijn aangewezen. ‘Als team moeten we een plek krijgen in het DNA van de club. Dat heeft tijd nodig.’
Wat zou helpen, meent Marleen Molenaar, is het winnen van een Olympische titel, een WK of EK, dat van de zomer in Nederland wordt gehouden. Maar daarvoor moeten de Nederlandse vrouwen dus nóg beter worden. Volgens de Ajax-manager moeten we het vrouwenvoetbal niet teveel tegenover het mannenvoetbal zetten. ‘Het is gewoon niet te vergelijken. Het is niet alleen voor vrouwenvoetbal lastig om het op te nemen tegen mannenvoetbal. Dat geldt ook voor vele andere sporten.’
Dit artikel verscheen eind vorig jaar in Opzij, deze versie is geactualiseerd.