Onlangs woonde ik voor het eerst een Braziliaanse begrafenis bij. Dat was nogal een cultuurschok.
In een land waar men, om het maar eens diplomatiek te zeggen, graag de tijd voor dingen neemt is een uitvaart het toppunt van efficiëntie. Wie ’s ochtends overlijdt ligt dezelfde middag nog onder de zoden.
Dat heeft natuurlijk alles te maken met het tropische klimaat. Rouwcentra waar een overledene gekoeld opgebaard kan liggen zijn er niet of nauwelijks, dus wordt de dode gewoonlijk binnen vierentwintig uur begraven of gecremeerd. Dat betekent dat er voor de nabestaanden nauwelijks tijd is om afscheid te nemen; een rouwadvertentie in de krant zetten is mosterd na de maaltijd.
Stomtoevallig was ik erbij toen een vriend, de eigenaar van de sportschool waar ik train, te horen kreeg dat zijn vader, een oud-luchtmachtofficier van vierennegentig die al twee weken met longontsteking in het ziekenhuis lag, zijn laatste adem uitgeblazen had. De wandklok boven het rek met gewichten gaf aan dat het negen uur ’s ochtends was.
Tijd voor tranen was er niet; er moesten mensen gebeld worden. Ik en nog een paar aanwezige sporters werden ingeschakeld om intimi uit het ledenbestand te vertellen dat de begrafenis nog dezelfde middag zou plaatsvinden.
Welgeteld zes uur later, om klokslag drie uur ’s middags, begon de plechtigheid in de Jardim da Saudade, ‘De Tuin van het Gemis’, een uitgestrekte begraafplaats op een heuvel die uitzicht biedt op het moderne zakendistrict van Salvador. Daar, in kapel E – de vijfde van een zestal kapellen waarin tegelijkertijd begrafenisplechtigheden plaats kunnen vinden – hield een aan de begraafplaats verbonden pastoor een korte uiteenzetting. De genodigden, de meesten in vrijetijdskleding, keken met hun handen op hun rug naar hun voeten.
Na het praatje van de pastoor volgden we een golfkarretje naar een keurig aangeharkte dodenakker, waar een viertal in – u leest het goed – fel oranje uniformen gestoken doodgravers de kist vakkundig in het graf liet zakken. Er werden een paar handen aarde op de kist geworpen, en dat was dat. Een in net pak gestoken functionaris deelde mee dat de plechtigheid afgesloten was; de aanwezigen liepen terug naar de parkeerplaats. Ik keek zo onopvallend mogelijk hoe laat het was. 15:24. Vierentwintig minuten: dit was met stip de snelste uitvaart die ik ooit bijgewoond had.
Na afloop geen koffie, geen hoestcake, zelfs geen slokje water. Nog geen half uur nadat de overledene ter aarde besteld was waren de nabestaanden onderweg naar huis – elk naar zijn eigen huis.
Wellicht had het relatieve gebrek aan emotie dat me tijdens de hele ervaring toch wel redelijk versteld deed staan te maken met het feit dat de overledene de mooie leeftijd van vierennegentig bereikt had. Toch zette de sneltreinvaart waarmee overlijden en uitvaart aan de Braziliaan voorbijtrekken me aan het denken. In Nederland besteden we dagen aan het schrijven van rouwkaarten, aan het kiezen van een kist, aan het regelen van bloemen, aan het stilstaan bij de dood. In Brazilië wordt het gewone leven dezelfde dag nog weer opgepakt. Gek genoeg wordt de dood daar gewoner van.